9 zijn er meer marktschepen gekomen. Waarom is nu wijziging der veror dening noodig? Omdat anders alle ligplaatsen bezet worden door schepen van mensehen, die tijdelijk in de gemeente verblijven, terwijl de schepen van handelarendie hier wonen en hunne pakhuizen hebbenniet kunnen lossen. De eerstgenoemden beletten dus den handel van de laatstenvoor wie zoodoende concurrentie feitelijk onmogelijk wordt. Ziedaar den eigenlijken toestand. Wil men dus de concurrentie hare vrijheid laten, dan moet men zorgen dat de ruimte voor de pakhuizen open blijft voor de handelaren. Anders trekt men feitelijk bandelaren, die buitenaf wonen, voor 'boven eigenaren van pakhuizen in deze gemeente. De heer Van Heukelom. Om de vrijheid der concurrentie te handha ven, wil de vorige spreker dus de concurrentie van anderen afsnijden. De marktschepen mogen niet in de Heerengracht liggen. Men belemmert ze dus daar hunne negotie te drijven, en bevordert alzoo den handel der requestranten niet ten bate van het publiek. De Voorzitter, Ik zou dat tot zekere hoogte kunnen toegevenals de tbans voorgestelde plaats slechter was dan de vroegere. De Oude Ve9t is eene uitstekende plaats om te markten. Burg. en Weth. deelen het gevoelen van den heer Juta, namelijk dat door den tegenwoordigen toestand onze handelaren worden benadeeld. De heer Juta. Billijker kan men trouwens niet handelen. Waar er geene ruimte genoeg is voor de marktschepen en voor die der eigenaren van pakhuizen kan men wel den eersten eene andere plaats aanwijzenmaar toch niet vergen dat de eigenaren hunne pakhuizen verplaatsen. De voordracht wordt hierop met 16 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Van der Zweep, Wilhelmy Damsté, Van Heukelom en Goudsmit. VIII. Verzoek van Mej. C. M. H. J. Gersen, om ontslag als onder wijzeres 2de klasse aau de meisjesschool der 1ste klasse. (Zie Ing. St. n". 23.) Zonder hoofdelijke stemming wordt het ontslag eervol verleend. IX. Idem van Dr. J. Verdam, om ontslag al9 praeceptor aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. n°. 24.) Zonder hoofdelijke stemming wordt het ontslag eervol verleend. De Voorzitter. Hiermede zijn de onderwerpen aan de orde afgehan- deld. Verlangt nog iemand het woord? De heer Hartevelt. Ja, Mijnheer de Voorzitter! Ik heb in de lees kamer gevonden een model, dat dienen moet voor het kohier van de plaat selijke directe belastingen voor 1878. Of dit daar was nedergelegd ter inzage voor de leden van den Gemeenteraadof dat het bij toeval daar lag, weet ik niet. Zooveel is zeker dat ik het heb zien liggen en de vrijheid genomen heb het in te kijken. Daaromtrent nu wensch ik een voorstel te doen. Behalve vier kolommen voor het doorloopend Dom mer, het straatnommer, de namen en de voornamen, kwamen er, als vijfde kolom op voor: bedrag van het zuiver inkomen, en als zesde: klasse. Ik wenschte nu voor te stellen er alsnog twee kolommen bij te voegen, zoodat èn voor het bedrag van het zuiver inkomen èn voor de klasse elk twee kolommen bestemd wordenéén volgens eigen aangifte en één voor ambtshuiven aanslag. Ziehier waarom. Als wij het stelsel van volledige publiciteit willen huldigen, wat mij althans hoogst wenscbelijk voor komt, moeten die twee kolommen meer noodzakelijk op het kohier voor komen, ook voor het mogelijke geval dat Burg. en Weth. zouden voor stellen het kohieralsvorens het ter visie wordt gelegdin handen van de Commissie van Financiën te stellen. Dan toch zou die Commissie daar door een noodige leiddraad verkrijgen en weten wie zelf aangifte heeft ge daanen wie ambtshalve is aangeslagen. Dit is ook wel uit de bescheiden te vinden, maar niet zonder veel zoeken. Ik wensch dit denkbeeld aan het oordeel van Burg. en Weth. te onderwerpen, en hoop dat het bij heu in gang zal mogen vinden. De heer De Fremery. Burg. en Weth. hebben de zaak zeer ampel be sproken en gemeend de onderscheiding, door den vorigen spreker aangege ven, als niet beboorende tot het voorschrift der verordening, niet temogen opnemen. Ik weet wel dat de verordening de bevoegdheid geeft om of ambtshalven aanslag te vragen of wel zelf aangifte te doen. Maar dat van die onderscheiding in het kohier zou moeten blijken, volgt noch uit de discussion, die gevoerd zijn, noch uit de voorschriften van de verordening. Daarom hebben Burg. en Weth. bezwaar gemaakt om die onderscheiding in het kohier op te nemen. Acht de Baad baar echter gewenscht en noo dig, dan zou er wellicht mogelijkheid bestaan aan dat verlangen te voldoen door liet onderscheid met een letter aan te geven. Alles wat voor het kohier noodig was, is toch reeds aangeschaft en gedrukt, ja zelfs is voor een gedeelte van wijk I het kohier al ingevuld. Het zou dus veel moeite, kosten en oponthoud geven, wanneer nu een besluit werd genomen waardoor een ander model noodig werd. Maar de aanwijzing op het tegenwoordig model is toch mogelijk, door onder den ambtshalven aanslag een a te plaatsen terwijl, als die aanwijzing ontbreekt, de beteekenis daarvan isdat er eigen aangifte is gedaan. Mijne medeleden kunnen dan toch nazien wat de Voor zitter van de Commissie van Financiën verlangde. Ik zou daartegen geen bezwaar hebben. *Ik weet echter niet, hoe mijne medeleden in het Dageiijksch Bestuur er over denken. De Voorzitter. Ik zou eene beslissing omtrent dit punt nu eenigszins prematuur vinden. Bij Burg. en Weth. is daaromtrent nog geene beslissing genomen. De heer Van Iterson. Het voorstel van den heer Hartevelt verdient, dankt mijaanbeveling. In elk geval zal die aanwijzing niet zonder betee kenis zijn voor de Commissie van Financiën en voor de leden van den Baad. Maar de heer Hartevelt heeft nog een ander punt ter sprake gebrachtwaarop ik wel antwoord zou wenschenof nl. bij Burg. en Weth. het voornemen bestaat de kohierenvoordat zij ter visie liggen in handen van de Commissie van Financiën te stellen. De Voorzitter. Dat is tot nog toe nooit geschied. De heer Van Iter9on. Daarom vraag ik juist, of het na zal geschieden. De Voorzitter. Het zou eene afwijking zijn van de gewoonte, die door Burg. en Weth. nog niet is besproken. De heer Van Iterson. Mij zou zij toch wel wenschelijk voorkomen. Wellicht zou de behandeling der zaak er ook door bekorten, indien de Commissie van Financiën omtrent eventueele bemerkingen in overleg trad voordat het tot openbare behandeling kwam. De heer De Laat de Kanteu. Ik geloof dat er groot bezwaar in ge legen is het kohier in handen van de Commissie van Financiën te stellen. Wil haar onderzoek iets beteekenendan moet het zeer laDg duren. Gaat de Commissie toch slechts bier en daar een kijkje nemen of enkele hoogst saillante gevallen na, dan heeft het geen nut. Burg. en Weth. zijn nu met het onderzoek bezig; zij kunnen dus beoordeelen wat het onderzoek betee- kent. Als de Commissie van Financiën aan het voorloopig kohier vier weken lang eiken dag, en dan den gebeelen dag, wijdt, dan durf ik zeggen dat het onderzoek nog maar zeer oppervlakkig zou kunnen zijn. En het behoeft geen betoog dat een dergelijk onderzoek voor de leden der Com missie onmogelijk i9. Ik geloof dat het beter zal zijn, wanneer, even als tot nu toe geschieddealleen de reclamation in handen van de Commissie van Financiën gesteld worden. De heer Van Iterson. Maar zou aan dat bezwaar niet kunnen worden tegemoet gekomen door stuksgewijze het kohier in handen der Commissie van Financiën te stellen, naarmate het gereed komt? De heer De Laat de Kanter. Er is geen kohier voordat het voor loopig door Burg. en Weth. is vastgesteld. De heer Van Iterson. De eindcijfers doen er toch niets toe; dat is eene quaestie van berekening. De heer De Laat de KaNTEb. Het kohier wordt door Burg. en Weth. voorloopig vastgesteld. Daarna eerst kan er quaestie zijn van onderzoek. Wil de Commissie van Financiën er zich dan mede belastenik heb er geen bezwaar tegen. Integendeel. Hoe meer tijd zij er aan besteedt, hoe aangenamer het mij zijn zal; het zal ons dan voor een volgend jaar aan zienlijk minder werk geven. Maar ik acht het niet uitvoerbaar. Wanneer het onderzoek iets beteekenen wil, zal er te veel tijd mede verloopen. Kan de Commissie dien tijd er niet aan besteden, dan wordt het onderzoek wat men gewoon is een wassen neus te noemen. De heer Van Iterson. Uit hetgeen de beer Hartevelt straks zeide meende ik te mogen opmaken dat de Commissie van Financiën bereid was die zware taak te aanvaarden. Wellicht wenscht de heer Hartevelt zich daarover nog nader te verklaren. De heer Hartevelt. Ik heb mij niet in dien geest uitgelaten. Ik heb gezegd: onderstel de mogelijkheid dat de Commissie van Financiën om advie9 werd gevraagd, dan zou hare taak vergemakkelijkt worden door bet aanbrengen van de onderscheiding. Maar de Commissie is geenszins op het veelomvattende werk gesteld. Zij gevoelt dat het een tijdroovende arbeid zal zijndien zij misschien zeifs zal moeten opgeven. Al wat na reeds door Burg. en Weth. is gedaan, en nog gedaan zal worden, zou van nieuws af aan door de Commissie van Financiën moeten geschieden. De beer Driessbn. Het blijkt nu dat het nog altijd twijfelachtig is, of het kohier gepubliceerd zal worden al dan niet. Burg. en Weth. zijn het daarover nog niet eens. Ik wenschte wel te vragen van wie de beslissing na zal afhangenvan Burg. en Weth. of van den Baad. De Voorzitter. Wanneer Burg. en Weth. eene beslissing hebben ge nomen en de Baad daartegen bezwaar mocht maken, zullen Burg.en Weth. m.i. bet denkbeeld van den Baad huldigen. De heer Driessen. Ik doe de vraag, daar zij mij herhaaldelijk is voor gelegd, zonder dat ik in staat was er antwoord op te geven. De Voorzitter. De zaak is bij Burg. en Weth. nog niet besproken. De heer De Laat de Kanter. De Baad zal in elk geval moeten be slissen. Het voornemen van Burg. en Wetb. is zeker niet het voorbeeld van Amsterdam te volgen. Wel is door hen gesproken over geheele pu bliciteit, zooals te Leeuwarden en Arnhem, waar de kohieren gedrukt ver krijgbaar zijn, doch niet in den zin alsof het voornemen zou bestaan om dienaangaande een voorstel aan den Baad te doen. Maar als men vreezen mocht dat Burg. en Weth. voornemens zijn te handelen als in Amsterdam is [geschieddan kan men gerust zijn. Daaraan denkt niemand van ons, Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 14