8 worden is. Wjkarom wordt de plaatsing van het station nu weer ter -sprake gebracht? Ik meende maar ik kan mij vergissen dat het eene,uitge- maakte zaak was, zoowel volgens de concessie als naar de voorwaarden door ons indertijd gesteld, dat alle treinen der lijn LeidenWoerden zouden vertrekken van en aankomen aan een gemeenschappelijk station met de Hollandscbe IJzeren Spoorweg-Maatschappij. In dien zin althans heb ik de bepalingen betrekkelijk de aansluiting opgevat en velen deden dit met mij. Natuurlijk doet de maatschappij LeidenWoerden aan deze opvatting niets te kort door bovendien nog een station te bouwen buiten de Wittepoort of elders. Indien men echter, komende van de richting van Haarlem, aan het station der Holtandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij moet uitstappen aldaar geen plaatsbiljet kan bekomen naar Woerden en alzoo door de stad moet wandelen of rijden om tot bet andere station te komendan vervalt daarmede de veel besproken aansluiting. De Voorzitter. Ik wensch den heer Van Iterson onder hét oog te brengen datindien bij het verleenen van de concessie en van bet subsidie eene voorwaarde was gesteld als door hem bedoeld wordter voor Burg. en Wetli. geen enkele reden zou bestaan om den brief van de directie der Hollandscbe Spoorweg-Maatschappij ter sprake te brengen. Zij hadden dit echter nergens in de stukken gevonden. De geachte spreker heeft zeker op het oog de voorwaarden, die gesteld zijn omtrent het doorloopen der treinen naar het station van den Hollandscben Spoorweg. Trouwens over de plaatswaar het hoofdstation zou komenkon nog niet beslist wor den want concessionarissen wisten immers niet welke voorwaarden de Raad van Administratie der Hollandsche Spoorweg-Maatschappij stellen zou. Alleen liet doorrijden der treinenhet rechtstreekscli vervoer van personen en goederen per spoorweg is verzekerd geworden door de gestelde voor waarden. Meer werd niet verlangd. De beer Van Iterson. En zal dat in omgekeerde richting ook plaats hebben P De Voorzitter. Voor het doorreizend publiek is de verbinding verzekerd. Deze quaestie beeft niets met het station te maken. De heer Van der Zweep. Ik lees dat daar niet uit. Hit den brief der concesssionarissen lees ik. dat aan het station der Hollandscbe Spoorweg- Maatschappij geene kaartjes enz. verkrijgbaar zullen zijn. Dan zullen die plaatsbiljetteo ook niet in Haarlem en tusschenliggende plaatsen worden afgegevenen dan zitten do reizigers op den Hollandschen Spoorweg er mede evenals in den Haag, waar men per vigilante de verbinding tusscben de beide stations onderhoudt. Dat is dus, geloof ik, ook de bedoeling hier. De heer Van Itebson. Ik vrees cok dat dit zoo zal zijn. Nu 19 het nog tijd om beter ingelicht te worden. Ik ben anders bang, dat wij er een beetje zullen inloopen. De Voorzitter. Wij hebben immers geconditioneerd dat er vier treinen zouden aansluiten. De heer Van Iterson. Het denkbeeld van aansluitende treinen is zeer rekbaar, zoodat ik bet gaarne nader gepreciseerd zag. Zoo spreekt b. v. iemand, die tegenwoordig van bier naar Utrecht reist, van een trein, die te 's IIage aansluit aan het Rijnspoor, en bedoelt daarmede dat hij aldaar juist tien tijd heeft om met eene vigilante van het eene station naar het andere te rijden, De Voorzitter. Men moet niet uit het oog verliezen dat de aansluiting van treinen nooit zóó geregeld kan worden dat de reizigers niet zouden moeten wachten. Dit zou eene onmogelijke eisch zijn. De heer Krantz. Ik ben van hetzelfde gevoelen als de heer Van Iterson en wordt daarin versterkt door den brief van de spoorweg directie. Zij heeft het ook zóó opgenomen en ondervindt nu eenige moeielijkhedenwaarom zij het voorstel doet het station aan de Wittepoort te plaatsen. Het doet mij genoegen dat de Holl. Spoorweg-Maatschappij in haar adres wijst op de bezwaren, die uit de toestemming tot het plaatsen van een tweede station zullen voortvloeien. Ik zal echter daarover nu niet verder uitweiden. De heer Eigeman. Mijnheer de Voorzitter. Indien gij verdere discussie over het aan te houden nommer toestaat, wil ook ik gaarne daarover een enkel woord zeggen. Er is bij mij eene vrees, dat de vraag van het Be stuur van de Spoorweg-Maatschappij LeidenWoerden, zoo het schijnt welwillend gedaan, iets verbergt. Stemt de Raad vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan zie ik er van komen, dat wij bij het bedoelde personen-station aan het eind der baan zullen staanen er vooreerst niets komen zal van de verdere verbinding, die gij weet dat volgens con tract verplichtend is. Van de werken voor die verbinding is nog niets te zien. Geeft de Raad toe om het contract derwijze te veranderendan valt het gemakkelijk ook reden te vinden om het rechtstreekse!)e verkeer, dat volgens de bepaling niet anders moet plaats hebben dan per spoorweg, zóó uit te voeren dat vigilante en voertuig in de plaats worden gesteld. De Raad moet zich houden aan de voorwaarden van bet contract. Deze voorwaarden hadden invloed op het verleenen van een subsidie van f 100.000. Wil het Bestuur der Maatschappij verandering makendat de lijn niet verder gaat, en kan de Raad daaraan toegeven, dan zal wel degelijk ter sprake dienen te komen in hoever die verandering van invlced kan zijn op het al of niet verleunen van het subsidie. De Voorzitter. Ik moet den heer Eigeman doen opmerken dat hier geen sprake is van wijziging van het contract. Dezer zijds is als voorwaarde gesteld eene rechtstreeksche verbinding per spoor met het station der Hollandsche Spoorweg-Maatschappij. Daarvan mag de Raad rn. i. niet afwijken. De beer Hartevelt. De vierde zinsnede in het rapport van Burg. en Weth. acht ik van zóó overwegend belangdat ik haar niet met stilzwijgen kan voorbij gaan. Wat zeggen Burg. en Weth. daar? «Tegen het eerste punt schijnen voorloopig althans gewichtige bezwaren van administratieven aard te bestaanwat het tweede punt betreft vermeenen wij evenwel dat daaraan gevoegelijk zoude kunnen worden voldaan, op dezelfde wijze als thans geschiedt met de reizigers die met den Hollandschen spoorweg te Rotterdam aankomen en- bij doorlOQpende treinen desverkiezende afgezet worden aan liet station by de Beurs, terwijl .daarvoor plaatskaantjes aan de stations verkrijgbaar zijn gesteld." Wij zijn geene vreemdelingen in Jeruzalem en weten wat die halt of dat station bij de Beurs te Rotterdam te betee- kenen heeft. Telkens vinden de reizigers zich teleurgestelddan eens door een half uur en langer te moeten wachtenalvorens verder te kunnen gaan dan weder dat de reizigers wel kunnen doorsporen, maar dat hunne bagage buiten de Delftsche poort moet blijven staan. Ik spreek hier niet eens van de extra betaling, die voor deze prachtige aansluiting gedaan moet worden. Zijn dit de vooruitzichten van een afzonderlijk station, dan hoop ik dat wij daarvoor bewaard zullen blijven. De heer Driessen. Ik wensch alleen 'te kennen te gevendét 'ik niet instem met het gevoelen van den heer Le Poole on ik hoop odk niet drft Burg. en Weth. in dien zin hun nader advies zullen uitbrengen. De heer Le Poole verlieze niet uit het oogdat de "halt aan de Koepoort een opont houd van 5 minuten zou veroorzaken. Dit mogo aangenaam zijn voor de bewoners van wijk 2aan het overgroot gedeelte der reizigers zeker .niet. De Voorzitter. De heer Le Poole verliest uit hét oog ddt 'bulten de Wittepoort eene haven is aangelegden dat dus daar een station wordt ge bouwd. Ter wille van dat gedeelte van de staddoor den heer Le Poole bedoeldzal wel nimmer eene halte kunnen worden geplaatst. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de voordraoht betrekkelijk het personen-stationnaar aanleiding van het ingekomen adres van den Raad van Administratie der Holl. IJzeren Spoorweg-Maatschappij in handen te stéllen van Burg. en Weth. V. Verzoek van F. O. De Vries, ter bekoming van gemeentegrond. (Zie Ing. St. n°. 20.) Overeenkomstig het voorstel van Burg. -en Weth. wordt dit verzoek met 18 tegen 2 stemmen toegestaan. Tegen stemden: de heeren Obreen en Van Heukelora. VI. Voordracht tot wijziging van de concessie voor den aanleg en de exploitatie van paardenspoorwegen. (Zie Ing. St. n°. 21.) De Voorzitter. De voordracht strekt daartoe om aan concessionarissen een uitstel van twee maanden te verleenen voor de storting van het waar borgkapitaal en in de tweede plaats toe te staan dat met den aanleg en de exploitatie van de lijn HavenStation Holl. Spoor worde aangevangen, onder de door de Commissie van Fabricage gestelde voorwaarden. Verlangt hierover een der leden het woord De heer Wilhelm y Damsté. Alleen wensch ik te vragenmijnheer de Voorzitter, of het de bedoeling is dat het waarborgkapitaal eerst be hoort ie zijn gestort alvorens met den aanleg begonnen wordt. De Voorzitter. Natuurlijk. De heer Wilhelmy Damsté. Dan heb ik er vrede mede. De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen het eerste gedeelte van het voorsteluitstel van twee maanden voor de storting van het waar borgkapitaal. Dit wordt met 19 stemmen tegen 1, die van den lieer Van Heukelom, aangenomen. De Voorzitter. En nu zal ik in stemming brengen het tweede ge deelte van het voorstel, om toe te staan namelijk als het waarborgkapitaal zal zijn gestortdat een begin worde gemaakt met (ien aanleg en de exploi tatie van de lijn HavenStation Holl. Spoorweg, en een jaar daarna de andere lijnen, in de concessie opgenomen, in exploitatie worden gebracht. Dit gedeelte van het voorstel wordt aangenomen met 1 7 tegen 3 stemmen. Tegen stemden: de heeren Verster, Obreen en Van Heukelom. VIII. Voordracht tot wijziging van de verordening op de markten. (Zie Ing. St. n®. 22.) De heer Van Heukelom. Ik heb niet veel tegen de voordracht, mijnheer de Voorzitter. Het is mij toch tamelijk onverschillig of de turf schepen hier liggen of daar. Maar in het rapport van Burg. en Weth. wordt er op gewezen dat er een tijd geweest is, dat slechts één man be zwaar had kunDen opperen tegen de regeling, zonals zij tot dusver bestond maar dat zich nu nog 10 andere turfhandelaars op de Heerengracht zijn gaan vestigen. Deze dus verjagen nu de tegenwoordige markt naar de Oude Vestwaar, volgens het voorstel van Burg. en Weth., de marktschepen nu turf zullen moeten lossen. Maar als het nu eens gebeurde dat op de Oude Vest ook pakhuizen voor turf werden ingericht, zou dan de markt niet, weer op denzelfden grond verlegd dienen te worden? Waar zal zoo doende de markt heen moeten Mij dunkt dat wij ons op een gevaarlijken weg begevenen dat het er veel van heeft of wij de openbare belangen bij die van particulieren gaan achterstellen. De Voorzitter. Dat zou misschien het geval kunnen zijn als ook de Oude Vest voor de ligging der marktschepen bezwaren zou gaan opleveren. Maar de vorige spreker zal het wel met mij eens zijn dat daar ruimte te over is om te lossen. Wat het tegenwoordig voorstel betreft, de reden daarvan is gelegen in de belemmering der handelaren bier ter stede ge vestigd, door de marktschepen toegebracht. Als wij onze eigen handelaren nu kunnen bevoordeelenalthans het hun gemakkelijker maken, mogeii wij dat belang niet uit bet oog verliezen. De heer Van Heukelom. Vergun mij, mijnheer de Voorzitter, daarop nog even te antwoorden, dat die handelaren zich aan de Heerengracht zijn gaan vestigen toen de markt daar he9tond. Waarom deden zij datals er zooveel bezwaar voor hen uit kon ontstaan? Zij zeiven hebben zich dus de belemmeringenwaarover zij nu klagente wijten. De heer Juta. Als ik nog iets mag bijvoegen aan het door u gespro kene, mijnheer de Voorzitter, dan wilde ik den heer Van Heukelom nog doen opmerken dat vroeger de trek der marktschepen om aan de Heeren gracht te gaan lossen en te verkoopen niet zoo groot was als tegenwoordig, maar juist nadat zich meer handelaren aan die gracht zijn gaan vestigen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 13