6
Artl. 13 geven geen aanleiding tot discussie.
Art. 4.
De lieer De Fremery. Dezer dagen is mij gebleken dat in het gebouw
van den Burg indertijdliet is reeds jaren geleden eene gasleiding is ge
legd,-waarvoor jaarlijks ƒ24 voor huur moet worden uitgekeerd. Het komt
mij daarom raadzaam voor deze verplichting nog in dit contract op te
nemenopdat er later geen verschil moge zijn over die bepaling. Ik zou
dus wenschen voor te stellen, als 2e alinea in art. 4, het volgende op te
nemen: Bovendien moet voor het gebruik van de gasleiding, eigendom
van de gasfabriek aan deze jaarlijks voor buur worden uitbetaald f 24
en op kosten van den pachter de noodige geijkte gasmeters worden gesteld
of gehuurd." Ik verzuimde nog er bij te voegen dat de gasmeters aan
den tegenwoordigen pachter behooren en datals er een nieuwe pachter
mocht komen, a,an deze, volgens het reglement, de verplichting zal worden
opgelegd om een geijkten meter te stellen of te huren. Ook daarom is
de bijvoeging noodig.
De heer Goudsmit. Hoe is het met de waterleiding Zal men den
huurder noodzaken van de waterleiding gebruik te maken?
De heer De Laat de Kanter. De waterleiding ivordt van gemeentewege
gebracht in het huis. Aan den pachter zal worden overgelaten of hij in
het gebouw zelf eene waterleiding wil doen aanbrengen.
Het artikel wordt met de bijvoeging door den heer De Fremery aange
geven, goedgekeurd.
Artt. 5-—8 geven geen aanleiding tot beraadslaging.
Art. 9.
De heef d'Aumerie. Ik heb eene opmerking, mijnheer de Voorzitter,
ten aanzien van litt. k van dit artikel. Daarin staat: «Schieten. Het schieten
met vuurwapenen,, zoo op het plantsoen en de voorplaats, als op den Burg
zelve, is zonder uitdrukkelijke vergunning van HH. verhuurders verboden."
Bij art. 68 der algemeene politie-verordening wordt verboden «vuurwapenen
af te schieten op of over de straatuit gebouwen of op erven". Ik geloof
dus dat zoodanige bepaling als litt. h bevat niet in dit huurcontract te pas
komt. Het is toch in het algemeen verboden in Leiden met vuurwapenen
te schieten.
De Voorzitter.' Gij hebt gelijk, de bepaling is misschien, strikt geno
menoverbodig; maar men moet niet uit het oog verliezen, dat het hier
eene inrichting geldt die lichtelijk aanleiding geeft om bij festiviteiten vuur
werk af te steken. Natuurlijk zou men zich dan blootstellen aan vervolging
var. wege de politie. Daarom is, dunkt mij, eene vingerwijzing, als hier
wordt gegeven niet zoo geheel overbodig.
De heer d'Aumerie. Ja, Mijnheer de Voorzitter! maar de Kaad kan
onmogelijk toestaan met vuurwapenen te schieten, tenzij de politie-verorde
ning worde gewijzigd. Het verbod is van algemeene strekking.
De Voorzitter. Maar hier zijn het Burg. en YVeth. die verhuren.
De heer d'Admerie. De Baad moet zich niettemin toch onderwer
pen aan de bepaling van de politie-verordening. Zeer onbillijk zou ik het
vinden als eene exceptie werd gemaakt voor den huurder van den Burg.
Anderen worden volgens de verordening bekeurd. Waarom voor dit geval
de wettelijke verordening ter zijde te stellen?
De heer Van der Lith. Zou, mijnheer de Voorzitter 1 bet bezwaar,
door 'den vorigen geachten spreker geopperd, inderdaad wel opgaan? In
de eerste plaats toch bestaat de mogelijkheid dat, bij eene wijziging der
politie-verordening, het verbod om te schieten met vuurvVapenen wordtinge
trokken. In dat geval blijft de bepaling in dit contract bestaan. Er be
staat wel geen groote waarschijnlijkheid voormaar toch is het mogelijk.
Maar ten tweede, zelfs al wilde de huurder uit deze bepaling afleiden,
dat hij wol permissie zou kunnen krijgen om te schieten met vuurwapenen,
dan nog blijft, de bepaling omtrent het schieten in de politie-verordening
die voor allen geldt, haar kracht behouden. Uil contract toch wordt ge
sloten door twee partijen, die beiden onderworpen zijn aan de politie-veror
dening. Als hem permissie mocht worden gegeven, dan nog kan de huurder
van den Burg daarvan alleen gebruik maken a ses risques et perils. In
geen geval dus kan dunkt mij deze bepaling nadeel opleveren.
De heer Goudsmit. De heer d'Aumerie verliestgeloof ikuit het oog,
mijnheer de Voorzitter! dat in de politie-verordening verboden is op de
openbare straat met vuurwapenen te schieten. Maar deze strafverordening
affecteert niet dit huurcontract. Bij elke overtreding van eene bepaling van
het huurcontract kan tot vernietiging daarvan worden geprocedeerd terwijl
de politie verordening slechts straf bedreigt.
De heer d'Aumerie. Ik heb alleen bezwaar de bepaling, voorkomende
onder litt. k van art. 9, in het contract te laten blijven, omdat door die
bepaling' de huurder in de meening zou kunnen worden gebracht dat de
verhuurder hem vergunning kan geven met vuurwapenen te schieten. En dat
kan natuurlijk niet wegens de verbodsbepaling in onze politie-verordening.
De Voorzitter. In de politie-verordening staat: «Het is verboden,
uit gebouwen op of over de straat of op erven zonder verlof van Burg.
en YVeth., eenig vuurwerk hoegenaamd af te steken."
De heer d'Aumerie. Gij vergist u, mijnheer de Voorzitter! Het is art.
68 der verordening, dat op deze zaak slaat. Dat art. luidt: «Geen vuurwa
penen mogen op of over de straat, uit gebouwen of op erven worden af
geschoten. Overtreding van deze bepaling wordt gestraft met eene boete
van vijf tot tien gulden." Het is eeri volstrekt verbod. De Kaad heeft
niet de bevoegdheid daarvan af te wijken. Om nu den huurder in den waan
te brengen dat de verLuurder de vergunning kan geven daartegen heb ik
groot bezwaar. De Kaad in de eerste plaats dientals hij voorwaarden bij
contract maakt, in bet oog te houden de politie-bepalilig, die bij zelf ge
maakt beeft.
De heer Goudsmit. Het komt mij voor dat de politie-verordening ver
biedt op straat met vuurwapenen te schieten en hier geldt het den Burg
het plantsoen en de voorplaats. Dat is dus niet op straat.
De beer d'Aumerie. De politie-verordening spreekt ook van. «op erven,"
dus in het algemeen mag er niet met vuurwapenen worden geschoten. Het
afsteken van vuurwerken mag plaats hebben als Burg. en YVeth. ver
gunning geven.
De heer Van der Zweet. Ik begrijp niet, welk bezwaar er in gelegen
kan zijn het artikel te laten staan in dit contract. Het is de moeite niet
waard er zoo lang over te spreken. Als de huurder vergunning vraagt
aan een daartoe onbevoegde macht, dan krijgt hij natuurlijk een weigerend
antwoord. Of wij er nu ook al een half uur over redeneerpndaarmede
komen wij niets verder.
De Voorzitter. Maakt de beer d'Anmerie van zijne aanmerking een
bepaald voorstel
De beer d'Aumerie. Ja, mijnheer de Voorzitterik wensch voor te stellen
die bepaling uit bet contract te lichten. Ik heb alle respect voor het
gevoelen van den heer Van der Zweep, maar ik heb nog meer respect
voor den Raad en wil niet hebben dal de Kaad een gek figuur sla tegen
over den huurder. Ik stel dus voor art. 9 k. te laten vervallen.
Dit voorstelvoldoende ondersteundwordt met 11 tegen 10 stemmen
aangenomen.
Tegen 9temdende heeren Goudsmit, De Laat de Kanter, Librecht
Lezwijn, Van ItersonVan der Lith, Cock, De Fremery, YY'ilhelmy
DamstéVan der Zweep en de Voorzitter.
Art. 9 wordt, aldus gewijzigd goedgekeurd.
De overige artt. geven geen aanleiding tot beraadslaging.
De concept-voorwaarden in haar geheel worden met algemeene stemmen
aangenomen.
X. Verzoek van Th. Plummer, om te worden opgenomen in het pen
sioenfonds.
(Zie Ing. St. n°. 10.)
Dit verzoek wordt zonder beraadslaging met 13 tegen 8 stemmen toe
gestaan.
Teger. stemden: de heeren Suringar, Van Iterson, Cock, Du Rieu
Scheltema, Verster, Eigeman en Le Poole.
XI. Voordracht betrekkelijk de belegging van het legaat Buzzi en sup-
pletoire staat van begrooting, dienst 1878.
(Zie Ing. St. nos. 12 en 16.)
De Voorzitter. Van de Commissie van Financiën is een rapport inge
komen dat nog nie,t is kunnen gedrukt worden en waarvan de heeren nog
niet hebben kunnen kennis nemen. Ik stel daarom voor deze voordracht
tot de eerstvolgende vergadering aan te houden.
De beer Hartevelt. Ik wensch, naar aanleiding hiervan, een verzoek
te richten aan het Dagelijksch Bestuur, namelijk om de Commissie van
Financiën in de gelegenheid te stellen behoorlijk rapport op de in de agenda
ter behandeling aangegeven onderwerpen te kunnen uitbrengen. De Com
missie van Financiën kan niet telkens en telkens bij elkander komen. Ge
woonlijk ontvangen de leden de portefeuille aan huis. Nu is het zeker niet
te veel gevergdals men voor die rondzending en lezing 2 a 3 maal 24 aren
stelt. Natuurlijk zijn er tal van zaken waarover de leden niet behoeven te
beraadslagen om rapport uit te brengen maar als er verschil van gevoelen
bestaat met het rapport van Burg. en Weth., dient er toch samenspreking
gevoerd te worden. De Commissie heeft bepaald des Vrijdags ten 2 uur bij
elkaar te komen. Dat acht zij den meest gescbikten tijd met bet oog op
de behandelinggewoonlijk den volgenden Donderdag. Ook nu in bet
onderhavig geval, was het voor de Commissie onmogelijk vroeger met haar
rapport gereed te zijn. Drie nagen geleden ontving ik het stuk, ik heb
dadelijk mijne bedenkingen neergeschreven en die aan mijne medeleden
rondgezonden. Gisteren eerst kon het rapport worden opgemaakt. Er moet
orde en regel zijn en de noodige tijd worden gegeven wil een goede gang
van zaken verzekerd zijn.
De Voorzitter. Burg. en YY'etb. zullen gaarne, zooveel mogelijk, aan
het geuit verlangen voldoeu. Maar de Commissie weet zelve zeer goed dat
late toezending geschiedt buiten den wil van het Dagelijksch Bestuur,
uitsluitend in het belang van bespoediging der zaken. M. i. nu is het niet
zoo bezwarend in spoedeischende gevallen de Commissie bij elkaar te roepen.
Zoo ik meen circuleeren de rapporten thans bij de leden en dat neemt veel
tijd weg. Als ik mij niet bedrieg was de Commissie gewoon om de 14
dagen te vergaderen, hetgeen natuurlijk niet altijd overeenstemt met het
tijdstip waarop de stukken gereed zijn. Als Burg. en VVetb. eebter dien
termijn niet altijd in acht nemen dan doen zij het in het belang der te
behandelen zaak. Intusschen zullen zij zooveel mogelijk aan het bezwaar
der Commissie tegemoet komen.
De heer Hartevelt. Ik moet toch nog even antwoordenmijnheer de
Voorzitter! dat zoolang ik de eer heb lid te zijn van de Commissie van
Financiën ik nooit eenige moeielijkheid van den kant der Commissie ge
geven beb waargenomen. Geen stuk heeft ooit langer dan 3 dagen bij
de leden der Commissie vertoefd. Als er zaken zijn die spoed eiscben, dan
i3 de Commissie .bereid elke week samen te komen, maar er moet tijd zijn
om te kunnen vergaderen en rapport uit te brengen. Nu beeft zij, even
als vroegere keeren letterlijk daartoe geen tijd gehad.
De Voorzitter. Nog op eene zaak moet ik den beer Hartevelt toch
wijzen. Als door Burg. en YVeth. de agenda wordt opgemaakt, gebeurt
het niet zelden dat zijin afwachting van bet rapport der Commissiede
zaak daarop brengen. Blijkt het dan iater dal het rapport niet tijdig ge
noeg inkomt om de leden van den Raad daarmede in kennis te stellen,
zooals ook heden het geval isdan wordt de zaak niet behandeld.
YVordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter.
XII. Derde suppletoire kohier der plaatselijke directe belasting, dienst
1877.
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.