3
N°. 7. Leiden, 8 Januari 1878.
Ingevolge de door enkele leden in de raadszitting van 27 December jl.
gemaakte opmerkingenis de redactie van de concept-voorwaarden van de
te verleenen vergunning voor overtochten enz., ten behoeve van den spoor
weg LeidenWoerden, op enkele punten door ons herzien, zoodat een ge
wijzigd concept hierbij wordt overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Burgemeester en Wethouders der Gem. Leiden, daartoe gemachtigd enz.
Zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1. De contractanten ter eene zijde verleenen verlof tot het uit
voeren van alle werken in verband staande met het leggen van den spoorweg
LeidenWoerden, voor zoover zij betrekking hebben:-
1°. op de doorsnijding van de sloot en het voetpadaan beide zijden
langs den straatweg buiten de voormalige Wittepoortbij het Kadaster be
kend gemeente Zoeterwoude, Sectie A, Nos. 2053, 2750, 2751 en een
deel ongenummerd
2". op de doorsnijding van dezen straatweg zeiven voor het maken van
een verbindingskanaal tusschen het Galgewater en de ontworpen haven bij
het goederenstation;
3". op de doorsnijding van het Delftsche trekpad aan den Vliet voorbij
de Wouterenbrug, bij het Kadaster bekend gemeente ZoeterwoudeSectie A
Nos. 1566 en 2810;
4°. op de doorsnijding van de Roomburgerwateringaan het einde der
zoogenaamde Molensloot, bij het Kadaster bekend gemeente Zoeterwoude,
Sectie An°. 72
5°. op het maken van bruggen of overtochten over de Boschhuizérwate-
ring, den Vliet en de Roomburgerwatering en van de kunstwerken, noodig
voor de herstelling der gemeenschap over den straatweg en het voetpad
buiten de voormalige Wittepoort, alles onder de volgende voorwaarden:
a. Gedurende de uitvoering dier werken mogen de passage langs den voor
melden straatweg, langs het Delftsche trekpad aan den Vliet en langs de
Roomburgerwatering, en de. scheepvaart op den Vliet en de Rooraburger-
watering niet worden belemmerd of gestremd.
b. Wanneer voor den overtocht over de slooten en het voetpad aan beide
zijden van den straatweg buiten de voormalige Wittepoortbij het Kadaster
der gemeente Zoeterwoude bekend onder Sectie A, Nos. 2750 en 2751,
de slooten gedempt worden, zal door het leggen van duikers, door en voor
rekening der Maatschappijeene behoorlijke doorstrooming van het water
behouden moeten blijven.
c. In het belang der openbare veiligheid zal de contractant ter andere
zijde, tot afsluiting van den overtocht genoemd onder b, zoomede voor
dien over den straatweg zeivenbij het Kadaster niet genummerd, zorgen
voor de plaatsing van de noodige hekken welke mede voor hare rekening
onderhouden, geopend en gesloten moeten worden, overeenkomstig het be
paalde bij de artt. 33 en 35 der wet van 9 April 1875 (Staatsblad n°. 67).
d. De contractant ter andere zijde zorgt voor eene behoorlijke verlichting
der in c bedoelde afsluitingsbekkeD.
e. Over de coupure door den in c genoemden straatweg en het daar
nevens gelegen voetpad, welke het verbindingskanaal vormt tusschen het
Galgewater en de ontworpen haven bij het goederen stationzal de contrac
tant ter andere zijde eene draaibrug doen leggen met dubbel rijspoor en
trottoirs, met hekken aan beide zijden van de coupure over het voetpad
doorloopende tot aan de slooten. Het onderhoudde verlichting en de be
diening der brug, zijn voor rekening der Maatschappij, doch de voorschrif-
ten aangaande de bediening blijven aan de goedkeuring van Bnrg. en Weth.
van Leiden onderworpen.
Indien tengevolge van het maken van den overtocht over de Bosch-
huizer wateringbij het Kadaster der gemeente Zoeterwoude bekend onder
Sectie A, N°. 2652 en 2656, deze watering wordt vernauwd, zal de con-
trantant ter andere zijde den pachter der visscherij in dat water schadeloos
stellen.
g. Voor den overtocht over het Delftsche trekpad aan den Vlietvoorbij
de Wouterenbrug, bij het Kadaster der gemeente Zoeterwoude bekend
onder Sectie A, N°. 1566 en 2810, in verhand met de overbrugging
van den Vliet, zal de contractant ter andere zijde de werken zoodanig
inrichten, dat de jaagschepen en jaagpaarden zonder losmaking van de lijn,
onverhinderd kunnen doorvaren en doorjagen.
Indien de Maatschappij het landhoofd van de brug over den Vliet aan
den waterkant doet plaatsenzal zij onder de spoorwegbrug en tegen het
landhoofd aan doen maken en steeds in behoorlijken staat doen onder
houden een plankier of houten uitstek, ter breedte van 1.5 meter met aan
beide zijden afloopende leuning, nevens het pad tot eene lengte van
metersin dier voege dat de jaagpaarden van weerszijden zonder losmaking
van de lijnen kunnen doorjagen. De rijweg zal voor hare rekening door
behoorlijke opritten van weerszijden worden opgehoogd en van eene schering
of leuning worden voorzienen aan beide zijden van den spoorweg zullen
door en voor rekening van de Maatschappij doorgaande afsluitingshekken
worden geplaatst, onderhouden, geopend en gesloten overeenkomstig het
bepaalde bij de artt. 33 en 35 der wet van 9 April 1875 (Staatsblad N°. 67).
Ten aanzien ran de verlichting geldt dezelfde bepaling als in d, met
betrekking tot de hekken in c bedoeld, is opgenomen.
Indien de Maatschappij er de voorkeur aan geeft het landhoofd binnen
bet jaagpad te stellen, in dier voege dat over het jaagpad en den rijweg
een tunnel wordt gevormdzal deze zoo hoog moeten zijndat met hooi
geladen wagens er onder door kunnen rijden. In dat geval vervalt voor
haar de verplichting tot het maken van de opritten en tot het stellen
bedienen, onderhouden en verlichten der in deze bedoelde afsluitings
hekken.
h. Indien ten gevolge van het maken van den overtocht over de Room
burgerwatering aan het einde der zoogenoemde Molenslootbij het Kadaster
der gemeente Zoeterwoude bekend onder Sectie A, N°. 72, deze watering
wordt vernauwdzal de contractant ter andere zijde den pachter der
visscherij in die watering schadeloos stellen.
Artikel 2. De contractant ter andere zijde verbindt zich zonder eenig
voorbehoud tot de nakoming van alle in het vorige artikel gestelde voor
waarden.
In», stokken 1878.
Artikel 3. Bovendien verbindt zich de contractant ter andere zijde om
daar waar zulks op de hierboven genoemde overtochten noodig mocht zijn
of door de contractanten ter eene zijde gevorderd mocht worden publieke
overwegen of paden te maken en ter weerszijden van den aan te leggen
spoorbaan te doen bijwerken met hellingen niet steiler dan 30 op 1 en ter
kruinsbreedte, de overwegen van minstens 3 meter en de voetpaden van lj-
meter, alles van goede en stevige specie, te bedekken met eene grindlaag
ter dikte van minstens 12 cM. over de geheele breedte; langs de wegen
handzoden ter breedte van 25 cM. te leggen en scheringen of leuningen te
stellen.
Artikel 4. Het onderhoud der in het vorige artikel bedoelde overwegen
en paden is, voor zoover zij gelegen zijn tusschen de ter weerszijden van
de baan te stellen atsluitingen, voor rekening der Maatschappijde daarbui*
ten liggende gedeelten van de opritten nadat zij in goeden staat overeen
komstig het vorige artikel zijn opgeleverdblijven ten laste der gemeente
Leiden en andere onderhoudsplichtigen. De vleugels, muren, beschoeiingen,
leuningen enz. langs het jaagpad aan de trekvaart of aan de overige wer
ken noodig ten gevolge van de overbruggingen en doorsnijdingen moeten
voortdurend door de Maatschappij op hare kosten in goeden staat worden
onderhouden.
Artikel 5. Voor den overtocht in g van artikel l bedoeld wordt door
de Maatschappij bij bet sluiten der overeenkomst aan de contractanten ter
eene zijde in eens afbetaald eene som van een honderd- gulden; voor de an
dere in artikel 1 genoemde overtochten te zamen eene som van zes honderd
zeventig gulden.
Artikel 6. Voor de uitvoering dezer overeenkomst wordt domicilie geko
zen door de contractanten ter eene zijde ten Raadhuize der gemeente Leiden,
en door het Bestuur ten kantore der Maatschappij te 's Gravcnhage.
N°. 8- Leiden, 2 7 December 18 77.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens ter vaststelling over
te leggen de concept-voorwaarden voor de verhuring van den Burg, met
voorstel om tot de openbare verhuring voor den tijd van 10 jaren over
te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
VOORWAARDEN van verhuring van het bewonen en exploileeren van
het Heer en-logement aan den Burg alhiermet de huizingkoffie
huiszaal stalling en verdere opstandenen van het gebruik van
den boomgaardrondom, den Burg.
Art. 1. Wijze van verhuring.
De verhuring geschiedt in het openbaar bij inschrijving met gesloten op
zegel geschreven biljetten, inhoudende in letters en cijfers het bedrag der
som, welke de gegadigde aanbiedt per jaar, en de raedeonderteekening
van twee borgen met vermelding van hunne woonplaats en beroep.
HH. Verhuurders behouden zich het recht voor omna de opening
van de inschrijvingsbiljetten tot opbod en afslag over te gaan en de huur
aan den hoogsten inschrijver, den hoogsten bieder of den eerstmijnende
al of niet te gunnen geheel naar goedvinden zonder dienaangaande eeniwe
verantwoording schuldig te zijn.
In geval aan den hoogsten bieder of eerstmijnende de huur wordt gegund,
zal de hoogste inschrijver eene premie genieten van vijf en twintig gulden.
Art. 2. Buur van den huurtijd.
De verhuring geschiedt voor den tijd van tien achtereenvolgende jaren,
aanvangende met den eersten Mei 1800 acht en zeventig en eindigende op
den laatsten April 1S00 acht en tachtig.
Art. 3. Kosten op de verhuring vallende.
Binnen drie dagen na de toewijzing zal de huurder ten kantore van den
gemeente-ontvanger betaling doen van alle kostenop deze verhuring val
lende, bestaande in advertentiên zegels, enz., benevens, zoo noodig,
de premie aan den hoogsten inschrijver.
Art. 4. Betaling der huursom.
De huursom moet betaald worden in driemaandelijksche termijnenelk
ten bedrage van één vierde gedeelte der jaarlijksche huursom, in contant
geld, ten kantore van den gemeente-ontvanger op den laatsten werkda"
van elk kwartaal. De eerste termijn, over de maanden Mei en Juni, moe't
worden voldaan op den 29sten Juni aanstaande.
Art. 5. Belastingen.
Alle rijks- of gemeentebelastingen, thans ingevoerd of later geheven
wordende, onverschillig onder welken naam of titel, komen ten laste van
den huurder. Grondlasten wegens gebouwde en ongebouwde eigendommen
zijn hiervan uitgezonderd en blijven ten laste der gemeente.'
Art. 6. Borgen.
Voor de geregelde voldoening der stortingen van één vierde der jaar
lijksche huursomvoor de betaling der kosten op de verhuring vallende
en der belastingenmitsgaders voor de algeheele nakoming van de voor
waarden in deze begrepenzal de huurder stellen twee borgen diedoor
medeonderteekening van deze voorwaarden verklaren nevens den huurder
zich ieder voor het geheel te verbinden voor de riclitige nakoming der
verplichtingen van -den huurder. Deze borgen doen vrijwillig afstand zoo
van het recht van uitwinning als van schuldsplitsing en van alle zoodanige
voorrechten als aan borgen bij de bestaande wetten vergund zijn of later
toegestaan mochten worden.
HH. Verhuurders houden het recht aan zich om al dan niet genoegen
te nemen met de voorgestelde borgenzonder verplichting om bij weigering
daarvan reden te geven.
Art. 7. Onderhoud der gebouwen.
Het onderhoud der gebouwen, lokalen en opstanden, geschiedt van wege
de gemeente en op hare kostende beoordeeling van hetgeen tot gewoon
onderhoud verricht moet worden herstelling of vernieuwing vordertver
blijft aan HH. verhuurders. Van het onderhoud ten laste der gemeente is
uitgezonderd: alles wat dient tot het opslaan of bergen van provisie, zoo