127 ment der verontreiniging van het water tegen de vellenwasscherij van Steen- nuizen niet zwaar wegen. He heer Cock. Slechts twee woorden om den heer De Kanter ta be antwoorden. De vergelijking door mij gemaakt tusschen hetgeen in Sep tember geschied is en hetgeen nu, naar ik hoop, niet geschieden zal, gaat, dunkt mij, iets meer dan de helft op. De heer De Kanter zegt: op den hier bedoelden singel wordt weinig gewandeld. Ik betwijfelof er in dat opzicht veel onderscheid tusschen beide singels is; doch stellig kan een wandelaar van den singel bij de Kijnsburgerpoort moeielijk zijne wandeling tot aan de Morschpoort voortzetten, zonder tot op een afstand van vijf meter de plek in quaestie te passeeren. Voorts boude men in het oog, dat zomers veel gebruik van den weg buiten de Morschpoort wordt gemaakt, omdatdie weg o. a. naar de zwemplaats leidt. Wat den welstand en het belemmerde uitzicht betreft, ik erken dat men niet alle aanvragen kan weigeren, omdat een naburig pand daardoor ontriefd wordt. Maar de vergelijking met de damesschool gaat niet op. Daar werd het gezicht niet zoo erg belemmerd. laar bovendien er was geene andere plaats voor die school te vinden men heeft zich bijna gek gedacht om eene plaats te vinden, waaromtrent allen bet eens waren. Ook was de noodzakelijkheid van bet, van gemeente-wege stichten eener damesschool, even als die inrichting zelve, van geheel ande ren en dringender aard dan die van het oprichten van eene vellenblooterij. De heer Gocdsmit. Ik wensch het verzoek van Steenhuizen te onder steunen. In onze stad behoort men de industrie niet te belemmeren, dan om redenenontleend aan het belang der openbare gezondheid. Het is de vraag niet, of een nabuur het aangenamer vindt een eau-de-cologne-fabriek dan eene vellenblooterij naast zijne deur te hebben, maar de vraag moet zijn, of de gezondheidsbelangen toelaten dergelijke inrichting te gedoogen. Als nu eene vellenblooterij als ongezond moet worden beschouwddan voorwaar zoude reeds half Leideu uitgestorven zijn. Men vindt ze er toch reeds sedert 200 jaar, zonder dat zij ooit aanleiding gegeven hebben tot ziekten of als zoodanig beschouwd te zijn geworden, zelfs in tijden van pest en andere ziekten. Ik althans heb nooit gelezen, dat men vellenblooterij als schadelijk voor de gezondheid heeft geacht. De industrie is het die ons hier in Leiden voeden moet en die moet men zoo min mogelijk belemmeren. En wat het adres van dep Garnizoens-Commandant betreft, hij vreest dat de soldaten door het gebruik van het water ongezond zullen worden. Als zij zien echter slechts aan het gebruik van water bezondigendan zal dit nadeel zoo groot niet zijn. En dat eindelijk het uitzicht van den wandelaar minder fraai zal worden, mag dat eene reden zijn om een tak van nijver heid te onderdrukken De heer Juta. Met genoegen beb ik vernomen dat de heer Coek over zijne bezwaren zoude kunnen heenstappen in geval dat het hier gold een verzoek van een gevestigd industrieel. Nu weet ik niet of de adressant zijne industrie reeds uitoefent of uitgeoefend heeft, in welk geval de heer Cock zijne stem vóór het verzoek zoude uitbrengen. Maar als dit niet bet geval mocht zijn geweestzou ik meenen dat juist een beginnend industrieel oie zich aan de concurrentie waagt, nog meer gesteund diende te worden dan een gevestigd industrieel. Het zou dus juist een reden te meer zijn ora voor het verzoek te stemmen. De heer Cock, De heer Juta heeft mij niet begrepen. Ik beweer niet dat Steenhuizenomdat hij zijne industrie begintniet geholpen moet worden. Maar ik maak onderscheid tusschen den eigenaar, die een pand reeds sinds jaren bezit en gebruikt en die op dat pand eene inrichting wil vestigen en tus schen den aanvrager van een stuk grond, dat privaatrechtelijk aan de gemeente behoort, maar dat hij wil koopen om er zoodanige inrichting te vestigen. De heer Wilhelmy Damsté. Ik hoor steeds spreken vmi de inrichting van eene vellenblooterij. Maar er is liier sprake van het oprichten van een loods. Ik nu heb heden ochtend de plek in loco gezien en bevonden dat de loods daar een misstand teweegbrengt en de passage met rijtuig belemmert. Tegen het bouwen van die loods nu heb ik bezwaar, niet tegen de vellenblooterij. De heer De Laat de Kanter. Indien de vorige geachte spreker geen ander bezwaar heeft, dan kan hij gerust voor het voorstel van Burg. en \etli, stemmen, ..-e loods touh zal niet verder komen dan de schering die er nu staat en die nooit aanleiding tot ongelukken heeft gegeven. De heer Wilhelmy Damsté. Maar Steenhuizen heeft mij zelf gezegd plan te hebben een stuk p. m. 1» M. dichter bij den rijweg in te nemen, dus dien weg smaller te maken. De heer De Laat de Kanter. Ik weet natuurlijk niet, welke plannen de requestrant aan den heer Damstó )ieeft medegedeeldmaar wel weet ik dat de uitvoering der vergunning afhankelijk wordt gesteld van het toezicht en de aanwijzing van het Dagelijksch Bestuur. Het voorstel van Burg. en Wetb., om het verzoek toe te staan, wordt alsnu m stemming gebracht. Daarover staken de stemmen (11 tegen 11), zoodat de beslissing tot eene volgende vergadering wordt verdaagd. Vóór stemden: de heeren Goudsmit, Hartevelt, De Laat de Kanter, Librecbt Lezwijn, Van Wensen, De Fremery, Van Heukelom, Le Poole, Juta, Eigemau en Yan der Zweep. Tegen stemden: de heeren Suringar, Krantz, Van der Lith d'Aumerie, übreen, Cock, Van Iterson, Du Rieu, Wilhelmy Damsté, Van llettinga iromp en de Voorzitter. De heer Le Poole. Mijnheer de Voorzitter! Daar in eene volgende vergadering geene discussie meer gevoerd mag worden over dit request, en bet niet onmogelijk is dat bet verzoek dan van de hand gewezen zal wor den wenschte ik nu te vragenof dan niet weder het eerste adres van den heer Steenhuizen aan de orde zou kunnen gesteld worden. Dat is nooit behandeld in den Raad. De lieer Cock vergiste zich door dit te beweren. De adressant heeft zijn oorspronkelijk verzoek laten rusten naar aanleiding van de daartegen door de Commissie van Fabricage aangevoerde grieven". Ik wenschte dus wel dat dit eerste adres alsnog behandeld mocht worden. De bezwaren daartegen zijn niet zoo overwegend als tegen dit verzoek waarvoor ik alleen gestemd heb uit vrees dat de adressant anders niets zou krijgen. ZlTTIh'GVEESLAO 1877. De heer De Laat de Kantee. |Dat verzoek is ingetrokken. En op een ingetrokken verzoek kan men tooh moeilijk eene beschikkiug nemen. De heer Le Poole. Hij heeft het eerste verzoekschrift ingetrokken omdat hij de verzekering had ontvangen elders eene plaats te zullen ver krijgen. De heer De Laat de Kantee. Dat moet ik pertinent tegenspreken. De adressant heelt zijn eerste verzoek niet ingetrokken op grond dat hein een andere plok zou worden aangewezen. Maar de Commissie van Fabri cage heeft hem afgeraden zijn verzoek in den Raad te doen behandelen daar het hoogstwaarschijnlijk zou worden afgewezen. Zij heeft er wet \ijgevoegd dat zij zeer gaarne zoude medewerken om bem te helpen in het belang zijner industrie, of juister gezegd in het belang der Leidsche industrie, evenzeer als zij daartoe altijd bereid is. Doch dit is eene quaestiewelke thans yan geen belang is. Hij heeft zijn verzoek inge trokken; het bestaat niet meer, en op een verzoek dat niet bestaat, kan natuurlijk geene beschikking worden genomen. De heer Cock. Ik dank den heer Le Pooie voor de gegeven rectificatie. De gebezigde argumenten blijven niettemin toch van kracht. Steenliuizen zal, naar ik hoop, gebruik maken van de wenken, die wellicht voor hem uit deze discussie zijn op te maken. Ik voor mij, al ben ik voor geene van beide aanvragen erg gestemd, wil toch gaarne verklaren, dat de eerst ge kozen plaats minder afbreuk aan den welstand zal veroorzaken dan de plek nu uitgekozen. 1 XVII. Voordracht tot vermeerdering van het personeel van leeraren voor de oude talen aan het gymnasium en luMuemiiig van een leeraar. (Zie lug. St. nos. 275 en 290.) De voordracht wordt met algemecne stemmen aangenomen. Daarna wordt tot de benoeming overgegaan en met algemeene stemmen tot leeraar in de oude talen aan bet Gymnasium benoemd Dr. J. J. Hartman. XVIII. Idem betreflende het Utrechtscbe Jaagpad. (Zie Ing. St. nos. 286 en 292.) Door de Commissie is het volgende rapport uitgebracht Leiden, 24 December 1877. De Commissie, bij Raadsbesluit vsn den 4den October 1877 benoemd tot het overleggen van voorbereidende maatregelen voor de opheffing van het gemeenschappelijk jaagpad Leiden—Woerden—Utrecht, heeft de eer aan den Gemeenteraad voor te stellen, het volgend besluit te nemen: De Raad der gemeente Leiden in aanmerking nemende, dat de gemeente Utrecht bij gerechtelijk exploit van 28 Juli 1877 (zie Ingekomen Stukken n°. 151) heeft opgezegd de vennootschap tot gezamenlijke exploitatie van het jaagpad Leiden-Woerden- Utrecht, bij overeenkomst van 20 Sept. 1663 tusschen genoemde steden aangegaan, met dien gevolge, dat die vennootschap den lsten Januari 1878 zal ophouden te bestaan en dat tevens bij hetzelfde exploit aan de gemeente Leiden is aangezegd,dat de gemeente Utrecht weigert aandeel te dragen in eenige uitgaven, welke door de gemeente Leiden of Woerden na den eersten Januari 1800 acht en zeventig voor het Leidsche jaagpad (hier wordt bovengenoemd jaagpad bedoeld) mochten worden gedaan" Besluit het volgende: 1°. Na 1 Januari 1878 belast de gemeente Leiden zich niet verder met het onderhoud van bovengenoemd jaagpad of van een gedeelte daarvanen van de bruggen en andere kunstwerken daartoe beboorendezoodat zij'ge meld jaagpad aan zijn lot overlaat; 2". In verband daarmede zullen, van dat tijdstip af aan, door of van wege de gemeente Leiden geene tollen hoegenaamd meer op gemeld jaag pad worden geheven 3°. an bovengenoemde besluiten zal aan de gemeenten Woerden en Utrecht worden kennis gegeven. De Commissie voornoemd C. Cock. Aan den Gemeenteraad. L. D. Sübingab. L. M. De Laat de Kantee. De heer Cock. Ik wensch op te merken, dat niet in de minuut der Commissie en evenmin in de copie daarvan van onzen geachten Secretaris, maar in het heden rondgezonden gedrukte velletje eene grove taalfout voor komt. Er staat#aan haar lot overlaat". Dit moet zijn#zijn lot". Het voorstel der Commissie wordt daarop met algemeene stemmen aan genomen hebbende de heer Obreen zich buiten stemming gehouden. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. In de leeskamer is nedergelegd eene voordracht voor de benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 2 voor minvermogenden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 3