126 L)e Voorzitter. Neenonder de leerlingen hier bedoeld zijn ook begrepen de on- en minvermogenden. De heer "Van Iterson. Ik wensehmijnheer de Voorziter, mijne ingenomenheid te betuigen met deze verordening, voor zooveel zij de ver betering van het onderwijs in de gymnastiek beoogt. Ik hoop evenwel dat het hierbij niet moge blijven. Het is slechts een begin van verbetering, er is^ nog veel meer te doen over. In afwijking van den heer Obreen, ben ik een voorstander van de gymnastiek voor kinderen uit alle klassen ipits onderwezen door onderwijzersdie volkomen voor hun taak berekend zijn. En bij de behandeling der begrooting heb ik er reeds op gewezen dat het juist daaraan hier ter stede ontbreekt. Onderwijs in de gymnastiek gegeven door niet daartoe speciaal opgeleide onderwijzers, acht ik nadeelig zoowel voor goed als voor slecht gevoede kinderen. Doelmatig gedoceerd is dat onderwijs daarentegen nuttig voor allen. Met verlangen zie ik een voorstel tegemoet om ook aan de scholen voor on- en minvermogenden onderwijs in de gymnastiek te doen geven door speciale gymnastiekonder- wijzers. Ook zou ik dat onderwijs wenschen te zien uitgebreid tot de twee hoogste klassen der hoogere burgerschool en het gymnasium. Dan zal het blijken dat eén gymnastiek-lokaal niet voldoende is en dat er een tweede moet worden ingerichtop kleiner schaal trouwens dan de prachtige inrich ting, nu door ons van den heer Kneppelhout gehuurd. Daarvoor zal ook vermeerdering van het onderwijzend personeel noodig zijn. Verbetering en vermeerdering van het onderwijzend personeel moet op den voorgrond staanopdat doelmatig onderwijs gegeven worde. De Voorzitter. Burg. en Weth. zullen de wenken van den vorigen spreker in overweging nemen. De heer De Fremery: Ik moet toch eene opmerking makendat namelijk nimmer onderwijs in gymnastiek wordt gegeven dan door hen die de akte verkregen hebben en dus bevoegd zijn verklaard om dit onderwijs te geven. De heer Van Iterson. De geachte Wethouder vergist zich. Er wordt aan onze openbare scholen onderwijs in gymnastiek gegeven door personen, welke die akte niet bezitten. Bij een onderzoek, door mij ingesteld, is mij door een hoofdonderwijzer, en wel met zekere ingenomenheid zelfsgewezen op de leerkrachtenwelke hij had in een hulponderwijzer, die getracht had akte voor gymnastiek te verkrijgen, maar was afgewezen. De Voorzitter. Het spijt mij zeer dat een hoofdonderwijzer dergelijke dingen mededeelt aan een lid van den Raad en Burg. en Weth. daarvan onkundig laat. Burg. en Weth. zullen ongetwijfeld de zaak nauwkeurig onderzoeken. De voordracht wordt in haar geheel met 17 tegen 6 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Obreen, Cock, Le Poole, Du Rieu en Van der Zweep. XV. Verzoek van N. Meijer, om ontslag als onderwijzer 2de klasse aan de jongensschool der 1ste klasse. (Zie Ing. St. n°. 267.) Het ontslag wordt eervol verleend. XVI. Idem van P. D. Steenhuizen, om eene loods te plaatsen buiten de Morschpoort, voor het droogen van schapenvellen. (Zie Ing. St. nos. 263 en 289.) De Voorzitter. Er is nog ingekomen een adres van den heer Timmer mans omtrent deze zaak, dat ik den Secretaris zal verzoeken voor te lezen. Het luidt als volgt «Aan den Gemeenteraad van Leiden Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekendeJacob Casper Timmermans, wonende aan den Morschweg bij Leiden, Dat hij op de lijst der door den Raad op heden te behandelen stukken gezien beeft onder n#. 16 een adres van den heer P. D. Steenhuizen, om eene loods te plaatsen buiten de Morschpoort, voor het droogen van scha penvellen. Dat hij zich onmiddellijk daarna op de hoogte gesteld hebbende van de ligging van het terrein daarvoor aangevraagd, zich met vrijmoedigheid tot UEdel-Achtbaren wendt, met het beleefd verzoek, bij de overweging dezer aanvraag rekening te willen houden met de bezwaren van hen die, ofschoon nog niet onder de gemeente Leiden behoorende, toch als bewoners van nabijgelegen panden ernstig zouden kunnen lijden door het toestaan van meergenoemd verzoek. Een hoofdbezwaar van adressant is: de ondragelijke lucht die zich uit dergelijke inrichtingen tot op aanmerkelijken afstand verspreidt en zeker niet bevorderlijk kan worden geacht voor de gezondheid, terwijl adressant er nog op vermeent te mogen wijzen dat door dien bouw een geheele mis stand zou worden daargesteld op eene plaats die door den Achtbaren Raad in den laatsten tijdzelfs ten koste van aanmerkelijke sommenzoozeer is verbeterden er door het plaatsen van een gebouwonmiddellijk grenzende aan den rijweg, groot gevaar zou bestaan aldaar met rijtuig te passeeren door het schrikken der paarden. Meent adressant dat er betere gelegenheden zijn aan te wijzen voor het plaatsen dezer loods c. a. waar niemand geschaad zou wordendan vertrouwt hij en richt het eerbiedig verzoek tot UEdel Achtbaren dat het den Raad moge behagen de rapporten van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Fabricage in dd. 8 en 6 September 1877 ten opzichte van i hetzelfde verzoekschoon op een ander terreinook hierop toe te passen en het alzoo voor geene gunstige beschikking vatbaar te achten. 't Welk doende enz., Bij Leiden, 27 December 1877. J. C. Timmermans." De heer Cock. Ik veroorloof mij de aandacht der vergadering te vesti- I gen op twee bezwaarschriften tegen het verzoek, thans in behandeling, in- ij gekomen en welke, staande de vergadering, nog met één vermeerderd zijn ik bedoel de adressen van den Garnizoens-Commandant, van Van den Worm ij en nu van Timmermans. De Garnizoens-Commandant is voor afwijzing van Ij het verzoek, daar hij beweert dat de werkzaamheden, door Steenhuizen te j' verrichten, schadelijk zijn voor de gezondheid der soldaten. Wij kunnen dat argument niet ter zijde stellen. Immers in September hebben wij dat argu ment beaamd bij de afwijzing van het toenmalig verzoek van adressant. Niet ten onrechte wordt er door den adressant Van den Worm op gewezen dat toen door Steenhuizen terrein werd gevraagd, gelegen aan denzelfden singel namelijk tusschen de broodfabriek en de buitensocieteit Amicitia, dus op ongeveer vijfhonderd meters afstand van het nu aangevraagde terrein, en dat wel met de bedoeling om er volkomen dezelfde inrichting te stichten die hij ook nu wil stichtenen dat toenmaals dat verzoek is afgewezen, o. a. op grond, dit eene dergelijke inrichting voor de wandelaars hinderlijk en voor de gezondheid schadelijk zou zijn. Het ongustig advies van de Commissie van Fabricage was toen aldus gemotiveerd«omdat vooral voor de zuiverheid van het singelwater en voor de openbare wandeling langs de singels het spoelen, wasschen en droogen van schapenvellen niet kan worden toegestaan en geene voorwaarden aan eene vergunning kunnen worden verbondendie de bezwaren zouden kunnen wegnemen." Er staat «zuiverheid van het sin gelwater", en daarbij is dus zeker gedacht aan de terugwerking van onzuiver water op de gezondheidmaar tevens is toen ook het oog geslagen op de sierlijkheid. Zou, wat men toen niet goed vond voor de zuiverheid van het water (dus voor de gezondheid der ingezetenen) en ook in het belang der sierlijkheid, thans wel goed zijn, nu het den soldaat geldtP Ik geloof dat soldaten even als gewone ingezetenen van Leiden beschouwd moeten worden. Ik vind het dus inderdaad gewichtige bezwaren, die door een geachte auto riteit, den Commandant van ons talrijk garnizoen, zijn bijgebracht. Nog moet ik wijzen op het adres van Van den Worm. Deze wijst er op dat door het geven in recognitie van grond aan Steenhuizen de naburige pan den benadeeld zullen worden. Zonder twijfel is dit zoo. Gesteld dat de inrichting zelfs geen lucht hoegenaamd zou verspreiden wat ik sterk be twijfel dan is het zeker dat daardoor het uitzicht wordt weggenomen. Eindelijk de welstand. Wij doen hier in Leiden veel voor het uiterlijk, en, als het niet meer geld dan anders kost, ben ik er niet tegen. Toen men de brug over den singel bij de Morschpoort, zeer ten mijnen genoege, weder in eene beweegbare brug herschiep, wenschte men haar eene geheel andere en sierlijker richting te geven. Dit is werkelijk geschied en staat inderdaad zeer netjes. Die brug ligt nu volkomen in dezelfde richting als de as der Galgstraat en ziet uit op het gebouw der Infirmerie. Scheen mij dit in het begin wel wat duur toe, daar er zooveel grond moest aan geplempt worden, en vond ik het op grond daarvan onraadzaam, ik ben geheel van gevoelen veranderd, toen men mij verzekerde, dat het weinig meer zoude kosten dan in geval men de oude gekromde richting volgde. Zal men nu den eerst onlangs verkregen welstand weer bederven door het plaatsen van inrichtingen, die zeker niet behooren tot monumenten ter ver fraaiing van eene stad? Daarbij voegende de argumenten aan de gezond heid ontleendacht ik het verzoek niet voor inwilliging vatbaar. Gold het hier inderdaad eene quaestie van belemmering der industrieik zou in de aanvrage Van Steenhuizen herusten. Voor de nijverheid immers moeten wij zeer veel over hebben, daar Leiden 300, althans zeker 200, jaar lang eene fabriekstad is. Maar er is in en stellig nabij Leiden nog bouwterrein genoeg te vinden. Gold het eindelijk het verzoek van een inwoner van de Oude Vest, b. v. om daar, op de plaats waar hij sinds jaren gevestigd iseen spoelvlot te mogen leggenik zou zeggensta het hem toe. Maar hier betreft het een open erf, dat Leiden sedert onheuglijken tijd privaatrechtelijk bezit en hetwelk men thans in recognitie verlangt te verkrijgen en dus vroeger niet bezat met het doel er eene vellen- blooterij op te richten. Nu is het geheel iets anders, aan den eigenaar van een perceel, dat hem reeds lang toebehoort, op publiekrechtelijk gezag de vergunning te weigeren op dat perceel deze of gene indnstrie uit te oefenen dan te weigeren een, aan de stad privaatrechtelijk toebehoorenderftever- koopen of in recognitie af te staan aan iemand, die voornemens is dat erf te gebruiken en in te richten voor deze of gene industriedie voor anderen hinderlijk kan zijn. Ik vind het dus beter aan het verzoek van Steenhuizen geen gevolg te geven. l)e heer De Laat de Kanter. De heer Cock, begon te herinneren aan het afwijzend advies van de Commissie van Fabricage op een vorig verzoek van denzelfden requestrant. Toen zegt de heer Cock is het verzoek geweigerd op dezelfde gronden die thans ook moesten gelden. Dit is niet geheel juist. Wat den misstand betreft, men kan de plaats aan den singel, eene veel gebezigde wandeling, toch niet gelijkstellen met de nu gevraagde plaats buiten de Morschpoortwaar niemand komt dan degeen die er noodig heeft. Wat de verontreiniging van het singelwater betreft, destijds werd gevraagd de inrichting te maken in de onmiddellijke nabijheid van de broodfabriek, welke daaruit haar water trok. Nu hebben zeer zeker de bezwaren van den Garnizoens-Commandant der Commissie aan leiding gegeven daaraan de aandacht te verleenen die zij verdienenmaar als men op de plaats zelve een onderzoek insteltzal men moeten erkennen dat de afstand van de gebouwen der kazerne tot de plaats der inrichting zoo groot is, dat de uitoefening der industrie van den adressant niet hin derlijk kan zijn aan de manschappen die aan de overzijde hun waschwater ophalen. Nergens dan juist op die plek is zooveel strooming in het sin gelwater; immers zij grenst aan het Galgewater, en het door het wasschen der schapenvachten verontreinigde water vindt in den kortst mogelijken tijd daar een uitweg. Overigens moet ik nog opmerken dat hetzelfde wat nu door den adressant wordt verlangd, reeds aan een groot aantal stadsgrachten bestaat; ik weet geene plaats, die minder hinderlijk voor het publiek is, voor deze industrie uit te denken, dan juist de plek, die nu door Steen huizen is uitgekozen en ik kan mij niet voorstellen dat men hier zwarig heden in den weg zoude leggen tegen hetgeen men op zoo vele plaatsen in de stad toestaat. De heer Cock heeft ook gesproken van benadeeling van naburige panden. Ja, het is zeker onaangenaam, als men een ruim en onbelemmerd uitzicht heeftdat dit door bijbouwing van andere panden wordt weggenomen. Maar raag ik, wat dit bezwaar betreft, o. a. wijzen op de school voor m, u. 1. o. voor meisjes op de Boommarkt. Daar heeft die overweging niet gegolden. Bovendien, de wet stelt te dezen opzichte gren zen vast, en van deze zijn wij in dit geval nog verre verwijderd. Om nu aan den een zijn fraai uitzicht niet te benemen mag men toch een ander niet beletten zijne industrie uit te oefenen. Wanneer men verder met het oog op de verontreiniging denkt aan de nabijheid van de overwulfde Bin nenvestgracht langs het Ziekenhuis der Universiteitdan kan zeker dit argu-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 4