S7 N". 274. Leiden, 14 December 1877. Uit het Voorloopig Verslat; aangaande het wetsontwerp tot herziening van «ie tabel, bedoeld in art. 99 der wet van den 4 Juli 1850 (Stbl. n°. 87), (Kieswet) blijkt dat met nadruk gewezen is op de verkeerde samenstelling van het kiesdistrict Leidenaangezien deze gemeente een afzonderlijk dis trict kon en behoorde te vormen. Wij achten het van het hoogste belang dat door den Gemeenteraad een verzoekschrift aan de Tweede Kamer worde ingediendstrekkende tot ondersteuning van het in de afdeelingen aange geven denkbeeld en stellen U mitsdien voor tot de indiening van een adres als bovenbedoeld te besluitenterwijl spoedshalve een concept-adres biernevens ter overweging en vaststelling wordt aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Gemeenteraad van Leiden heeft met belangstelling kennis genomen van het onder dagteekening van 12 December uitgebracht Voorloopig Verslag omtrent het wetsontwerp tot herziening van de tabel bedoeld in art. 99 der wet van den 4den Juli i860 (Stbl. n°. 37), (Kieswet) en daaruit met genoegen ontwaard dat in het afdeelingsonderzoek vrij algemeen en met nadruk gewezen werd op de verkeerde zamenstelling van het kiesdistrict Leidendaar toch de gemeente Leiden een afzonderlijk district kon en behoorde te vormen. Reeds meermalen is gewezen op den vreemdsoortigen toestand waarin de gemeente Leiden verkeert ten aanzien van de verkiezing van afgevaardig den voor 's lands vertegenwoordiging, en op eene wijziging daarvan aan gedrongen. Zooals, naar het oordeel van den Gemeenteraad, zeer te recht in het Voorloopig Verslag wordt opgemerktgaat de eigenaardigheid der akade- miestad geheel onder in de landelijke bevolking van het overig gedeelte van het dubbele district en wordt zij daardoor geheel overvleugeld. Leiden immers heeft 41298 inwoners en 1120 kiezers, terwijl de overige volgens het ontwerp tot dat kiesdistrict behoorende plattelandsgemeentenwaarvan een groot gedeelte in weinig of geene betrekking staat tot Leiden te za- men eene bevolking hebben van 46396 zielen met 1591 kiez»rs. De Gemeenteraad aebt het overbodig, uitvoerig de wenschelijkheid aan te toonen dat de bestaande wanverhouding in deze worde opgeheven zulks toch kan voor geene tegenspraak vatbaar worden geacht en uit den boezem der burgerij zijn dan ook vroeger reeds stemmen in dien zin opgaan waaromtrent wordt verwezen naar liet in Maart 1875 door ingezetenen dezer gemeente aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend adres, waarbij met aandrang op eene splitsing werd aangedrongen. Naar het oordeel van den Gemeenteraad zoude zonder bezwaar het zoo zeer gcwenschte doel kunnen worden bereikt op de wijze in het Voorloopig Verslag aangegeven, door bij Leiden enkele der omliggende gemeenten te voegen, als b. v. Voorschoten met 2045 en Wassenaar met 3453 inwoners en het overig gedeelte van het district- Leiden met Haarlemmermeer te vereenigenom daarmede een dubbel district uit te maken. De Gemeenteraad neemt alzoo de vrijheid Uwe Vergadering eerbiedig en met den meesten nadruk te verzoeken het aangeboden wetsontwerp in bo- venstaanden zin te willen wijzigen, waartegen blijkens de Memorie van Antwoord bij de Kegeering geen bezwaar bestaat. Leiden, 15 December 1877. De Gemeenteraad enz. N°. 275. Leiden, 15 December 1877. Wij hebben de eer U toe te zenden een schrijven van den llector van het Gymnasium alhier, waarin wordt voorgesteld het personeel van leeraren voor de oude talen met één te vermeerderen. Met dat voorstel kunnen wij ons in alle opzichten vereenigen. Ook wij meenen, dat die maatregel zeer in het belang zoude zijn van de inrichting, welke aan onze zorg is toevertrouwd. Met den Rector zijn wij van oordeel, dat aan het hoofd van het Gym nasium, aan wien het algemeen beheer over die inrichting is toevertrouwd, niet te veel lesuren mogen worden opgedragen. Mag men toch den Rector de eischen stellen, welke in nevensgaand schrijven breedvoerig zijn uiteengezet en wij meenendat de omschrijving zijner taak daarin volkomen juist is uitgedrukt dan moet de regeling der lessen zóó gesebieder)dat de Rector als het ware buiten het gewone kader der leeraren staat. De Rector is belast met de handhaving der algemecne ordehij moet steeds op de hoogte zijn van den geheelen gang van het onderwijs, zorg vuldig nagaan de vorderingen van iederen leerling, bij ontstentenis van een leeraar zelf zich met een gedeelte van het onderwijs belasten en de lessen zóó regelendat de gang van het onderwijs niet wordt gestoord van tijd tot tijd in de verschillende klassen als leeraar optreden om door eigen waarneming de krachten der leerlingen beter te leeren kennentelkens de lessen der verschillende leeraren bijwonen, om zoodoende de eenheid van het onderwijs te bevorderen kortom de Rector moet van de geheele inrichting in het algemeen en van het geringste onderdeel in het bijzonder volkomen op de hoogte zijn. Zal men den Rector, die bovendien nog belast is met de dikwijls veel tijdroovende huishoudelijke administratie van het Gymnasium, de boven omschreven eischen mogen stellen, dan zal het wel geen betoog behoeven, dat hij onmogelijk zijne omvangrijke taak naar behooren zal kunnen ver vullen als hem tevens evenveelja zelfs meer lesuren worden opgedragen dan waarmede een gewoon leeraar wordt belast. En die toestand bestaat op dit oogenblik werkelijkdaar de Rector 23 uren per week les geeft. Is dus op bovenstaanden grond uitbreiding van bet personeel der leeraren in de oude talen dringend noodzakelijk er zijn nog andere overwegingen welke den voorgestelden maatregel zeer wensohelijk maken. Met verwijzing ook in dit opzicht, naar den brief van den Rector, dringen wij ook op dezen grond op aanneming van het voorstel aan dat de wet op het hooger onderwijs uitbreiding van bet onderwijs in de oude talen, en daardoor vermeerdering van bet personeel van leeraren, noodzakelijk maakt. En moge nu al de boop op wijziging van het reeds vastgestelde leerplan voor de Gymnasia ons weerhouden hebben, om reeds nu een voorstel tot reor- Ing. stokken 1877. 1' ganisatie van ons Gymnasium bij den Gemeenteraad in te dienen dit staat vast, dat, in welk opzicht het leerplan ook mocht gewijzigd worden, binnen drie jaren in elk geval vermeerdering van personeel noodzakelijk zal zijn. Intusschen zullen andere Gymnasia van ons land zich misschien reeds vroeger op den leest van de nieuwe wet inrichtenalthans bij tijds de beste leerkrachten tot zich trekken. Daarom achten wij het raadzaam reeds nu maatregelen voor te stellen om ons te verzekeren, dat wij ons later niet met minder bekwame leeraren zullen moeten tevreden stellen. En lot dit voorstel, welks aanneming voor de tegenwoordige inrichting van het Gymnasium hoogst wensclielijk en voor de aanstaande nieuwe regeling noodzakelijk is, vinden wij eene gereede aanleiding in de omstan digheid, dat tijdelijk aan ons Gymnasium verbonden is Dr. J. J. Hartman, een mandie volgens het oordeel van den Reetor en volgens onze eigene ervaring in alle opzichten voldoet aan de eischen, die aan een kundig en geschikt leeraar moeten gesteld worden en die bij de groote vraag, welke alom naar bekwame docenten bestaat, zoodra zijne tijdelijke functie hier ophoudt, zeker voor ons Gymnasium zal verloren gaan. Op bovenstaande gronden geven wij U in overweging ons voorstel bij den Gemeenteraad in te dienen en krachtig te ondersteunen en, met het oog op het aanstaand vertrek van Dr. J. J. Hartmande beslissing van den Gemeenteraad zoo spoedig mogelijk uit te lokken. Voor liet gevaldat de Gemeenteraad zich in beginsel met ons voorstel vereenigt en tot vermeerdering van het personeel met één leeraar in <le oude talen besluit, aarzelen wij niet voor do vervulling dier nieuwe betrek king aan te hevelen den heer Dr. J. J. Hartman thans tijdelijk leeraar in de oude talen aan het Gymnasium alhier. Curatoren van het Gymnasium te Leiden V. d. Brandeler, Voorzitter. V. Was Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders alhier. Leiden, 15 November IS77. De Rector van het Gymnasium te Leiden acht zich verplicht, in het belang van de inrichtinv;die aan zijn bestuur is toevertrouwd, aan HH. Curatoren in overweging te geven het personeel van Leeraren voor de oude talen met één te vermeerderen. Tot toelichting van dit voorstel heeft hij de eer de volgende beschouwin gen onder de aandacht van HH. Curatoren te brengen. Het zij hem ver gund in de eerste plaats, zich voor een oogenblik geheel huiten liet Lcidsche Gymnasium denkende, de vraag te stellen en in hoofdtrekken te beantwoorden waarin de werkkring van den Rector moet bestaan indien alle deelen van liet organisme, hetwelk den naam van Gymnasium draagt, regelmatig tot hel beoogde doel, opleiding tot zelfstandige studie aan de Hoogeschoolzullen samenwerken. 1°. De Rector moet zorgen voor de haudliaving der algemeene orde. Gebrek aan orde en tucht en stilte werkt de vruchtbaarheid van het onder wijs tegen. Wanneer een leeraar noodig vindt een leerling wegens wanor delijk gedrag uit «Ie klasse te verwijderen, moet deze niet dadelijk naar liuis gezonden worden, want dat is althans voor de leerlingen der onderste klas sen, bij wie het eergevoel doorgaans nog niet sterk ontwikkeld is, waarlijk geen straf; maar de Rector moet hem in zijne kamer nemen en aan't werk zetten en zoo noodig school houdenen aan de ouders of den voogd er kennis van geven. Eerst na herhaalde poging tot storing der orde, indien blijken mocht dat medewerking van ouders of voogden ontbreekt, moet de Rector tot wegzending overgaan, ivant het algemeen belang eischt. mede werking van ouders of voogden om weerbarstige knapen tot hun plicht te brengenaangezien eene openbare inrichting van onderwijs eenmaal geen kostschool is. Verder moet de Rector telkens rondgaan, vooral bij den aanvang en de verwisseling der lessen om zich te vergewissen of orde en stilte behoorlijk gehandhaafd worden. 2°. De Rector moet op de hoogte zijn en blijven van den geheelen gang van liet onderwijs, om de eenheid te bevorderen en te behouden. Daartoe is noodigdat hij zich gedurig bij de verschillende leeraren in de klassen begeeft. Ook zr! bij als toeschouwer en toehoorder, dikwijls .veel beter dan de leeraren zelf, kleine gebreken, die gaandeweg insluipen, kunnen voorkomen of wegnemen. 3°. Als de maandlijsten zijn ingeleverd, moet de Rector de lijst van eiken leerling zorgvuldig nagaan. Heeft een leerling geen voldoende cijfers voor vlijt, vorderingen of gedrag, dan moet de Rector hem daarover on derhouden en omdat daden sterker spreken dan woordenmoet de Rector hem eenige vrije uren op liet Gymnasium onder zijn toezicht aan 't werk zetten. Het kan wel eens gebeuren dat een leerling liet een of ander vak verwaarloosd. Welnu, als de Rector zonder onderscheid voor elk onvoldoend cijfer in welk vak ook den genoemden maatregel toepast, zal op den duur geen enkel leeraar zich over verwaarloozing of geringschatting van zijn vak te beklagen hebben tenzij hij zelf daartoe aanleiding mocht geven of het wel eens geopperde denkbeeld aanbangen dat zijn vak minder in tel moet zijn, omdat daarvoor in het organisme minder uien te pas komen. 4°. Bij ontstentenis van een leeraar, de gevallen van ziekte en ver trek naar elders bier buiten gerekend, want daarin moet afzonderlijk voor zien worden is bet wegzenden van de leerlingen een verkeerde maatregel, omdat zij daardoor gewend worden aan doelloos rondloopen. Door de in deeling vnn meerdere klassen bij elkander wordt dit bezwaar weggenomen, doch komt een ander er voor in de plaats. Immers in de meeste gevallen zal de leeraar zich slechts met ééne klasse kunnen bezig houden, en wat moet hij met de anderen aanvangen? Zeer licht wordt de orde hierdoor eenigermate gestoord. Het afdoende middel is dat de Rector zooveel moge lijk inspringt, waardoor ook nog dit voordeel wordt verkregen dat hij de krachten der leerlingen beter leert kennen. Voor zoover hij door andere bezigheden verhinderd wordt, kunnen de leeraren, die vrij zijn, hunne medewerking verleenenvolgens het gezonde beginsel van wederkeerige hulp. Indien het nu juist gezien en niet overdreven is, dat voor het organisme hetwelk Gymnasium heet, de opgenoemde zorgen van den Rector noodig zijn, om schadelijke afwijkingen en storingen te voorkomen; en indien voor den Rector de mogelijkheid moet bestaan om zijne zorgen zoover uit te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1