Ill gedeelte der kosten tan dien aanleg wordt opgedragen, omdat de daarin levenden de lusten zullen genietenen het uitzicht gegeven dat ik bij den postdien wij nu gaan behandelen een amendement zou voorstellenstrek kende tot verhooging van deze geldleening met het bedrag der kostendie vallen op den aanleg van de duinwaterleiding. Ik wil daarom nu voorstel len, dezen post, aangegeven tot 40000, te verhoogen met het bedrag, geraamd voor de kosten van aanleg der duinwaterleiding, en gebracht in de uitgaven op deze begrooting. De beer De Fremery. Indien ik althans de mcening van den vorigen spreker goed heb begrepenbestaat er m. i. groot bezwaar tegen bet voor stel. In plaats van in de bijdrage die jaarlijks zal moeten plaats hebben totdat de rentegarantie niet meer noodig is, te voorzien uit de opbrengst der belastingen wensebt de heer Eigeraan de gelden te vinden uit eene leening. Alzoo verlangt die geachte spreker eene schuld aan te gaanom in eene bijdrage te voorzien die in een volgend jaar andermaal invorderbaar zal zijn. De last, die nu reeds zwaar drukt, zou dan nog grooter worden; mij dunkt, dit gaat niet op en zou waarschijnlijk bij Ged. Staten ook geene goedkeuring vinden. Eene uitkeering, die althans in de eerstvolgende jaren telkens in de begrooting cal moeten opgenomen wordenkan moeielijk anders dan uit de gewone inkomsten worden bestreden. De Voorzitter. Mijne heeren 1 Men deelt mij mede dat er een brand is uitgebroken op de Bloemmarkt. Ik wensch dus eenige oogenblikken de vergadering te verlaten en verzoek den heer De Fremery zoolang het voorzitterschap te willen bekleeden. Verscheidene leden vragen schorsing. De Voorzitter. Daar de leden dit verlangen, schors ik de zitting. Na eenigen tijd deelt de heer De Fremery mede dat de zitting wordt verdaagd tot den volgenden Woensdag ten 2 uren. Zitting van Woensdag 31 October 1§77, geopend 's namiddags te itcee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig: de heeren De Fremery, Van Wensen, DriessenDe Laat de Kanter, Hartevelt, Suringar, Van der Zweep, Van Hettinga Tromp, Wilhelmy Damsté, Du RieuDercksen, Van der LithLibreobt Lezwijn, EigemanVan Iterson Goudsmit en Van den Brandeler. De heeren Verster en Juta gaven kennis verhinderd te zijn de verga dering bij te wonen. De Voorzitter. Aan de orde is de voortzetting der beraadslagingen over de Gemeeatebegrooting voor 1878. No. 47. Geldleening tot voorziening in de tijdelijke behoefte aan kas geld 40000. De heer Eigeman. Is het uwe bedoeling, mijnheer de Voorzitter, deze discussie te beschouwen als een vervolg op die, welke in de laatste ver gadering is aangevangen, dan wel als geheel op zich zelve staande? De Voorzitter. Deze vergaderiug wordt beschouwd als eene geconti nueerde en de beraadslagingen worden dus voortgezet; de zitting van Maandag is geschorst geworden. De heer Eigeman. In dat geval zal ik niet herhalen wat ik toen aan gegeven heb, maar wensch ik aan den heer De Fremery op het in de vorige zitting door hem tegen mijn voorstel aangevoerde te antwoorden dat hij verder is gegaan dan ik bedoelde. Het ia niet mijne bedoeling voortaan voor de waterleiding jaarlijks een post op te nemen, en daarmede dien van geldleening te blijven vergrooten. Maar mijne bedoeling is alleen voor dit jaar. Ik voor mij zie daartegen geen bezwaar, dewijl van de duinwaterleiding nog niets genoten wordt en de vereischte uitgaven zeer ge voegelijk op deze wijze kunnen gevonden worden. Groot bezwaar heb ik om de tegenwoordige belastingschuldigen daarmede te belasten. Ik geef echter mijne opinie voor beter, indien er tegen mijn voorstel overwegende bezwaren mochten bestaan. De Voorzitter. Uw voorstel was, als ik mij niet vergis, een nieuw artikel daarvoor op de begrooting te brengen. Immprs onder dit artikel kan moeielijk de door u bedoelde post worden opgenomen. De beer Eigeman'. Ik bedoelde de onder dit artikel uitgetrokken som van ƒ40000 voor kasgeld met ƒ20000 te vermeerderen voor voorziening in de kosten van aanleg van eene duinwaterleiding. Da heer Van der Zweep. Zou er, mijnheer de Voorzitter! niet nog een ander middel zijn om het door den heer Eigeman beoogde doel te be reiken De 22000 rentendoor ons gegarandeerdzullen toch eerst met Januari 1870 behoeven te worden betaald. Zij zouden dus eigenlijk dit jaar in het geheel niet op de begrooting behoeven gebracht te worden. De heer De Laat de Kanter. De opvatting van den heer Van der Zweep is niet juist. De helft van de gegarandeerde renten zal 30 Juni 1878 betaald moeten worden en de andere helft zal, zoo niet geheel, dan toch gedeeltelijk, verschuldigd zijn 31 December 1878. Nu is het wel mogelijk dat er kasgeld overblijft; dit hangt geheel af van den tijd, waarop de coupons der aandeelen in de Duinwater maatschappij betaalbaar zullen worden gesteld. Maar mij dunkt, dat wij daarnaar onze begrooting niet kunnen inrichten. Wij zijn, als de exploitatiekosten niet geheel gedekt worden, wat althans in de eerste jaren wel het geval zal zijn, op ultimo December 1878 de volle vijf percent garantie schuldig. Ik zou het dus gevaarlijk achten daarop niet te rekenen. Al betalen wij die renten eerst in 1879 uit, moeten wij er toch op rekenen de geheele som schuldig te zijn over IS78 en die in dat jaar te moeten uitgeven. De som moet dus worden beschouwd als eene uitgave over het dienstjaar 1878 en als zoodanig op de begrooting worden gebracht. De heer Van der Zweep. Maar altoos zbI die som toch eerst betaal baar zijn op of na 1 Januari 1879. Want de directie zal haar boeken niet kunnen afsluiten voor ultimo December 1878. Eerst dan zullen kunnen blijken de resultaten der exploitatie. Zoolang die resultaten niet zijn bekend weet de gemeente zelfs niet eens, of zij al dan niet dermic- garantie zal behoeven te betalen. De heer De Laat de Kanter. Dat is volkomen juist; maar dat neemt niet weg dat het is eene schuld, welke op ultimo December 1878 bestaat, en dus eene uitgave over 1878. Al behoeft men lit t geld niet in 1878 te betalen, toch het is eene uitgave over 1878, die op rekening van de dienst van dat jaar behoort te komen. Wellicht zullen wij door de latere uitbetaling in 1878 wat ruimer zijn voorzien van kasgeld; de uitgave echter blijft over 1878 bestaan en zal, mits de coupon voor 1' Juli 1879 betaalbaar wordt gesteld, ook in de rekening van 1878 moeten worden opgenomen. De heer Hartevelt. Terecht heeft de heer De Kanter gezegddat de volle som der rente-gnrantie voor de duinwaterleiding over den dienst 1878 verschuldigd is, en dus op dat jaar dient te worden verrekend. De quaestie, door den heer Van der Zweep gemoveerd, zoude alleen daartoe kunnen leiden dat misschien in 1879 terug werd ontvangen en als zoo danig geboekt wat de maatschappij minder noodig mocht hebben gehad over 1878. Het gemeentebestuur moet de volle som op de begrooting brengen. De heer Eigeman wil nu die som vinden door eene geldleening. Het is echter ongeoorloofd eene geldleening te sluiten voor renten die betaald moeten worden. In de vorige zitting heeft do heer Eigeman den post verkeerd genoemdkosten voor aanleg van eene duinwaterleiding. Zooals de heeren toch allen wetenzal de uitgetrokken som dienen voor de garantie van renten van het aanlegkapitaal. De som behoort dus onder de gewone uitgaven te worden gebracht en mag niet door geldleening worden gevonden. Voldeden wij aan den wensch van den heer Eigeman, wij zouden de begrooting van Gedeputeerde Staten terugontvangenals behel zende een post in strijd met de wet. VVij mogen niet doen wat de heer Eigeman voorstelt. De heer Eigf.man. Indien ik mij nu of den vorigen keer verkeerd mocht hebben uitgedrukt bij het noemen van den post gelijk de heer Hartevelt aanvoerde dan heb ik eenvoudig gevolgd de uitdrukking voorkomende onder No. 100: «Bijdrage van de gemeente in de kosten van aanleg van eene duinwaterleiding." Daarin wordt niet gesproken vau rente-garantie. Ik stem dan gaarne toe, dat die benaming verkeerd is, als het alleen de bedoeling is om dezen post de rente-garantie alleen te laten bevat ten, en zou dan liever lezen: «No. 100:" rente garantie ten behoeve van de duinwaterleiding. Mijne bedoeling overigens is, om, zooals meermalen gebeurt bij de oprichting van eene onderneming, in de eerste jaren waarin nog niets daarvan genoten kan worden, de renten te trekken bij het aanlegkapitaal. Maar als men bevreesd isdat om deze reden Gedeputeerde Staten de begrooting niet zullen goedkeuren bij aanneming van mijn voorstel dan geef ik het voor beter en zal ik daarop niet verder aandringen. De heer De Fremery. Als ik mij wel herinner, heb ik in de vorige vergadering reeds gezegd dat het niet opgaat eene leetiing te sluiten tot voorziening in de kosten van te betalen renten, en dat een dergelijk besluit waarschijnlijk ook geene goedkeuring zou vinden bij Gedeputeerde Staten. De bedoeling van den heer Eigeman apprecieer ik niet te min hoogelijk. Ik geloof inderdaad met hem dat de druk der belastingen te groot zal worden als wij alles willen handhaven wat tot dusver is gevoteerd. Het ijs dan ook mijn voornemen, als geen ander raadslid mij voorkomt, bij No. S3 een voorstel te doen, om in ontvang uit te trekken eene som gelijkstaande aan die voor wederinkoop van kapitaal ad 9000, vastgesteld in eene der vorige zittingen. Door aanneming van zoodanig voorstel zal feitelijk de verordeningdie den wederinkoop van kapitaal voorschrijftworden geschorst, op grond dat voor renten-garantie over 1878 11250 meer wordt gevorderd dan over dit jaar, en het vooruitzicht bestaat dat in het vervolg deze post allengs zal minderen. De heer Hartevelt. Als wij tot N°. 53 zullen zijn genaderd, behoud ik mij voor omtrent het door den beer De Fremery aangekondigde voorstel mijne opinie te zeggen. Ik bepaal er mij nu toe den heer Eigeman te antwoorden. Deze beriep zich op n°. 100, waar de som is uitgetrokken als bijdrage in de kosten van aanleg van eene duinwaterleiding. Maar dat ge achte lid dient er bij te lezen wat er op volgt: «Het volle bedrag van de rentegarantie enz." Het zijn dus da kosten voor de betaling van renten .die zijn uitgetrokken. En zooals ieder trouwens weet, hebben wij niet de duinwaterleiding aangelegd, maar de Maatschappij. De Voorzitter. Ik moet er toch wel ecuig bezwaar tegen maken de beide voorstellen die van de heeren Eigeman en De Fremery niet te gelijk te behandelen. Wordt toch het voorstel van den heer Eigeman niet aangenomen dan zal het nog de vraag zijn, of dat van den heer De Fremery zal worden aangenomen. Als wij ze tegelijk behandelen, dan zullen wij kunnen besluiten tot het een of bet ander. Maar geschiedt dit nietdan staat het te vreezen dat wij niets zullen krijgen en zoodoende zouden moeten terugkomen op het voorstel van Burg. en Weth.om f 900U uit de uitgaven te schrappen. Want waarlijk de belasting wordt veel te bezwarend voor de ingezetenen. Het cijfer wordt te boog. Wij zijn nu al veroverde 120,000. De heer Hartevelt. Mag ik u dan herinneren, mijnheer de Voorzitter 1 wat de reden is dat de hoofdelijke omslag nu zooveel hoogcr zal moeten zijn Is niet bijna uitsluitend de duinwaterleiding daarvan de oorzaak Wij moeten immers over 1878 ruim f 11000 meer voor de rente-garantie betalen dan in 1877. Maar hebben wij dan niet allen de duinwaterleiding gewenscht, en wisten wij dan niet, dat ons die in de eerste jaren belangrijke geldelijke offers zoude kosteo Moeten wij ons nu beklagen, of opzien tegen een hooger belastingcijfer? Trek eens ƒ22500 van den hoofJelijken omslag af, dan is er niet meer dan /'103,000 noodig; trek ik er 11000 af, wat meer in 1878 dan in 1877 zal moeten worden betaald, dan zou het cijfer nog 1000 lager zijn dan in dit loopende jaar, en wel ƒ114,000. De Voorzitter. Het vooruitzicht bestaat dat over eenige jaren de rente- garantie van het aanlegkapitaal zal vervallen. Welnu, laten wij dan voort gaan met de schorsing van het besluit tot wederinkoop van kapitaaldan behoeven wij nu de toevlucht niet te nemen tot zoodanige kunstmiddelen om de begrooting te doen sluiten. Ik twijfel er buitendien zeer aan, of het voorstel van den lieer Eigemanal51 werd het aangenomendoor Gedeputeerde Staten zou worden goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1