100
daarover gemaakte opmerking is in het sectieverslag opgenomen, en in het
door Burg. en Weth. op dat verslag gegeven antwoord wordt die opmerking
ter sprake gebracht en tracht men die te weerleggen.
De heer Van dee Lith. Het komt mij voor dat het nu niet noodig is,
een bepaalden post voor deze uitgaven van het gasthuis uit te trekken.
Dat kan toch later door af- en overschrijving geschieden.
De heer Bijleveld. Ik kan mij daarmede vereenigen.
Het amendement van den heer Bijleveld wordt voldoende ondersteund.
In omvraag gebracht, wordt het aangenomen met 17 tegen B stemmen.
Tegen stemden: de heeren De Fremery, De Laat de Kanter, Van Wen
sen, Librecht Lezwijn en de Voorzitter.
De Voobzittee. Wil de voorsteller nu ook de stads-apotheek uit bet
artikel doen vervallen?
De heer Bijleveld. Ik heb over die stads-apotheek wel gedacht, mijn
heer de Voorzitter, maar die inrichting was m. i. van zoo tweeslachtigen
aard, dat ik die niet aandurfde. Mocht gij, mijnheer de Voorzitter, mij
inlichtingen omtrent die apotheek kunnen gevendie mijne onzekerheid weg
nemen dan ben ik casu quo tot een voorstel bereid.
De heer Van der Lith. Dat moet, naar mijne meening, bij no. 144,
handelende over de gemeente-apotheekeerst beslist worden.
De heer De Laat de Kanter. Ik kan toch niet nalaten te doen
opmerkendat men nu een vreemden weg bewandelt. Eerst heeft men
besloten, dat uitgaven van denzelfden aard zooveel mogelijk bij elkander
moeten worden gebracht. Nu volgt men weder een anderen weg en splitst
men gelijke uitgaven. Ik geloof nietdat dit in het belang van de
gemeente is, want als er ééne aanbesteding voor dezelfde soort van werken
geschiedt, dan zal dit altijd voordeeliger voor de gemeente uitkomen.
De heer Cock. Men is toch gewoon hij dergelijke aanbesteding per
ceelsgewijze te werk te gaan en dan ten slotte combineert men ze. Dan
blijkt toch duidelijkimmers nagenoegwat voor elk werk moet worden
in rekening gebracht.
De heer De Laat de Kanter. Ik blijf van meening, dat men op die
wijze geen zuiveren maatstaf verkrijgt, en zal mij ook aan zoodanige
raming niet wagen. Wil men juist weten wat elk werk kost, dan moet
men nu eene afzonderlijke aanbesteding daarvan houden.
De heer Cock. Ik blijf van oordeeldat op de door mij voorgestelde
wijze men wel zal weten wat elk werk afzonderlijk kost. Op één cent of
één gulden meer of minder komt het toch niet aan. Het is hier alleen
om het beginsel te doen.
De heer Van Iterson. Wil men nu consequent handelendan moet
ook de stads-apotheek uit dezen post vervallenzooals dit geschied is met
het Caecilia-gasthuis. Vroeger kwamen de uitgaven daarvoor ook op reke
ning der gast- en leprooshuizen. Ik meen dus te moeten voorstellen de kos
ten van onderhoud der stads-apotheek naar hetzelfde nommer over te brengen.
Dat voorstel wordt niet voldoende ondersteund en maakt alzoo geen verder
onderwerp van behandeling uit.
No. 103 wordt daarop goedgekeurd.
Nos. 104108 worden aldus goedgekeurd: Dag- en weekgelden der
werklieden en bedienden in dienst der gemeente, mitsgaders verdere kosten
der fabricage f 14500; Grondlasten en personeele lasten wegens huizen en
landerijen alsmede patentrechten van schuiten 1450Dijk- en polderlasten
ƒ100; Kosten ter zake van het innen van renten wegens inschrijvingen op
de grootboeken der nationale schuld 25Kosten van toezicht op de vroon
wateren 20 0.
De Voorzitter. No. 108 a. Dit nieuwe artikel wordt voorgesteld tot
uitbreiding van het herstellingsfonds, groot ƒ16000.
De heer Cock. Ik verzoek stemming over dit artikel.
In omvrage gebracht, wordt het artikel goedgekeurd met 19 tegen 2
stemmen.
Tegen stemdende heeren Cock en Scheltema.
Hoofdstuk III wordt daarop met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk IV is aan de orde.
De heer Van der Lith. Ik doe opmerken, dat de schatters uit dit
hoofdstuk zullen vervallenen dat er wellicht wat anders daarvoor in de
plaats komt. Daar dit licht tot discussie aanleiding zal geven en het reeds
vrij laat is, zou het, meen ik, wenschelijk zijn, de zitting voor het oogen-
blik te schorsen.
De Voorzitter. Ik geloof dat het bij het vergevorderde uur wenschelijk
is deze beraadslaging thans te schorsen en te verdagen tot morgen ten
één uur.
Sommige leden dringen op het houden van eene avondzitting aan.
Met 11 tegen 10 stemmen wordt het voorstel van den Voorzitter aan
genomen.
De heeren Cock, Goudsmit en anderen verklaren, dat zij morgen de
vergadering niet kunnen bijwonen.
De Voorzitter. Ik heb met opzet, daar er verschil van gevoelen be
stond, de vraag aan de beslissing van de vergadering onderworpen, en de
meerderheid heeft zich voor de verdaging tot morgen verklaard.
De heer Van der Lith. Dan zal het morgen toch eene zeer incom
plete vergadering zijn.
De Voorzitter. Er zou ir. dat geval geen bezwaar bestaan de beraad
slaging tot Maandag te verdagen. Ik wil echter gaarne aan de vergadering
nogmaals de vraag onderwerpen, of zij eene avondzitting verlangt.
Dc meeste leden verklaren zich nu daarvoor.
De Voorzitter. Dan schors ik de vergadering tot heden avond ten
zeven uren.
Avond-zitting van Donderdag 35 October 18ÏÏ,
geopend te 7 uren
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Tegenwoordig: de heeren Verster, Wilhelmy Damsté, Le Poole, \<in
Hettinga Tromp, Van der Zweep, De Fremery, Hartevelt, De Laat de
Kanter, Van Wensen, Van Iterson, DriessenVan der Lith, Librecht
Lezwijn, Goudsmit, Cock, DercksenDu llieu, Bijleveld, Juta, Suringar
en Van den Brandeler.
Hoofdstuk IV. Kosten van invordering der plaatselijke belas
tingen of middelen.
No. 109. Kosten van toezicht en van invordering der plaatselijke be
lastingen 11570.
De heer De Fremery. Onder dit artikel komen twee onderdeelen voor,
die kunnen vervallen, te weten: die voor acht schatters ƒ1200 en voor
kleine uitgaven op de schatting 125. Burg. en Weth. stellen echter voor,
de cijfers te behouden en alleen de omschrijving als volgt te wijzigen
Kosten voor het opmaken der kohieren 1325. Dan blijft het cijfer van
het geheele artikel onveranderd.
De heer Cock. Waarschijnlijk zal het aan mij liggen, maar ik heb de
mededeeling van den geachten Wethouder van Financiën niet goed gehoord.
Dit schijnt intusschen vast te staan, dat er onder dezen post wordt uitge
trokken eene som van ƒ1200 voor acht schatters elk a 150 en nog eene
som van ƒ125 voor kleine uitgaven. Beide sommen schijnt men te willen
behouden. Tegen het laatste sommetje van ƒ125 heb ik geen bezwaar;
het is te gering om er van te spreken. Doch tegen de uitgave van 1200
heb ik daarentegen groot bezwaar om der wille van het beginsel. Ik heb
deze zaak reeds vrij breedvoerig uiteengezet ter gelegenheid van de behan
deling der verordening op de in te voeren income tas. Bij de vorige be
lasting had men schatters noodig om de huurwaarde en waarde van het
meubilair te taxeerendat is om positieve feiten te constateerendieaan
Burg. en Weth. medegedeeld, voor hen de elementen waren, waaruit zij
volgens de verordening het kohier moesten opmaken. Bij de nieuwe belas
ting want de goedkeuring van Gedep. Staten zal wel volgen kan
daarvan geen sprake zijn. Gebruikte men daarbij schatters, dan zouden die
schattersniet Burg. en Weth.het kohier opmaken. Dit mag niet volgens
art. 264 der gemeentewet. Ook zoude ik vreezen dat zoodoende de ver
antwoordelijkheid van Burg. en Weth. zich langzamerhand achter die schat
ters ging verschuilen. Ik meen derhalve dat dit ambt kan vervallen en zul
mitsdien tegen het voorstel van Burg. en Weth. stemmen.
De heer De Fremery. Uit mijn voorstel blijkt, dat Burg. en Weth.
gelooven dat het noodig is voor de inlichtingen, die zij zullen vragen aan
verschillende personendezen in verhouding van den tijd daarvoor benoodigd
vergoeding te gevenwelke uitgave dan uit den post van invordering en
toezicht op de belastingen moet voldaan worden. Vooraf is het bedrag
niet met juistheid te bepalen, wellicht is slechts een gedeelte benoodigd;
met het oog op die onzekerheid vertrouwen Burg. en Weth. dat de Raad
wel geen bezwaar zal maken om de aangevraagde gelden beschikbaar te
stellen.
De heer Cock. Niet ter wille van het schenken van minder vertrouwen
wensch ik Burg. en Weth. niet te volgenmaar ter wille van het beginsel
dat mijns inziens ligt opgesloten in artikel 264 en volgende der gemeente
wet regelende het opmaken van de kohieren en de verantwoordelijkheid
daarvoor. Daarom wensch ik geene schatters. Komt het aanniet op gis
singen maar op het constateeren van feitenzoo als onder de vorige be
lasting de hoegrootheid van huurwaarde of van de waarde van meubilair
dan heb ik niets tegen schattersdoch onder de heerschappij van het nieuw
aangenomen belastingstelsel kunnen zoogenaamde schatters niet anders doen
dan feitelijk in de plaats treden van Burg. en Weth. Het is dus hoofdzakelijk
bij wijze van protest, dat ik tegen dezen post zal stemmen. Ik gevoel ten
volle de moeielijkheiddie voor Burg. en Wetb. zal gelegen zijn in het
schatten van ieders inkomen; maar ik antwoord: gij zelve hebt die nieuwe
belasting voorgesteld. Qui veut la fin, veut les moyens en die le courage
de son opinion heeft, moet dien hebben jusqu'au bout. In beginsel wil ik
en wil ook de gemeentewet, dat in zake van belasting de belastingschuldige
niet afhankelijk zal zijn van andere personen dan van Burg. en Weth.,
dat wil zeggen alleen van personendie of door de burgerij of door den
Koning zijn benoemd. Er behoort zeker veel courage en zeer stellig eene
bijna ongeloofelijke kennis toe, om van iemands aangifte te zeggen: zij
deugt niet; en nog veel meer kennis om een persoon, die geen aangifte
heeft gedaan, behoorlijk te taxeeren. En juist daarom mag dat werk niet
anders dan aan betrouwbare personen, zoo als Burg. en Weth., overgelaten
worden. Ik zou dus vreezendat mengeld voor belooning van schatters
beschikbaar stellende, personen in het leven riep, op wie de verantwoorde
lijkheid van Burg. en Weth. overging. Die verantwoordelijkheid moet geheel
op hen blijven rusten.
De heer Goudsmit. Ik zal voor dezen post stemmen. Ik zie daarin
niets dan een eenvoudig blijk van vertrouwen, dat de Raad aan het Dage-
lijksch Bestuur behoort te geven. Het wil geen verantwoordelijkheid van
zich afschuivenhetgeen trouwens in strijd ware met de gemeentewet
maar men kan a priori niet weten, welke middelen, welke inlichtingen men
van andere personen noodig heeft. Men mag hopen dat die informatiën
kosteloos worden gegevenmaar men heeft daarvan geene zekerheid. Men
moet inlichtingen vragen van personendie aan het onderzoek daarvan
hunnen tijd willen wijden, zonder verder eenige verantwoordelijkheid op
zich te nemen. Ik zal dus voor dien post stemmen. Over de wijze hoe
die toegestane sommen besteed worden, zullen Burg. en Weth. later reken
schap hebben te geven. Evenals van den heer Cock, is het ook mijne
meening dat alle verantwoordelijkheid bij Burg. en Weth. blijft berusten.
Zij kunnen zich niet beroepen op deskundigenmaar zij hebben aan hen
behoefte tot het verkrijgen van inlichtingendie niet kunnen worden ont-
beprd. Die het doel wil, moet ook de middelen willen.