90
De Voorzitter. Blijft de heer De Fretnery nu nog bij zijn voorstel?
De heer De Fremery. Neen ik zal mijn voorstel gaarne intrekken.
De Voorzitter. Tusschen d en e wordt nu ingelascht: //Als inkomen
wordt niet aangemerkthetgeen van bloed- of aanverwanten in de rechte lijn
jaarlijks wordt genoten." Die wijziging is door de Commissie nu van den
heer Bijleveld overgenomen. Ik zal haar in stemming brengen.
In stemming gebracht, wordt die invoeging aangenomen met 17 tegen 5
stemmen.
Tegen stemdende heeren BijleveldCockScheltemaLe Poole en
Van der Zweep.
Art. 6, hierop in zijn geheel, met de daarin gebrachte wijzigingen, in
stemming gebracht, wordt aangenomen met 13 tegen 9 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Krantz DercksenVerster, Bijleveld, Goud
smit, Cock, Scheltema, Le Poole en Van der Zweep.
Art. 7.
De Voorzitter. Verlangt iemand een wijziging in de klassen voor te
stellen
De beer Wilhelmy Damsté. Ik wenschte voor te stellenmijnheer de
Voorzitter, nog eene klasse te voegen tusschen de nu voorgestelde 4de en
5de. Ik vind het wel wat grooten sprong in eens van 1000 tot ƒ1500.
En daarom zou eene klasse van ƒ1000 tot 1200 a ƒ1300 mij wel ge-
wenscht voorkomen.
De Voorzitter. Wat is het oordeel dér Commissie hierover?
De heer Van der Lith. Bij mij bestaat er geen bezwaar tegen.
De heer De Fremery. Bij mij evenmin.
De heer Le Poole. De vorige week zijn er bedenkingen gemaakt tegen
de door mij geuite bezwaren omtrent de eerste klasse. Men heeft mij
gezegd dat de menschen die in die klasse zullen komen te vallen in een
beteren toestand zullen geraken dan waarin zij nu verkeeren. Thans wordt
er ƒ300 voor levensonderhoud afgetrokken, dan zullen wij ƒ400 aftrekken.
Men vergeet echter dat die klasse van menschen vroeger in 't geheel geen
belasting betaalde. Een meubilair beneden de ƒ50 is volgens de bestaande
verordening niet belastbaar. Gaat men in de woningen van de hierbedoelde
personen, dan zal men er gemeenlijk vinden eene bedsteê, eene wieg, eene
tafel, eenige stoelen, eene latafel en misschien de geschiedenis van Genoveva
aan den wand, maar meer niet. Vandaar dat de schatters dergelijk meubi
lair nooit aansloegenwant zij vreesden datals er vervolgd moest worden
en die inboedel verkocht werdtoch niet het geld zou opgebracht worden
waarvoor was aangeslagen. Ten tweede heeft men mij als 't ware een lesje
gelezen omdat ik de arbeiders van 8 a 9 gulden inkomen tot proletariërs
zou willen maken door hun niet toetestaan mede belasting te betalen. Hoe
gaarne ik nu ook nog lessen ontvang van mijn vroegeren geachten leer
meester, kan ik die stelling den heer Goudsmit toch niet toegeven. Ik kan
niet inzien dat men iemand ontwikkelt door hem een belastingbiljet thuis
te sturen. Ik twijfel er althans zeer aan of de hier bedoelde personen de
weldaad wel op hare rechte waarde zullen weten te schattenen geloof
veeleer dat het rbenejicia nemini obtrudmtur" hier van toepassing is. Van
het tegenwoordig arbeiders-geslacht althans verwacht ik niet, dat het die
weldaad zal willen erkennen. Wellicht dat een volgend geslacht, dat de
vruchten van het lager onderwijs heeft genoten en geleerd heeft wat een
staat is en waarom men belastingen moet betalenhaar beter zal weten te
apprecieeren. Maar bovendienals men de in de eerste klasse bedoelde
menschen gaat aanslaan vrees ik dat men eene ceel van vervolgingen zal
krijgen en men meer aan die vervolgingen zal moeten uitgevendan men
als inkomsten van hen verkrijgt. Per slot van rekeningdit weten wij
allenis het bij de inkomstenbelasting niet om de kleintjesmaar om de
grooten te treffente doen. Ik stel dus voor dé eerste klasse geheel op
te heffen en uit het artikel te laten vervallen.
De heer Hartevelt. Den vorigen keer heb ik reeds aan den heer
Le Poole doen opmerken dat de arbeidersdoor hem bedoeld in een beteren
toestand zullen geraken door deze verordening. Ik wil trachten door her-
baling dit nogmaals duidelijk te bewijzen. Als zoo iemand zich aangeeft
in de 1ste klasse van ƒ400 tot 500; dan wordt hij op het middencijfer
gebracht, dus op ƒ450. Van die som wordt ƒ400 afgetrokken, zoodat
de belastbare som bedraagt ƒ50. Aangenomen nu dat er 2 pCt. zal worden
gehevendan betaalt hij l belasting per jaarwelke som zeer gemak
kelijk in termijnen is te voldoen. Onder de thans vigeerende verordening
betaalt men boven de ƒ300. Nu gebeurt het dikwijls dat iemand, die een
belastbaar inkomen van ƒ400 a ƒ500 heeft, volgens de bestaande veror
dening voor ƒ3.50 a 4 is aangeslagen. Hij was daarvan niet vrijgesteld,
maar kreeg een biljet en betaalde belasting.
De heer Le Poole. Ik heb mij, juist daar er bij mij twijfel gerezen
was omtrent mijne beweringen in de vorige vergadering, in contact gesteld
met een der schatters en wel met dengenedie schatte in Wijk VIII, de
Langegracht en omstrekenwaar vele menschen van de eerste klassevol
gens dit artikel, wonen. Zoo men de kohieren wil nazien, zal men bemerken
dat het tot de zeldzaamheden behoort dat daarop belastingschuldigen met
een cijfer van 4060 cents of 1 voorkomen. Ik blijf dus ook naar de
berekening van den heer Hartevelt ontkennen dat zij in een beteren toestand
zullen gerakenen blijf beweren dat de hierbedoelde menschen nu in den
regel niet betalen.
De heer De Fremery. Ik kan natuurlijk geen namen noemenmaar
dit kan ik zeggen dat het laagste bedrag op de kohieren ongeveer 40 cents
bedraagt. Het zijn trouwens niet de schatters, die bepalen wie belasting
betaalt, maar de verordening. Wanneer er geen 50 mobilairwaarde is,
is ieder, al mocht hij in een huis van ƒ200 huur of meer wonen, vrij
volgens de verordening. Daarentegen zal hij nu aangeslagen worden, als hij
valt tusschen de ƒ400 en ƒ500 inkomende bijdrage zal dan echter hoog
stens ƒ2.60 zijn, dus per week slechts ƒ0.05. De arbeiders, die de heer
Le Poole op het oog heeft zullen in den regel wel niet meer dan 400
inkomen hebben, en zijn dan niet belastingschuldig. Ik behoef alleen maar
te wijzen op de arbeiders van de gemeente. Daaronder zijn verscheidene,
wier inkomen beneden de 400 blijft; ook deze zullen dus niet getroffen
wordeu. De vrees dusdat de arbeider te hoog zal worden aangeslagen
zalgeloof ikzich niet bevestigen. Ik acht het daarom niet goed de
eerste klasse te laten vervallen. Eene kleine bijdrage leidt tot belangstelling
in de gemeente-huishouding en heeft dus zijne goede zijde.
De heer Le Poole. Ik heb niet gesproken dit wensch ik den heer
De Fremery nog te doen opmerken van menschen met een inkomen
beneden de 400, maar van hen die een inkomen van 400 a ƒ500
hebben. Wat daar beneden is, is niet aan de orde, komt niet in dit
artikel voor en kon door mij dus niet besproken wordeu. Ik heb alleen
mijne bezwaren tegen de eerste klasse van dit artikel in het midden gebracht
en voorgesteld die te laten vervallen. Als het voorstel van den heer Damsté
nu wordt aangenomendan zal zoodoende het aantal klassen hetzelfde
blijven.
De heer De Laat de Kanter. Ik wensch protest aan te teekenen
tegen eene uitdrukking, daar straks door den heer Le Poole geuit, nl. dat
het bekend en erkend zou zijn, dat het ons te doen was om de grooten te
treffen en de kleinen te laten loopen. Ons doel is geen ander geweest dan
om door deze verordening eene belasting te heffen met meer gelijkmatigen
druk dan dien, welke volgens de thans vigeerende bepalingen wordt geheven.
Daarom protesteer ik tegen de gemaakte opmerking.
De heer Le Poole. Protesten, mijnbeer de Voorzitter! mogen, volgens
het reglement van ordegelijk u bekend isniet in de notulen worden
opgenomen.
De heer De Laat de Kanter. Maar wel in de gedrukte Handelingen
van den Raaden ik geef den beer Le Poole de verzekering dat ik zal
zorgen dat het daarin wordt opgenomen.
In stemming gebracht, wordt het voorstel van den heer Le Poole met
17 tegen 5 stemmen verworpen.
Vóór stemden: de heeren Dercksen, Verster, Cock, Scheltema en Le
Poole.
De Voorzitter. Nu wensch ik te vragen, of de vergadering kan goed
vinden overeenkomstig het voorstel van den heer Wilhelmy Damsté tusschen
de klassen van 1000 tot 1500 in te voegen eene van 1000 tot
1250. De Commissie heeft daartegen geene bedenking.
Daartoe wordt bij acclamatie besloten.
De heer Goudsmit. Ik wensch nog voor te stellen, in de laatste alinea
van dit artikel de woorden «voor noodzakelijk levensonderhoud" te doen
vervallen. Het zou toch kunnen zijn dat iemand voor zijn levensonderhoud
minder dan 400 noodig had. Er zijn liedendie met uiterst weinig
zich kunnen behelpen. Nu vrees ik de chicane dat men zegt: gij hebt
slechts 200 noodig voor uw onderhouddus blijft er 200 ter belasting
over. De woorden drukken wel uit wat de beweegreden is geweest van de
bepaling, maar men behoeft de beweegreden niet in het artikel op te nemen.
De heer Van der Lith. Ik heb er geen bezwaar tegen dat de Com
missie het voorstel tot weglating der woorden«voor noodzakelijk levens
onderhoud" overneemt.
Met die en de andere aangebrachte wijzigingen wordt art. 7 in stemming
gebracht en aangenomen met 15 tegen 7 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Krantz, Dercksen, Verster, Cock, Scheltema,
Le Poole en Van der Zweep.
Art, 8.
De heer Dercksen. Ik wensch te vragen, of in dit artikel genoegzaam
is uitgedrukt wat de Commissie bedoelt. ïk lees bier, dat er een evenredig
cijfer van het belastingschuldig cijfer zal worden geheven. Niemand die dit
betwijfelt, het behoort bij deze belasting. Maar de vraag is, of het zal zijn
een gelijk of wel een progressief cijfer, met andere woorden of het geheel
zal worden eene gelijke percentage voor alle klassen dan wel of de klassen
onderling van percentage zullen verschillen.
De heer Hartevelt. Er zal een gelijk cijfer als percentage voor alle
belastingschuldigen worden aangenomen, geen opklimmend cijfer.
De heer Dercksen. Dan zou ik gaarne zien dat dit werd uitgedrukt in
het artikel door de bijvoeging der woorden: «een en hetzelfde evenredig
cijfer."
De Voorzitter. Ik acht dit volkomen overbodig. Als er geen ander
cijfer genoemd wordt, spreekt het van zelf dat er slechts één cijfer is,
tenzij gij verlangen mocht duidelij kshalve een teeken hoven het woordje
«een" te zetten.
De heer Dercksen. Het is mij niet te doen om de teekens op een paar
letters, maar wel ben ik gesteld dat de bedoeling duidelijk blijke. Acht de
Raad echter geen wijziging of bijvoeging noodig, dan ben ik tevreden met
de nu gegevene uitlegging, die het noodige licht over de zaak verspreidt.
De Voorzitter. De tegenwoordige verordening bevat dezelfde uitdruk
king. Verlangt de heer Dercksen stemming over het artikel?
De heer Dercksen. Neen, mijnheer de Voorzitter!
Art. 8 wordt hierop goedgekeurd.
Art. 9.
De heer Goudsmit. Was het de bedoeling der ontwerpers van deze
verordeninginwonende zieke kleinkinderen niet van het beneficie van ver
mindering te laten genietendan geldt het eene quaestie van principe.
Anders zou ik in overweging geven in de tweede alinea bij te voegen de
zelfde woorden als in de eerste«Inwonende eigen of aangehuwde kinderen
of kleinkinderen boven den leeftijd" enz. Nu toch zou voor een inwonend
lam kind wel do vader van de bepaling kunnen profiteeren inaar niet de
grootvader van het lamme kleinkind.
De heer De Fremery. Ik geloof dat het goed zal zijn te herhalen in
de 2e alinea de woorden, die in de eerste alinea voorkomen. Toch moet
ikter verantwoording van de Commissieopmerken dat in de bestaande
verordening, die meermalen hier is besproken en behandeldde omschrijving
in de eerste alinea in de tweede niet voorkomt.
Art. 9 met de door den heer Goudsmit aangegeven wijzigingwordt hierop
goedgekeurd.
Art. 10.
De heer Bijleveld. Ik weuschte te vragen, of het woord «grondslagen"