73 Kitting van Donderdag 37 September £87 7. geopend 's namiddags le twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandcler. Te behandelen onderwerpen.- 1*. Benoeming van eene onderwijzeres 2de klasse aan de meisjesschool der Ist* klasse. (188) 2°. Idem van een lid van het Cnratorium over de Inrichting tot opleiding van 0. I. ambtenaren. 3". Voorstel van J. Scheltema, betrekkelijk de administratie der Gasfa briek. (121189 en 200) 4®. Verzoek van P. D. Steenhuizen om eene houten loods le plaatsen' aan den Veslwal bij de algemeene begraafplaats. (190) 5». Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst 1877. (191) 6°. Verzoek van G. B. Lalleman, om ontslag als hulponderwijzer aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (193 en 194) 7®. Idem als voren, van A. W. Swart, als onderwijzer 2d« klasse aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (198) 8*. Voordracht tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke directe belasting o»er 1877. (195) 9". Idem, betrekkelijk de tijdelijke voorziening in de vaceerende betrek king van leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente instellingen voor hooger- en middelbaar onderwijs. (196) 10®. Verzoek van W. B. A. Van tlarteveldter bekoming van grond onder de gemeente Zoeterwoude. (197 en 199) 11°. Bapport der raadscommissie in zake het Utrechtsche jaagpad. (151) Tegenwoordig de heeren Van IleukclomSuringar, Wilbelmy Damsté, Van der Zweep, Scheltema, Le Poole, Bijleveld, Verster, Cock, Van der Lith, Van Iterson, Krantz, Van Wensen, De Laat de Kanter, Driessen De Fremery en Van den Brandeler. De heeren llartevelt, Eigeman, Dercksen, Van Hettinga Tromp en Juta gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 6 September 11. worden gelezen en goedgekeurj. De Voorzitter deelt mede: dat de heer Mr. C. Cock tot zijn leedwezen bezwaar moet maken .de benoeming aan te nemen van lid van het Curatorium over de gemeente- instelling tot opleiding van O. I. ambtenaren dat de heeren Mr. J. De Wal en J. Groll die betrekking aannemen dat de heer Mr. R. Th. Bijleveld de betrekking aanneemt van lid der Commissie voor de strafverordeningen, en dat op 9 October a. s. een'e verkiezing zal plaats hebben voor een lid der Provinciale Statenen dat zitting zullen hebben in het stembureau de heeren J. Van llcukelom en Mr. J. E. Goudsmit. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Voorts deelt de Voorzitter mede: 1°. Disposition van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Iiollanddd. 8/7 September, n°. 75/3 en 74/1, houdende goedkeuring van de raadsbesluiten van 23 Augustus 11., tot overschrijving van /"4815.48, kosten van de in richting van het terrein bij de voormalige Hoogewoerdspoortop de begroo ting, dienst 1877. 2°. Rapport van Commissarissen der gasfabriekaangaande de uitbreiding der fabriek. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. 8®. Nadere memorie van den heer J. Scheltemaaangaande het voorstel betrekkelijk de administratie der gasfabriek. Dit zal behandeld worden bij het sub 3°. aan de orde gestelde onderwerp. 4°. Missive van het Curatorium over de instelling tot opleiding van O. I. ambtenarenhoudende bericht van de benoeming van den heer L. M. De Laat de Kanter tot Voorzitter en van den heer Mr. P. A. Van der Lith tot Secretaris, welke heeren de benoeming hebben aangenomen. Wordt voor kenuisgeving aangenomen. 5°. Concept-reglement voor de instelling tot opleiding van O. I. ambte naren ingediend door het Curatorium. Dit concept zal gedrukt worden. 6®. Missive van de Wed. Selier, geb. Voorthuizen, houdende kennisgeving van het overlijden van haren echtgenoot H. Selier, in leven adsistent- torenwachter. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over 1®. Adres van Van Hartrop c. s., tot verbetering van de Borstolbrug enz. 2®. Adres van agenten van politie 3de klasseom in het pensioenfonds te worden opgenomen. 3®. Adres van A. W. Sijthoff, om een duiker te lrggen. 4®. Adressen van de heeren Desertine en Dr. Ter Laag, om continuatie als stads heel- en geneeskundigen. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burg. en Weth. 5®. Verzoek om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1877, van Mejufirouw J. J. Swaving. 6®. Adres van C. G. L. Van Wensen, ter bekoming van grond aan het Utrechtsche jaagpad. 7®. Adres van K. W. Zürhaar, tot bekoming van grond aan de Vrou wenkamp. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. 8®. Voordracht tot verhooging der begrooting, dienst 1877 ten behoeve der O. I. inrichting. 9°. Begrooting van het Werkhuis over 1878. ZlTTIKOVEBSLAO 1877. 10®. Idem van het H. G. of arme wees- en kinderhuis. 11®. Idem van de Bank van Leening over 1878. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 12®. Adres van L. A. Vollcbregt c. s.betrekkelijk de packtvoorwanrden van den afval der Beestenmarkt. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te renvoyeeren naar Burg. en Weth. ter beschikking. 13®. Verslag van de Commissie voor de Volksbijeenkomsten. Dit zal ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd worden. Aan do orde is I. Benoeming van eene onderwijzeres 2de klasse, aan de meisjesschool der 1ste klasse. (Zie Ing, St. n°. 188.) De heeren Scheltema, De Laat de Kanter en Driessen worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het stembureau uit te maken. t Met 13 stemmen wordt benoemd mej, C. E. G. Van Dobbcn zijnde 4 biljetten in blanco gelaten. II. Idem van een lid van het Curatorium over de Inrichting tot opleiding van O. I. ambtenaren. Met 12 stemmen wordt benoemd Mr. W. Van der Kaayterwijl op de heeren Hartevelt en Krantz ieder 1 stem wordt uitgebracht en 3 biljetten in blanco waren gelaten. III. Voorstel van J. Scheltema, betrekkelijk de administratie der gas- .fabriek. (Zie Ing. St. nos. 121, 189 en 200.) De Voorzitter. Alvorens dit punt aan de orde te stellengeef ik het woord aan den heer Van Iterson die het gevraagd heeft. De heer Van Iterson. Mijnheer de Voorzitter! Om de discussiën over zaken niet op te houden, door de behandeling van eene persoonlijke quaestie heb ik u verzocht mij vooraf even het woord te verleenen. Aan liet slot zijner laatste memorie schrijft de heer Scheltema ecnige volzinnen neêrmeer speciaal aan mijn adres gericht. Men leest daar: «Dadelijk na de rede van den heer De Kanter heeft een der leden, de heer Van Iterson, uitspraak gedaan tussclien dien lieer en mij in zake do winst van de gasfabriek. Dat lid beeft den Wethouder in het gelijk en mij in het ongelijk gesteld. «Ik wensch daarover iets te zeggen, «Ik betwist den heer Van Iterson volstrekt niet dc bevoegdheid om, als zijn persoonlijk gevoelen, mij in liet ongelijk te stellen, en zoo hij dit alleen als zoodanig gedaan had dan zou ik er over gezwegen hebben. Maar de heei Van Iterson sprak van wij. Wij (leden van den Raad) hebben eene afdoende icederlegging van dat beweren (mijn beweren ten aanzien van do winst van de gasfabriek) gehoord. Daarvoor zijn wij mijns inziens den heer De Kanter ten zeerste dank verschuldigd. «Vooreerst doe ik opmerken dat de Raad nog geen uitspraak in zake mijn voorstel of in zake de winst van de gasfabriek gedaan heeft, dat de Raad nog niet verklaard beeft dat de wederlegging van den heer De Kanier afdoende is. Doch dit daargelaten. De heer Van Iterson sprak van wij, als sprak hij namens zijne medeleden, namens den Raad j en al is nu tic lieer Van Iterson met zijne uitspraak den Raad vooruitgeloopen zoo wil ik mij toch nu reeds veroorloven tegen zijne voorloopige uitspraak in verzet te komen." Verder volgen in dat stuk nog eenige hatelijkheden, insinuation en on juistheden, die ik met stilzwijgen voorbij ga; het zijn slechts kleinigheden in de pen van iemand die zich niet otitziet de waarheid zoodanig te ver draaien als de heer Scheltema in de zooeven voorgelezen volzinnen gedaan heeft. Ik zeg: in de pen, mijnheer de Voorzitter! Want omtrent hetgeen ik nu heb voorgelezen kan de heer Scheltema niet zeggengelijk hij op pagina 65 der gedrukte Handelingen doet ten opzichte van eene andere uit drukking: «ze komt echter niet voor in een geschreven of gedrukt stuk, maar is mij onder de discussie ontvallen." Wat ik voorlas is lèle reposèe neergeschreven. Evenmin kan de heer Scheltema zich beroepen op liet falen zijner memorie. Hij was toch in de vergadering van 7 Juli II. niet tegen woordig en citeert dus uit het gedrukte relaas der Handelingen van den Gemeenteraad. Om het bewijs te leveren dat ik mij de grove aanmatiging veroorloofd zou hebben, van namens den Raad uit te spreken wat slechts als mijne subjectieve meening mocht gelden, laat de heer Scheltema met cursieve letters drukkenwat hij goedvindt mij in den mond te leg gen de woorden namelijk: «Wij hebben eene afdoende wederlegging van dat beweren gehoord. Daarvoor zijn wij mijns inziens den beer De Kan ter ten zeerste dank verschuldigd." Men zie op pagina 54 der Handelingen van den Gemeenteraad, wat ik werkelijk gezegd heb en oordeele. «Eindelijk", zoo sprak ik «hebben wij dan nu een zeer uitvoerige ennaar den indruk dien ik er van gekregen hebafdoende wederlegging van dat beweren geboord." Ik vraag aan mijne medeledenkan men van mijne zijde zich voorstellen meerdere subjectiviteit, van de zijde van den beer Scheltema grootere Ik laat de qualificatie achterwege, mijnheer de Voorzitter! Een ieder moge ze naar zijne overtuiging invullen. De heer Scheltema. Ik wensch even het woord, mijnheer de Voorzitter! Ik krijg daar eene zeer scherpe doch ongegronde terechtwijzing van den heer Van Iterson, namelijk alsof ik mij jegens hem schuldig zou hebben gemaakt aan insinuatiën en onjuistheden of verdraaiing zijner woorden. Na de rede van den heer De Kanter, in de vergadering van 7 Julij 11., heeft ook de heer Van Iterson over mijne laatste memorie het woord gevoerd. Ik ben in die vergadering niet tegenwoordig geweest en ik moet dus wel afgaan op hetgeen in het verslag staat. En daarin heb ik gelezen dat de beer Van Iterson wel degelijk, onmiddellijk na de rede van den heer*De Kanter, zijn oordeel heeft uitgesproken. De heer Van Iterson heeft meer gezegd dan de woorden die ik van hem heb aangehaald en daarmede tracht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1