60 Op deze kortelijk aangegeven gronden ontraden wij derhalve Uwe Ver gadering de aanneming van de vijf punten waarin het voorstel is vervat. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, I. J. Van Wensen. P. Du Rieu. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De Fremery. Leiden, 7 September 1877. De Commissie van Financiën kan zich geheel vereenigen met het advies van HH. Commissarissen der gasfabriek, omtrent het voorstel van den heer Seheltema, betrekkelijk de administratie dier fabriek. Zij vermeent zich van nadere beschouwingen ten deze te kunnen onthouden, aangezien, naar haar oordeel, in het rapport van Commissarissen, de zaak zoo duidelijk mogelijk is toegelicht en op uitnemende wijze is aangetoond dat eene aan neming van het voorstel niet wenschelijk is. Bovendien is de strekking van bedoeld advies dezelfde als ten vorigen jare door onze Commissie is ontwikkeld bij de behandeling van een diergelijk voorstel als thans aan hangig is gemaakt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N#. 190. Leiden, 8 September 1877. Onder referte aan het nevensgaand rapport van de Commissie van Fabri cage op het hierbij overgelegd wordende verzoek van P. D. Steenhuizen om eene houten loods te plaatsen op een gedeelte van den veslwal nabij de algemeene begraafplaats, tusschen den grond van de Leidsche Broodfabriek en dien van de soeieteit Amicitia, ten einde aldaar wol en schapenvellen te spoelente wasschen en te droogenhebben wij de eer Uwe Vergadering te adviseeren op gemeld verzoek afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft eerbiedig te kennen, P. D. Steenhuizen, Steenstraat Wijk V, n'. 22, dat hij op een gedeelte van den vestwal, liggende tusschen de Broodfabriek en de buiten-societeit Amicitia, eene loods, groot ongeveer 9 vierkante meters, willende plaatsen, tot het spoelen of wasschen van wol en schapenvellen alsook daarneven het droogen daarvanonder zoodanige voorwaarden als de Raad zal goedvinden te bepalen, waarneven hierbij over gelegd extract uit den kadastralen legger met situatie teêkening. 't Welk doende, Leiden, 21 Augustus 1877. P. D. Steenhuizen. Leiden, 5 September 1877. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van P. D. Steenhuizen te berichten, dat zij bezwaar heeft tegen de inwilliging van zijn verzoek om eene houten loods te plaatsen op een gedeelte van den vest wal nabij de algemeene begraafplaats, tusschen den grond van de Leidsche Broodfabriek en dien van de sociëteit Amicitia, ten einde aldaar wol- en schapenvellen te spoelenwasschen en droogen 1°. omdat de toegang zou moeten geschieden langs de begraafplaats of over de werf van den korenmolen de Valk in beide gevallen hinderlijk voor de vrijheid en veiligheidingeval werklieden of andere personen daarvan moesten gebruik maken 2°. omdat de onmiddellijke nabijheid der begraafplaats en van het daarop aanwezige lijkenhuis, tevens dienende tot opname of schouwing van dren kelingen; niet gedoogt, dat aldaar werkzaamheden van dien aard worden ver richt, die met de bestemming der inrichtingen niet strooken; 3°. omdat vooral voor de zuiverheid van het singelwater en voor de open bare wandeling langs de singels, het spoelen, wasschen en droogen van schapenvellen niet kan worden toegestaan en geene voorwaarden aan eene ver gunning kunnen worden verbonden, die de bezwaren zouden kunnen wegnemen. De Commissie acht zich uit dien hoofde verplichthet nemen van eene af wijzende beschikking aan te raden. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 191. Leiden, 30 Augustus 1877. Wij hebben de eer hiernevens aan Uwe Vergadering ter goedkeuring aan te bieden een staat van af- en overschrijving, strekkende om van Hoofd stuk XI, Art. 1, Volgnommer 175: «Onvoorziene Uitgaven," een bedrag van 38.21 J over te brengen op Hoofdstuk III, Art. 3, Volgnommer 101: «Grondlasten en personecle lasten wegens huizen en landerijenalsmede patentrechten van schuiten." Tot toelichting deelen wij u mede dat voor grondlasten van eigendommen, der gemeente toebehoorendeis betaald eene som van ƒ1109.30, terwijl voor personeele belasting en patentrechten van schuiten alsnog moet betaald worden een bedrag van f 32S.91|, uitmakende te zamen I438.21j en aangezien de betrekkelijke post slechts tot ƒ1400 is uitgetrokken, stellen wij U voor het tekort ad 38.21^ op bovengenoemde wijze te dekken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 1 September 1877. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat bij ons geen bezwaar bestaat tegen de goedkeuring van den door Burgemeester en Wet houders overgelegden staat van af- en overschrijving op de begrooting van den loopenden dienst ten bedrage van Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 193. Leiden, 7 September 1877. Naar aanleiding van enkele vragen in Uwe Vergadering van 7 Juli jl. ge daan achten wij het niet overbodig U thans bij de ophanden zijnde behan deling der begrooting over 1878 eenige inlichtingen te verstrekken, omtrent de vermoedelijke fondsen welke voor de gasfabriek na verloop van eenigen tijd bij verkregen goedkeuring noodig zullen zijn. Vooraf herhalen wij nogmaals, dat bijzondere fondsen voor de uitbreiding van het pijpennet in dit jaar niet noodig zijn. Die uitbreiding is in de vorige maand verricht en komt ten laste van het uitbreidings- en ver nieuwingsfonds, waaruit zij is bestreden. In 1878 zouden wij echter gaarne Uwe Vergadering voorstellen een woon huis voor den directeur op het terrein der fabriek te doen bouwen. Vindt dit voorstel bijval, dan zal daarvoor volgens oppervlakkige raming eene bijdrage noodig zijn van ƒ16000, en zoo de uitbreiding van het verbruik niet boven alle verwachting toeneemt, zal met toepassing van eenige verbe tering de reeds besproken aanbouw van eene nieuwe stokerij met kolen- magazijn waarschijnlijk tot 1879 kunnen verschoven worden. Hiervoor worden dan de kosten zonder uitbreiding van terrein geraamd op 30000 met uitbreiding van terrein op f40000. Daarbij zou dan een gedeelte dier nieuwe stokerij, omdat zij aanvankelijk niet geheel voor den aanbouw van nieuwe fornuizen noodig is, tot kolenmagazijn kunnen worden ingericht. De berging der Duitscbe kolen op het terrein gaat alsdan verloren en nu blijft de vraag of de nog beschikbare ruimte groot genoeg zal zijn om dat verlies te dekken. De hierboven genoemde cijfers zijn natuurlijk geraamd met het oog op de tegenwoordige prijzen der materialen afgezien van alle mogelijke storende oorzaken die zich in dezen en den volgenden winter bij de exploitatie zouden kunnen voordoenwaaromtrent het niet mogelijk is thans positieve verklaringen af te leggen. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriekenz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N#. 193. Leiden, 11 September 1877. Wij hebben de eer op het nevensgaand verzoek van G. B: Lalleman om eervol ontslag als hulponderwijzer aan de openbare school n°. 1 voor min vermogenden en onder overlegging van het rapport van den betrokken hoofdonderwijzer, aan Uwe Vergadering te adviseeren den adressant tegen 1 November a. s. eervol ontslag uit zijne tegenwoordige betrekking te ver- leenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, 8 September 1877. Edel-Achtbare Heerenl De ondergeteekende neemt beleefd de vrijheid tegen 1 November 1877 eervol ontslag te verzoeken uit zijne betrekking van hulponderwijzer aan de openbare school n°. 1 voor minvermogenden. Edel-Achtbare Heeren UEd. dw. dienaar, G. B. Lalleman. Den Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Leiden, 11 September 1877. In antwoord op uw apostille van den 8sten dezerwaarbij een verzoek van den hulponderwijzer G. B. Lalleman, om met 1° Nov. e. k. eervol ontslagen te worden uit zijne tegenwoordige betrekking, heb ik de eer u te melden, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen het gunstig beschikken op adressants verzoek. De hoofdonderwijzer der openb. school n°. I voor minvermn. A. Van der Harst. Aan den Heer Burgemeester der gemeente Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 2