56 van de regeering heeft mogen ondervinden en dat wij in deze op haren zedelijken steun mogen rekenen. Wat aangaat de erlanging van een rijks subsidie, daarop bestaat, voorloopig althans, geenerlei uitzicht. Naar het oordeel der regeering, zoude eerst de ervaring moeten worden verkregen dat zonder geldelijke hulp de gemeentelijke instellingen tot opleiding van Indische ambtenaren niet kunnen beantwoorden aan haar doel. Voor dien tijd zoude bezwaarlijk een gegrond motief kunnen worden aangewezen dat de wetgevende macbt, welke uitdrukkelijk de bestaande rijksinstelling ophief, zou kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid, om ten koste der schatkist het oprichten van bijzondere instellingen te bevorderen. Hoe welkom nu ons een rijkssubsidie zoude wezenzoo waardeeren wij volkomen de redenendie de regeering vooralsnog tot eene afwijzende beschikking op dit gedeelte van het verzoek hebben geleid en zulks raagonzes inziens, in geene deele de uitvoering van het plan in den weg staanin aan merking genomen het gewichtig belang hetwelk daarbij voor deze gemeente is betrokken. Wij geven uwe vergadering alsnu in overweging om 1°. te besluiten dat van gemeentewege een inrichting voor de opleiding van O. I. ambtenaren zal worden opgericht; 2®. een curatorium te benoemen van B leden hetwelk zich een secretaris zal assumeerenen aan dat curatorium op te dragen het ontwerpen van een reglementten einde door den gemeenteraad te worden vastgesteld. Ten slotte veroorloven wij ons de opmerking dat bet voor het gelukken van het plan noodzakelijk is, dat de inrichting zoo spoedig mogelijk en uiterlijk te gelijk met de invoering van de wet op het hooger onderwijs in werking trede. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N®. 176. Leiden, 23 Augustus 1877. De heer dr. W. P. Weebers, vraagt bij nevensgaand adres om te wor den ontslagen uit zijne betrekking van lid van het college van regenten van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis, alsmede van het R. K. Armbe stuur. Voornoemd college heeft, blijkens het hierbij gevoegd schrijvengeen bedenking tegen de inwilliging van bet verzoekzoodat wij de eer hebben uwe vergadering te adviseeren het gevraagd ontslag, eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondcrgeteekende heeft de eer uwe vergadering ontslag te verzoeken als lid van het college van regenten van het R. C. Wees- en Oudelieden huis, alsmede van het R. C. Armbestuur. Met verschuldigde hoogachting Leiden, 6 Juli 1877. W.P. Weebers, med. doet. Leiden, 22 Augustus 1877. Onder terugzending van het in onze vergadering van 20 Augustus jl. ingekomen verzoekschrift van don heer dr. W. P. Weebers met uwe apos- tille van dato 10 Juli bevorens hebben rarn. Regenten van de R. C. Armen en het Wees- en Oudeliedenhuis de eer bij deze te berichten. Dat bij het Collegie geen bezwaar bestaat UEd. Aclitb. te adviseeren het gedaan verzoek van den heer Weebers om ontslag als regent dier instellingen bij den Raad der gemeente aan te bevelen. Mm. Regenten voornoemd, Namens dezelve De Regent-Secretaris, Aan den Heer Burgemeester van Leiden. A. G. Hessels. N°. 177. Leiden, 23 Augustus 1877. Ter voorziening in de bestaande vacature aan de openbare lagere school n°. 1 voor onvermogendenhebben wij de eer, na overleg met den hoofd onderwijzer en den districts-schoolopzieneruwe vergadering voor te stellen een onderwijzer 2de klasse, op eene jaarwedde van f 700, te benoemen, waartoe het volgende drietal wordt voorgedragen: 1*. Hyman Bremer, te Brielle; 2®. Willeboord Willeboordsche Schipper, te Utrecht, en 3®. Gerard Albert Van der Heydc, alhier. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 178. Leiden, 23 Augustus 1877. Naar aanleiding van nevensgevoegd verzoek van Gebr. Van Hoeken alhier, om vergunning voor het dempen van het hellinggat voor hunne scheepmakerij aan de Haven en het plaatsen van een schociing aldaar, hebben wij de eer uwe vergadering mede te deelendat wijna den heer voorzitter der Commissie van Fabricage daaromtrent te hebben gehoord geen bezwaar hebben tot het verleenen der gevraagde vergunning te advi seeren vermits door het dempen van het hellinggat, ter grootte van onge veer 50 centiaren, de rooiing van den wal langs de Haven zal verbeterd en de straat verbreed worden, zoodat aldaar eene geschikte los- en lading plaats voor de genoemde firma wordt verkregen. Wij stellen u verder voor te bepalen dat de demping en steenen bewai ling geschieden moet voor rekening van adressanten, onder toezicht van den gemeente-architect, en dat de grond nimmer zal mogen gebruikt worden tot het nederleggen van houtwaren of andere goederen, maar enkel tot los- en ladingplaats, terwijl adressanten zich binnen 14 dagen na de vergunning zullen hebben te verklaren of zij de voorwaarden aannemen bij gebreke waarvan de vergunning vervalt. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Édel-Achtbaren Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen Gebroeders Van Hoeken alhier, dat zij het hellinggat voor hun erf, aan de Haven n". 8, wenschen te dempen en een schoeijing te plaatsen in de richting van de bestaande wal, waartoe zij de vereischte vergunning van UEd. Achtb. verzoeken. 't Welk doende, Leiden, 23 Juli 1877. Gebr. Van Hoeken. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 2