56 neer andere, waarvoor nu niet is in te staan. De juiste beantwoording van die vraag mag van geen invloed zijn op de niet-verlaging. Het staat bij mij vast, dat zij daarmede in geen verband kan staan, en dat, wanneer buitengewone kosten gevorderd worden niet de gasverbruikers daarvoor te zorgen hebbenmaar de gemeentezooals ik daar straks gezegd heb. De Voorzitter. Ik geloof dat de zaak nu behoorlijk is toegelicht en wensch dus de debatten te sluiten, tenzij nog iemand het woord mocht verlangen. De heer Juta. Een woord slechts, mijnheer de Voorzitter, ter motivee ring van mijne stem. Bij een vroeger voorstel tot verlaging van den gas- prijs heb ik daartegen gestemd. Ik heb alle rapporten gelezen en herlezen en omtrent de quaestie veel nagedacht, waardoor ik, ook na de inlichtingen heden ontvangenvan opinie ben veranderd. Ik zal dus stemmen voor verlaging van den gasprijs. De beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen ons voorstelom art. 12 der verordening van 21 Oct. 1S75 te lezen als volgt: «Bij het begin van iedere maand zal van wege de administratie, des verlangd, in tegen woordigheid van den verbruikerop den meter worden opgenomen de sedert de laatste opneming verbruikte hoeveelheid gas en deze worden berekend tegen den prijs van acht cents per kubiek meter." De heer Dercksen. Gij brengt zeker eerst dit gedeelte in stemming, mijnheer de Voorzitter, niet dat omtrent de premie voor groote gasverbrui kers. Ik althans kan voor het laatste niet stemmen. De heer Cock. Teger. dat premiestelsel ben ik zeer zeker. Maar daar ik tegen beide onderdeelen benis splitsing voor mij onverschillig. In stemming gebrachtwordt dit eerste gedeelte (de verlaging van den gasprijs) aangenomen met 15 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de heeren Verster, Van Hetlinga Tromp, Hartevelt, Bijleveld en Cock. De Voorzitter. Dan komt nu aan de orde het tweede gedeelte van het voorstel, tot wijziging van art. 12 aldus: Wanneer evenwel het jaar lijkse!) gasverbruik in fabrieksgebouwen en daarbij behoorende lokalen geza menlijk of in andere gebouwen en inrichtingen afzonderlijk in geldswaarde de som van vijfhonderd, duizend en vijftienhonderd gulden te boven gaat, zal naar gelang van die bedragen san het einde des jaars vijf, tien of vijftien ten honderd van dat totaal worden gerestitueerd." De heer Cock. Alleen zij het mij geoorloofd te herinneren dat ik meer malen mij tegen deze bepaling heb verklaard. Ik zal de discussie hierover niet vernieuwen, maar alleen opmerken dat, hoe lager de gasprijzen worden en hoe dichter ze dus den prix de revient naderen, des te onbillijker de premie wordt. Komt men eindelijk tot den kostenden prijs, dan zullen de groote gasverbruikers nog 15 pCt. minder behoeven te betalen dan dien prijs, dus een cadeau ontvangen, welk verlies door de kleine verbruikers zal moeten gedekt worden. Ik geef intusschen toe, dat wij zoo ver nog niet zijn, maar wij zijn aardig op weg. De Voorzitter. Bij Burg. en Weth. is de vraag overwogenof bij de voorgedragen verlaging van den gasprijs zonder nadeel nog zoodanige restitutie konde worden verleend. Zij zijn van oordeel dat men toch nog boven den kostenden prijs blijft. De heer Dercksen. Ik wensch er bij te voegen dat ik stem tegen dezen maatregelomdat ik de gasfabriek niet beschouw als eene fabriekzaak maar als eene inrichting van publiek-rechtelijken aard. Daarbij komt geen aanmoediging van groote gasverbruikers te pas. De heer Van Iterson. Ik wensch te zeggen dat ik mij met de be schouwing van den heer Cock ten deze vereenig en al met verlangen heb uitgezien naar het vroeger door den heer Le Poole aangekondigde voorstel waardoor aan die premiën voor goed een einde zou komen. De heer Le Poole heeft vroeger gezegd dat voorstel niet te doen, omdat hij vreesde dat men dan niet meer zou komen tot verlaging van den gasprijs. Nu is zoodanige verlaging vastgesteld en ik mag dus hopen dat wij een stap nader zijn gekomen tot het aangekondigde voorstel. De heer Le Poole. Ik kan dat voorstel niet in deze vergadering doen. Alleen door nu tegen dit deel van bet nrtikel te stemmen wensch ik te kennen te geven nog niet van gedachten veranderd te zijn. Het tweede gedeelte van het voorstel wordt hierop aangenomen met 14 tegen 6 stemmen. Tegen stemden: de heeren Le Poole, Verster, Hartevelt, Dercksen, Cock en Van Iterson. III. Voorstel van mr. J. E. Goudsmit, betrekkelijk het pensioen aan den eervol ontslagen rector van het gymnasium toe te kennen. (Zie Ing. St. nos. 98 en 110.) De^ Voorzitter. Daar de voorsteller niet aanwezig is, wegens langere afwezigheid uit de stad dan hij aanvankelijk meende, stel ik voor dit punt aan te houden. De heer Dn Rieu. De zaak is zoo bekend bij allen, dat ik wel zou wenschen haar te behandelen. De Voorzitter. Dit is niet de gewoonte, als de voorsteller afwezig is. Mocht de zaak tot discussie aanleiding geven, dan zou de voorsteller buiten machte zijn geweest argumenten, daartegen ingebracht, te wederleggen. Ik stel dus voor het punt uit te stellen. Daartoe wordt besloten. Verzoek van J. C. Meysing, om een duiker te leggen. (Zie Ing. St. n°. 117.) Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staanwordt bij acclamatie aangenomen. V. Idem van L. Heyboer, om ontslag als onderwijzer 2de kl. aan de school n®. 1 voor onverraogenden. (Zie Ing. St. n". 118.) Het voorstel van Burg. en Weth., om eervol ontslag te verleenen tegen 7 Augustus, wordt goedgekeurd. VI. Idem van W. B. A. Van Harteveldt, betrekkelijk het dempen van eene sloot. (Zie Ing. St. no. 120.) Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staan, wordt met algemeene stemmen aangenomen. VII. Idem van P. J. W. Knaap, om een keldergat te maken en twee stoeptreden te leggen. (Zie Ing. St. n°. 123.) Het voorstel van Burg. en Weth.om het verzoek toe te staanwordt goedgekeurd. VIII. Idem van Dr. W. Burck, om ontslag als leeraar in de natuurlijke historie aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 126.) Het voorstel van Burg. en Weth., om eervol ontslag te verleenen tegen 1 September, wordt goedgekeurd. IX. Idem van J. Bakewel, om ontslag als onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (Zie Ing. St. n®. 127.) Het voorstel om eervol ontslag te verleenen, ingaande 1 Augustus, wordt goedgekeurd. X. Idem van G. W. Buising, om ontslag als hulponderwijzer aan de school n°. 2 voor minvermogenden. (Zie Ing. St. n'. 128.) Het voorstel van Burg. en Weth.om eervol ontslag te verleenenin gaande 1 Juli, wordt goedgekeurd. XI. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1876, van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n®. 124.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. XII. Rekening van de dienstdoende schutterij over 1876. (Zie Ing. St. n®. 122.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. De Voorzitter. Hiermede zijn de aan de orde gestelde punten afgehan deld. Verlangt nog iemand het woord? De heer Van Iterson. Ja, mijnheer de Voorzitter! De tijd van het jaar brengt mede dat ook leden van den Raad voor korter of langer tijd de gemeente verlaten en dus niet in de vergaderingen aanwezig kunnen zijn. Die tijd komt mij weinig geschikt voor voor de behandeling van gewichtige onderwerpen. Zoodanig gewichtig onderwerp staat nog op de lijst der agenda. Ik bedoel het concept-raadsbesluit omtrent de plaatselijke belasting. Zouden wij ook mogen weten, wanneer gij van plan zijt dit in behandeling te brengen? De Voorzitter. Bij Burg. en Weth. is de zaak besproken. Zij achten het wenschelijk dit onderwerp eerstdaags in behandeling te brengen. Mocht, zooals de geachte spreker vreest, de rusttijd te spoedig invallen, dan wensch ik het in September en in allen gevalle vóór de behandeling der begrooling aan de orde te stellen. De heer Van Iterson. Het doel mijner vraag was eigenlijk om, voor zoover dit geoorloofd is, eenigen invloed te oefenen op het besluit van Burg. en Weth., opdat zij dit onderwerp niet meer vóór September zouden doen behandelen. De maand Juli zijn wij reeds ingetreden en het zal over do helft zijn voordat met de behandeling kan worden aangevangen. Naar ik meen is dat juist de tijdwaarop de grootste kans bestaat dat verschil lende leden verhinderd zullen wezen tegenwoordig te zijn. Ik althans ben omstreeks dien tijd afwezig. De Voorzitter. Ik zal dit gaarne in aanmerking nemen en niet de zaak aan de orde stellen voordat ik mij overtuigd heb dat het mcerendeel der leden tegenwoordig kan zijn. In elk geval zou het punt vóór de begrooting behandeld moeten worden. De heer Cock. Ik wenschte te vragen of niet de periodieke aftreding van leden van den Raad van eenigen invloed zou kunnen zijn op de be schouwing van Burg. en Weth. ten aanzien van den tijdwaarop deze zoo belangrijke zaak zal worden behandeld. Ik ben zoo vrij aan die periodieke aftreding te herinneren. De Voohzitter. Burg. en Weth. zullen de zaak in overweging nemen. De vergadering wordt daarop gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 6