52
van den Raad waren bereid op dien west mede te gaan; Alleen wilde men
de Itsliaansche oi dubbele boekhouding niet, zooals hij, op de geheele zaak
toepassen maar alleen op de rekening voor zojver die onder Commissarissen
der gasfabriek berust. De handwelke den heer Scheltema toegestoken
werd om tot overeenstemming te geraken, heeft hij afgewezen en dat is de
reden geweest der verwerping van zijn voorstel. Wanneer nu de rekening
niet zulk een gemakkelijken vorm heeft als die welke uit het Italiaanse!)
boekhouden volgt, dan is dit inderdaad zijne schuld, gelijk ik zoo even zeide.
De heer Scheltema is uitvoerig teruggekomen op zijne bewering dat
de winstberekening bij de gasfabriek niet deugt. De bewering dat ten
voagen jare in de winst van 65000 kapitaal verscholen is, is herhaald.
Daarbij is gevoegd de bewering dat aan de winstwelke nu onlangs
ofschoon zij volgens de bewering van den heer Scheltema niet aanwezig
was toch in de gemeentekas gestort is, 20000 ontbrak. Ik stel mij
poor, mijnheer de Voorzitter, aan te toonen dat die beweringen onjuist zijn.
De heer Scheltema heeft' bij eene vorige gelegenheidtoen ook over
die winst gesproken werd, de Commissarissen der gasfabriek (ik laat
de vergelijking geheel voor rekening van den heer Scheltema) vergeleken
bij eenen goochelaar; zooals bij dezen het balletje van den eenen beker
naar den tweeden gaat om eindelijk geheel te verdwijnen, zoo zouden zij
met eep kapitaal van f 26000 hebben gegoocheld. Ik zeg, ik laat die
vergelijking geheel voor rekening van dengeen die er de vader van is;
maar de heer Scheltema heeft een zeer belangrijk punt uit het oog verloren,
en dat is hetgeen men vindt in de toelichting tot onze gemeentebegrooting.
Ik breng, alvorens verder te gaan, in herinnering: ten eerste dat de
kapitaalrekening der gasfabriek op onze gemeentebegrooting wordt gehouden
en vervolgens dat ons geacht medelid de heer Ëigeman zich de moeite
gegeven heeft een balans op te maken (te vinden op hladz. 106 in het
verslag der Handelingen van den Raad over 1876), waarin hij aantoont dat
de gasfabriek bij bet einde van 1875 nog op de begrooting stond voor
169,491.40}. Hetzelfde cijfer vindt men in de memorie van toelichting
tot de begrooting van inkomsten en uitgaven voor 1876 terug. Het oor
spronkelijk kapitaal tot oprichting der fabriek met inbegrip van het bedrijf-
kapitaal bedroeg in 1849 f 243,988.17}. De leden kunnen dat cijfer in
de memorie van toelichting op de begrooting van 1876 terugvinden.
Daarbij is tevens aangeteekend welke sommen tot vermindering van de
schuld der gasfabriek aan de stad van 1849 af uit de overwinst zijn betaald.
Die verschillende aflossingen bijeengevoegd en van het oorspronkelijk bedrag
van 243,988.17} afgetrokken, lieten toen nog eene schuld, op de fabriek
rustende, over van 118.316 40}; daarbij voegende eene som van
51175, die krachtens raadsbesluit van 18 April 1873 tot aanvulling van
het reservefonds en tot vergrooting van het bedrijf kapitaal was toegestaan,
werd dus het totaalzooals ook door den heer Ëigeman op eene andere
wijze is berekend: 169,491.40}. Van deze f 51175 waren f 21175
voor bet reservefonds en 3UÜ00 voor het bedrijf kapitaal bestemd. Dit
laatste, aanvankelijk 10.909 38 bedragendewerd dus toen op ƒ40,909.38
gebracht. In het begin van 1875 werd eene belangrijke uitbreiding van de
gasfabriek noodig geoordeeld, waarvoor eene aanzienlijke som noodig was.
De leden die toen ook zitting in den Raad hadden zullen zich herinneren
ik heb het uit de raadsverslagen moeten vinden dat toen door Commis
sarissen der gasfabriek werd voorgesteld de vereisclite som te vinden deels
door gebruik te maken van het reservefonds, ten andere door van het
bedrijf kapitaal 20000 over te brengen op het reservefonds en ten derde
6271.64 van de winst over 1874 daarvoor aan te wijzen, omdat die winst
6271.64 grooter was dan de raming. Bij de behandeling van de voor
stellen^ op 3 April 1875 is tengevolge van een wenk der Commissie van
Financiën, die door Commissarissen der gasfabriek behartigdJsbesloten,
niet 20000, maar 26000 van het bedrijf kapitaal over te brengen op
het reservefonds, en de geheele winst over 1874 in de gemeentekas te
storten. Het bedrijf kapitaal werd dus toen van f 40,909.38 teruggebracht
op 14 909.38. Wij komen nu aan de beantwoording der vraag waar
die f 26000 gebleven zijn. Ik hoop, mijnheer de Voorzitter, dat ik niet,
door te veel cijfers te noemen, onduidelijk worde, want ik zoude zeer
gaarne eens voor altijd afrekenen met het sprookje dat in de winst van
65000, die verleden jaar in de gemeentekas is gestort, 26000 kapitaal
verscholen lag en dit gaarne voor goed van de agenda willet) doen verdwij
nen. Zoo even heb ik aangetoond dat de berekening van den heer Ëigeman
waaruit bleek dat hij het einde van 1875 de schuld van de gasfabriek aan
de gemeente nog 169.49l.40y bedroeg, volkomen sloeg met hetgeen in de
memorie van toelichting der begrooting van 1876 gevonden werd; thans
verwijs ik naRr de memorie van toelichting der begrooting van het loopende
jaar. Natuurlijk vinden wij daar aanvankelijk dezelfde cijfers terug als op de
vorige begrooting, nl. het oorspronkelijk kapitaal en de sommen voor aflos-
8iug aangewend. Alleen is bij deze laatste gevoegd ƒ5000, die uit de winst
van 1875 voor aflossing i9 bestemd. Wanneer wij dus van die 169,49 1.40'
deze ƒ5000 aftrekken, dan wordt de schuld, welke nog op de gasfabriek
blijft kleven, 164,491.40Maar op 22 Mei 1876 heeft de Raad het
bedrijf kapitaal van 14909 38 ten tweeden male met ƒ30000 verhoogd en
dus gebracht op 44909.38. Wanneer men zich nu de moeite geeft om
de memorie van toelichting op de loopende begrooting na te slaan, zal
men ontwaren dat de ƒ30000, gevoegd bij de schuld van 164,491.40},
eene som geven van 194,491.40} welke op de begrooting terug wordt ge
vonden, als het bedrag waarover door de gasfabriek rente aan de gemeente
wordt betaald. Daaruit blijkt alzoo dat de gasfabriek achtereenvolgens met
alle sommen is bezwaard, welke, betzij voor uitbreiding der fahriek hetzij
tot aanvulling of vergrooting van het bedrijf kapitaalzijn verstrekt; dat
daarvan door de fabriek 5 pCt. rente aan de gemeente wordt betaald en
dat geenerlei gedeelte er van in den vorm van win9t in de gemeentekas is
gestort.
De hiervoren medegedeelde cijfers samenvattende, komt men tot het vol
gende resultaat:
Bij de oprichting der gasfabriek is daarvoor door de stad beschikbaar
gesteld een kapitaal vanƒ243988.175
waarvan besteed was voor gebouwen, werktuigen 233078.79seri
voor bedrijfkapitaal10909 38
Bij raadsbesluit van 18 April werd beschikbaar
gesteld voor uitbreiding en vernieuwing21175.00
en voor bedrijfkapitaal30000.00
De rekening der gasfabriek stond dus (behou
dens de aflossingen)
B(j besluit van 3 April 1875 werden van het
ƒ254253.795 ƒ40909.38
bedrijfkapitaal op bet reservefonds tot uitbrei
ding der fabriek overgebracht26000.00 ƒ26000 00
Zoodat het bedrag der schuld van de fabriek
onveranderd bleef doch verdeeld was als volgt ƒ280253.795 14909.38
Bij besluit van 22 Mei 1876 werd het be
drijfkapitaal weder verhoogd met30000.00
waardoor de stand der schuld wasƒ280253.795 ƒ44909.38
Blijkens de M. v. T. is van 1849 af afgelost 130674.77
Rest alzoo149582.02s
Waarbij gevoegd44909.38
Te zamenƒ194491.405
Overeenkomende met de sohuld welke in de M. v. T. der begrooting is
opgegeven, en waarvoor door de gasfabriek 9724.57 of 5 pCt. rente aan
de gemeente wordt betaald.
De heer Scheltema grondt zijn bewering op eene zinsnede in het
voorstel van Commissarissen der gasfabriek (zie Handel, van den Gem.-raad
1876 n". 52, blz. 62), die wel is waar woordelijk daarin voorkomt, maar die is
voorgesteld op zoodanige wijze dat de bewering behoort tot die waarheden
welke onjuist worden, omdat slechts een gedeelte vau hetgeen gezegd is, terug
gegeven wordt. De heer Scheltema zegt nl., van de uitkeering der winst
over 1875 sprekende: »HH. Commissarissen vroegen toen aan de stad
ƒ30900, omdat (volgens de toelichting die zij bij hunne aanvraag voegden)
«de kas van de fabriek niet toereikende was om de winst geheel uit te
keeren en daaraan ruim ƒ20000 ontbrak." Daarop is dan ook een kapitaal
van 30000 van het grootboek genomen en aan de gasfabriek gegeven.
Toen kon zij «de winst" uitkeeren. Van die ƒ30000 kapitaal van het
grootboek kwam een bedrag van ruim ƒ20000 in de gemeentekas als
«zuivere winst" van de gasfabriek." Mijnheer de Voorzitter! Ik heb zeiden
eene meer onjuiste voorstelling van eene zaak gezien als deze. Commis
sarissen der gasfabriek hebben werkelijk gezegd, dat de kasna goedkeuring
der rekening, niet toereikende zoude zijn om de winst geheel uit te keeren
maar zij hebben nog veel meer gezegd en zich niet tot dat weinige bepaald.
Zij zijn begonnen met te herinneren dat op 3 April 1875 ƒ26000 van het
bedrijfkapitaal overgebracht waren in het berstellings- of vernieuwingsfonds,
ten einde te kunnen voorzien in de uitgavendie gevorderd werden tot
inrichting van een nieuw zuiverhuis met daarbij behoorende werken. «Het
herstellingsfonds," zoo leest men daar verder, «heeft daardoor in het afge-
loopen jaar, zooals uit de op 1 Maart II. overgelegde rekening blijktkunnen
voorzien in de uitgavenen dit zalzonder buitengewonen tegenspoedook
dit jaar het geval zijn. Een overschot, dat vroeger dikwerf strekte tot
tijdelijke ondersteuning van het bedrijfkapitaal, bestaat echter niet meer,
en eene raming van de kas, zooals die vermoedelijk zijn zal gedurende dit
jaar, wijst aan dat de kas, na goedkeuring van de rekening, niet toerei
kende zal zijn om de winst geheel uit te keeren; ruim 20 mille zal daaraan
ontbreken, terwijl het tekort in de zomermaanden steeds klimmen zal en
op het einde van September zal bedragen ongeveer ƒ30000. Wanneer meu
in aanmerking neemt dal de inventaris, die vroeger niet meer bedroeg dan
21000thans gestegen is tot een bedrag van ƒ41063.681, volgens de
overgelegde rekening van 1875 en de verminderde winst ten bedrage van
ƒ16000 noodwendig ook de behoefte aan kasgeld vermeerdert, is het
duidelijk dat in het boven aangegeven tekort moet worden voorzien."
Ziedaar de explicatie, waarom ƒ30000 gevraagd werden. Zij zijn niet ge
deeltelijk als winst uitgekeerd, maar geheel gebruikt tot aanvulling van het
bedrijfkapitaal; de rekening der gasfabriek, zooals ik zooeven aantoonde,
is er mede bezwaard, en dat zij nog geheel als bedrijfkapitaal aanwezig
zijn, hoop ik straks te bewijzen. De heer Scheltema noemt de wijze waarop
Commissarissen de moeielijkheid waarin zij verkeerden, wisten te overwin
nen, eenvoudig en gemakkelijk; zij was volkomen rationeel bovendien.
De lieer Scheltema zegt verder in zijne memorie: «Het «overschot" van 1876
bedraagt ruim ƒ55000. Op 31 December 1876 was in kas p.m. ƒ25000.
Waarin zit nu het van dat noverschot" resteerend bedrag van ƒ30000, of
waaruit moet het gevonden worden? Zal er nu alweer kapitaal van het
groothoek moeten komen zoo er nog iets over is, om dat «overschot" uit
te keeren? Ik vrees van ja, alhoewel hh. Commissarissen nog geen geld
gevraagd hebben." Mijnheer de Voorzitter! Ik heb 9traks reeds gezegd,
dat ik aan den ijver en de kennis van den heer Scheltema niets te kort
wil doen, maar ik wensch toch te zeggen dat, wanneer het den heer Schel
tema met hetgeen hij hier geschreven beeft ernst is, ik hem het recht
betwist hier tegenover ons op te treden als leermeester in het boekhouden.
Indien de heer Scheltema in ernst beweert dat bet kassaldo op ultimo
December van eenig jaar moet overeenstemmen met de in dat jaar gemaakte
winstdan herhaal ik dat ik den heer Scheltema het recht betwist ons
hier lessen in het boekhouden te geven. Het kassaldo op ultimo December
beeft met de gemaakte winst niets gemeen.
Ik wensch nu over te gaan tot het bewijsdatzoolang de gas
fabriek bestaat, geen centime van het kapitaal gevoegd is geweest bij
de uitgekeerde winst. Ik heb reeds, vrees ik, te veel cijfers genoemd,
en daarmede wellicht te veel van de aandacht gevergd; om het even
wel mijne mede-leden gemakkelijk te maken, heb ik het overzicht dat
nu volgt vooraf laten drukken. Ik zet deze stelling vooropwelke ik
voor absoluut waar houd. Wanneer te een of anderen tijd in de uit
gekeerde winst kapitaal verscholen is geweest, dan moet in de allereerste
plaats het bedrijfkapitaal niet meer in zijn geheel voorhanden zijn. Om
winst uit te keeren in geld moet er geld zijn. Wanneer dus de Commis
sarissen der gasfabriek meer winst hebben uitgekeerd dan zij gemaakt hebben
dan hebben zij dat meerdere van het bedrijfkapitaal, het eenige kapitaal
waarover zij te beschikken hebben, moeten afnemen. Wanneer dus omge
keerd blijkt dat het bedrijfkapitaal nog geheel voorhanden isdan volgt
daaruit, dat er nimmer meer dan de gemaakte winst door de Commis
sarissen der gasfabriek is uitgekeerd. Hoe onduidelijk de rekening nu ook
wordt genoemdis het mij toch gelukt er de volgende posten uit te halen.
In het wezen van de zaak is het eigenlijk eene balansofschoon ik de
gewone balansvorm niet heb gevolgd: ik meende dat de wijze waarop ik
de cijfers overnam, een duidelijker inzicht in den juisten staat van zaken
zoude geven. In de rekening dan, die door Commissarissen der gasfabriek
is overgelegd, heb ik de volgende baten en lasten gevonden: