51 Zitting van Zaterdag 7 •Vuil 187Ï, geopend 's namiddags te twee uren Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Ie behandelen onderwerpen: 1». Verzoek van R.Jesse Rz., om continuatie als gemeente-apotheker. (125) 2°. Voordracht lot wijziging van het Reglement houdende bepalingen om trent het gebruik van gas door particulieren (95. 111 en 119) 3°. Voorstel van mr. J. E. Goudsmit, betrekkelijk het pensioen aan den eervol ontslagen rector van het Gymnasium toe te kennen. (98 en 110) 4°. Verzoek van J. C. Meysing, om een duiker te leggen. (117) 5". Idem van L. Heyboer, om ontslag als onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 1 voor onvermogenden. (118) 6". Idem van W. B. A. Van Harteveldt, betrekkelijk het dempen van eene sloot. (120) 7". Idem van P. J. W. Knaap, om een keldergat te maken en twee stoep treden te leggen. (123) 8°. Idem van Dr. W. Burck, om ontslag als leeraar in de natuurlijke his torie aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onder wijs. (126) 9». Idem van J. Bakewel. om ontslag als onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (127) 10°. Idem van G. W. Buising, om ontslag als hulponderwijzer aan de school n°. 2 voor minvermogenden. (128) 11°. Suppletoire staal van begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1876, van het 11. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (124) 12®. Rekening van de dienstdoende Schutterij over 1876. (122) Tegenwoordig de beerenKrantzEigeraanWilhelmy DamstéLe Poole, Librecht LezwijnVerster, Van Hettinga Tromp, Van der Zweep, Hartevelt, De Fremery, De Laat de Kanter, Van Wensen, Driessen, Dercksen, Du RieuBijleveldCock, Van ItersonJuta en Van den Brandeler. De beeren Scbeltema en Van der Lith gaven kennis verhinderd te zijn deze vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 28 Juni worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Eene voordracht voor de benoeming van een hulponderwijzer aan de school n#. 2 voor minvermogenden. Deze wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van dr. W. P. Weebersom ontslag als regent van het Roomech Katholiek Wees- en Oudeliedenbuis. 2". Adressen van C. Ph. Sluiter, J. Bleeker, J. D. Santilhano en P. H. Bon, om benoemd te worden tot leeraar in de natuurlijke historie aan de gemeente-instellingen voor hooger- en middelbaar onderwijs. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken te stellen in banden van Burg. en Weth. 3°. Verzoeken om afschrijving van plaatselijke directe belasting van de wed. Sander geb. Beer, C. J. Vermeulen en dr. G. D. J. Schotel. 4°. Verzoek van de brugwachters De Gunst en Van Klaveren, om ver hooging van jaarwedde. 5®. Verzoek van E. J. Hoos en P. H. Hoos, om continuatie van de pacht van den haardaseb voor dezelfde pachtsom. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze verzoeken te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financien. 6®. Voorstel van den heer Scbeltema, aangaande de boekhouding van de gasfabriek. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Commissarissen der gasfabriek en van de Commissie van Financien. De Voorzitter deelt nog mede dat de, blijkens mededeeling in de zitting van 18 Januari jl.in prolongatie belegde som van f 15000 in de gemeen tekas is teruggebracht. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Voorts deelt de Voorzitter nog mede dat door hem is ontvangen het volgende exploit: #In den jare 1800 zeven en zeventig, den zevenden Juli. Ten verzoeke van de Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethou ders der gemeente Alkemade, ten eflecte dezes domicilie kiezende zoowel ten raadhuize van de gemeente Alkemade als ten huize van den onderge- teekende deurwaarder. Heb ik Abraham Francken Junior, deurwaarder bij het kantongeregt te Leiden, wonende en kantoor houdende aldaar aan de Langebrugwijk 4, n°. 459. Geinsinueerd en aangezegd. Aan den Edel Achtbaren Heer Burgemeester der gemeente Leiden als zoodanig voor die gemeente in rechten optredende en haar vertegenwoor digende, exploit doende ten raadhuize der gemeente Leidenen aldaar spre kende met ZEd. Achtb. in persoon, die het origineel dezes voor gezien heeft geteekend. Dat bij exploit van den zeventienden Maart 1800 zeven en zeventig (geregistreerd) door mij ondergeteekende deurwaarder ten verzoeke van de requiranten aan den heer geinsinueerde beteekendwerd geprotesteerd tegen de handeling der gemeente Leiden met betrekking tot de verpachting van de opbrengst van de tolgelden van het Zijlhek bij de Spanjaardsbrug met inbegrip van het genot van grasgewas en de inkomsten van jaagloon dat niettegenstaande dit gegrond protest de rekwiranten van heeren Bur gemeester en Wethouders der gemeente Leidenmoesten vernemendat de gemeenteraad in zijne vergadering van den derden Mei 1800 zeven en zeventig heeft beslotendat met ingang van primo Mei jongstleden de berekening van de veranderlijke uitkeering aan de gemeente Alkemade krachtens raadsbesluiten van den negentienden December 1800 zeven en zestig en den negentienden Mei 1800 acht en zestig in dier voege zal geschiedendat de meerdere opbrengt dan zeven honderd gulden van de verpachting der tolgelden aan de gemeente Alkemade wordt uitgekeerd en de opbrengst van het jaagloon, grasgewas en stalling in hun geheel aan de gemeente Leiden verblijft; dat de rekwiranten qq. in geenen deele willen geacht worden in deze even willekeurige als onrechtmatige handelwijze van den Baad der gemeente ZrrTIKOVERSLAO 1877. Leiden te berusten doch daartegen met kracht en nadruk moeten opkomen gelijk geschiedt bij en door deze; dat toch het geheel eenzijdig besluit van den Raad der gemeente Leiden de tusschen genoemde gemeenten bestaande overeenkomst niet vermag te wijzigen, doch beide partijen verplicht zijn die te eerbiedigen en ter goeder trouw uit te voeren. En heb ik deurwaarder, mitsdien exploit doende en sprekende als boven onder inhaesie aan gemeld protest de dato zeventien Maart 1800 zeven en zeventig voor en namens de rekwiranten in hunne gezegde kwaliteit, tegen voormelde handeling der gemeente Leiden, zoomede van diligentie, van kostenschaden en intressen en verder vart allesals naar rechten gepro testeerd onder reserve om die te doen gelden daar en zóó zulks zal betonden worden te behooren. En heb ik deurwaarderexploit doende en sprekende als bovenaan of ten behoeve van den beer geinsinueerde qq. afschrift gelaten van dit exploit, waarvan de kosten zijn f 5.99|. A. Francken Jr., Deurw." Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: I. Verzoek van R. Jesse Bz.om continuatie als gemeente-apotheker. (Zie Ing. St. n°. 125.) De heeren Verster, De Fremery en Du Bieu worden uitgenoodigd met den Voorzitter deel uit te maken van het stembureau. Met algemeene stemmen wordt adressant als gemeente-apotheker gecon tinueerd. De heer Juta komt ter vergadering. II. Voordracht tot wijziging van het Reglement houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door particulieren. (Zie Ing. St. nos. 95, 111 en 119.) De heer De Laat de Kanter. Mijnheer de Voorzitter! In de vorige vergadering heeft de Baad beslist dat de memorie van den heer Scbeltema zou worden gedrukt en dus gepubliceerd. De leden zullen zich nog her inneren dat ik mij dasrtegen heb verklaard, op grond dat de memorie niets anders inhield dan eene napleitrede op twee afgedane zaken. Ten onrechte heeft men toen gezegd dat ik in de mérites van het stuk getreden was. Ik heb mij integendeel daarvan zorgvuldig onthouden en mij bepaald tot het betoog van het verkeerde om napleitreden te doen drukkenik heb uit de memorie niets meer aangehaald dan noodig was om aan te toonendat de heer Scbeltema opzettelijk weggebleven was of zich van deelneming aan de discussie had onthouden toen de zaken welke hij in zijne memorie besprak aan de orde waren en dus de tijd om daartegen nog bedenkingen in te brengen, verstreken was. Dat was evenwel niet mijn eenige bezwaar tegen het drukken der memorie, maar juist omdat ik niet in de mérites van het stuk wilde treden heb ik over andere bezwaren gezwegen: zij behoo.rden naar mijne opvatting in die discussie niet tehuis; nu wensch ik echter daarover een enkel woord te zeggen. Ik bad bezwaar tegen het drukken hoe groot voorstander ik ook ben van publiciteit om den inhoudzoowel als om den vorm van de memorie. Indien ik de zaak verkeerd inzie wil ik gaarne terecht gewezen wordenmaar ik zie in die memorie van den heer Schelteroa eene beschuldiging tegen den geheelen Raad in het algemeen en tegen Commissarissen der gasfabriek en de Com missie van Financiën in het bijzonder. Wanneer toch alles wat de heer Scbeltema in zijne memorie zegt waar is, dan hebben wij ons allen zonder opzet natuurlijk schuldig gemaakt aan plichtverzuim. Dan hebben wij niet met de noodige aandacht de rekeningen van de gasfabriek nage gaan de Commissie van Financiën, die meer speciaal is aangewezen om ons voor te lichten is in hare taak te kort geschotenen de Commissarissen der gasfabriek hebben ons onzuivere rekeningen voorgelegd. En dat ik niet alleen sta in deze beschouwing, meen ik te kunnen bewijzen o. a. uit het incidentdat zich in de vorige vergadering heeft voorgedaan toen de heer Van Iterson het woord heeft gevraagd voor een persoonlijk feit. Immers toen de Voorzitter van Commissarissen der gasfabriek zeide te betreuren dat die beweringen van den heer Scbeltema ondersteund werdenmeende de heer Van Iterson dat dit gezegde op hem sloeg en heeft hij het woord gevraagd voor een persoonlijk feit; dat sluit in zich dat de heer Van Iterson die ondersteuning, door den heer De Fremery bedoeldbeschouwde, zoo niet als eene beleediging, dan toch als eene personaliteit. Ware er in de memorie niets beleedigends of ongepastdan had er ook van een per soonlijk feit geene sprake kunnen zijn. Mijnheer de Voorzitter, om die reden betreur ik dat het stuk gedrukt is. Er zijn beweringen in, die geheel onjuist zijn en andere, die daarenboven onjuist zijn voorgesteld. Ik hoop dit straks nader aan te toonen. Onder de argumentendie zijn aangevoerd om te betoogen dat het stuk wel moest gedrukt wordenhebben wij ook gehoord dat het niet aanging eene memorie van een mandie zooveel ijver en kennis in zake der gemeente-financiën aan den dag legde als de beer Scbeltema, op zijde te leggen. In bet algemeen gesproken, mijnheer de Voorzitter, wil ik noch aan den ijver, noch aan de kennis van den heer Scheltema iets te kort doen. Ik ken den heer Scheltema niet genoeg om daarover een juist oordeel uit te spreken. Maar dit wensch ik tocb te releveeren dat in de zitting van 1 Maart de rekeningen van de gasfabriek zijn ingekomen, en dat die rekeningen den Bisten Mei, dus juist 3 maanden later, door deze vergadering zijn goedgekeurd. En nu vind ik het zeer te bejammeren dat de heer Scheltema ons drie maanden lang het licht heeft onthoudendat hij later gemeend heeft voor ons te moeten ontsteken en dat hij ons niet in de gelegenheid heeft gesteld zijne bezwaren te beoordeelen vóór de goedkeuring der rekeningen. Deze zijn den 31sten Mei goedgekeurd en eerst op den 18den Juni is de memorie ontvangen. De overwegende redenenwelke de heer Scheltema volgens de memorie had om bij de behandeling van de rekeningen het stilzwijgen te bewaren en daarbij niet tegenwoordig te zijn hadden danindien zijne beschouwingen juist waren, zeer in het belang der zaak, niet bestaan. De heer Scheltema heeft in de memorie gezegd dat de rekening nu nog veel slechter, onjuister en verwarder is dan vorige rekeningen en voegt daarbij »dit is eigenlijk mijn schuld". Indien die beschouwing over den vorm der rekeningen juist is, dan is dit het eenige punt in de memoriewaaromtrent ik het met den heer Scheltema eens ben. De heer Scheltema heeft in zijn voorstel van 6 Augustus eene andere wijze van boekhouden gewenscht. Commis sarissen der gasfabrieken ik geloof het grootste gedeelte van de leden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1