40 Aangezien nu de belastingschuldige wel van woonplaats binnen de gemeente is veranderd, doch de gemeente niet heeft verlaten en alzoo zijn hoofdver blijf alhier beeft behouden vermeenen Burgemeester en Wethouders dat het verzoek voor geene gunstige beschikking vatbaar is. Zij nemen dientengevolge de; vrijheid u voor te stellen het tej wijzen van de hand. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, 10 Juli 1877. De Commissie van Financiën vereenigt zich met het voorstel van Burge meester en Wethouders om afwijzend te beschikken op het door Dr. G. D. J. Schotel, emeritus predikant alhier, aan uwe vergadering ingediend verzoek om afschrijving van plaatselijke belasting. Zij heeft de eer u te raden dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 130. Leiden, 9 Juli 1877. Bij raadsbesluit van 31 Mei jl. werd aan J. H. De Haan te Woerden vergunning verleend tot het aanleggen en exploiteeren van paarden-spoorwegen alhier en werden tevens de voorwaarden vastgesteld, onder bepaling evenwel dat deze alsnog aan het oordeel van den gemeente-advocaat zouden worden onderworpen In overleg met den gemeente advocaat voornoemd zijn thans eenige wijzi gingen daarin aangebracht, terwijl de gewijzigde voorwaarden hiernevens ter definitieve vaststelling worden aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. VOORWAARDEN, waarop aan Jan Hendrik De Haan te Woerden ver- ganning worJt verleendtot het aanleggen en exploiteeren van paarden spoorwegen te Leiden, in de volgende lijnen, als: a. van de Zijlpoort over de Haven, door de Haarlemmerstraat, over de Beestenmarkt en de Steenstraat tot aan de brug bij het Spoorwegstation b. van de brug over de Singelgracht bij het Plantsoen over de Hooge- woerd en de Breedestraat, door het Noordeinde tot aan de grens dezer ge meente bij de scheisloot; c. tot verbinding der beide lijnen, a en b [langs het Kort Rapenburg door de Paarden steeg. Art. 1. De concessionaris is verplicht zorg te dragen dat de paarden spoorwegen en de verbindingslijn binnen twee jaren na de dagleekening der vergunning worden gelegd en geëxploiteerdvolgens dienstregelingen en tarieven, ten minste eenmaal 'sjaars door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd en met inachtneming der bestaande of te maken bepalingen van politie. Art. 2. Binnen één jaar na de dagteekening der vergunning moeten de plannen der werken en van het materieel aan de goedkeuring van Burge meester en Wethouders worden onderworpen; elke verandering of wijziging in den vovra van de sporen, rijtuigen, gebouwen enz. moet, vóór zij verricht wordt, hunne goedkeuring heblien verkregen. Art. 3. Ten aanzien der plaatsing van bureaux en het maken van halten of stations, moet de concessionaris zich gedragen naar de voorschriften, welke hem door of van wege Burgemeester en Wethouders zullen gegeven worden. Van al de gebouwen en lokalenwelke ten dienste der onderne ming gevorderd wordenmoet de teekening vooraf door Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd. Art. 4. De aanleg en het onderhoud van de paarden spoorwegen en het onderhoud van de straat waarop zij zijn gelegd tot een halven meter ter wederzijde van de raiL, alsmede alle kosten door of ten gevolge van den aanleg ea voor de exploitatie door den concessionaris te makenkomen ge heel voor zijne rekening. De aanleg en het onderhoud bovenbedoeld geschiedt volgens aanwijzing en onder toezicht van of van wege Burgemeester en Wethouders. Art. 5. Alle voor den aanleg noodige verbeteringen aan kunstwerken in den openbaren weg en aan kaden en gebouwen langs dien wegworden door de gemeente uitgevoerd en de kosten daarvan moeten binnen drie maanden na den afloop van de werken door den concessionaris worden betaald daaronder zijn begrepen de kosten wegens het opnemen en herstellen der wegbedekkingen voor zooveel dit voor den aanleg en het onderhoud en de eyeutueele verlegging en opruiming van één of meer paarden-spoorwegen noodig is. Art. 6. Voor rekening van den concessionaris komen mede de kosten der werken welke de Gemeenteraad zich mits deze voorbehoudt door Bur gemeester en Wethouders te doen maken ingeval de werken vatt aanleg of onderhoud der paarden spoorwegen of de werken die daaruit voortvloeien naar hun oordeel niet behoorlijk geschieden. Art, 7. De vergunningen voor het leggen van gas-, water-, telegraaf- of andere leidingen verleend of te verleenen zoo ook van kruiswegen of aansluitingen van andere ondernemingen als deze zich mochten voordoen moeten geëerbiedigd en de wet ken, die ten gevolge daarvan aan, langs of onder de paarden-spoorwegen mochten worden gevorderd, gedoogd worden, zooder dat zulks den concessionaris aanspraak geeft op eenige vergoeding van schade door het Gemeentebestuur, ook al werd de dienst daardoor be lemmerd of gestaakt. Art. 8. Aan alle aanschrijvingen van Burgemeester en Wethouders, ahmede aan de bevelen der politie, gedaan naar aanleiding van bestaande of te maken verordeningen ten aanzien van den openbaren weg, moet ter stond worden voldaanzonder deswege eenige vergoeding van geleden of beweerde schade in rekening te mogen brengen. Art. 9. Wanneer in het belang van openbare gemeentewerken van alge meen nut, of wel uit een oogpunt van goede politie, de sporen of liggers van een of meer paarden-spoorwegen tijdelijk of geheel moeten worden opge nomen of verlegd wordt daartoe op de eerste aanzegging van Burgemeester en Wethouders overgegaan, terwijl de kosten dier opname of verlegging en wat daarvan het gevolg mocht zijn, met uitzondering van die voor de weg- bedekking, voor rekening van den concessionaris blijven. Art. 10. Bij het eindigen, vervallen of intrekken van deze vergunning worden de werken door den concessionaris aangelegd of veranderd, door hem weggenomen en alles weder in dien staat gebracht, waarin het zich vóór den aanleg bevond voor zooveel zulks door Burgemeester en Wethou ders zal worden noodig geacht. Art. 11. Tot richtige nakoming van de voorwaarden der vergunning zal binnen zes maanden na hare dagteekening door den concessionaris ten kan tore van den gemeente-ontvanger worden gestort en zoo noodig aangevuld een waarborgsom van 6000.effectief in schuldbrieven van den Staat der Nederlanden, waarvan de coupons hem op de vervaldagen zullen worden uit gereikt, welke som ten behoeve van de gemeente zal zijn verbeurd, wanneer de concessionaris niet binnen de tijdsbepaling in, art. 1 vermeld, aan zijne verplichting heeft voldaan. De Gemeenteraad is gerechtigd: zich zeiven uit die waarborgsom zander ecnigen vorm van proces te betalen 1®. de kosten van herstel der door den concessionaris aan de eigendommen der gemeente toegebrachte schade; 2°. die der werken eventueel door Burgemeester en Wethouders voor rekening van den concessionaris te verrichten 3°. de beloopen boete. tevens die som te doen verhoogen tot het door Burgemeester en Wethouders op te geven bedrag, indien zij mocht blijken onvoldoende te zijn en c. zich zonder verdere formaliteit in het bezit te stellen van een of meer spoorwegen van den concessionaris, indien binnen den door Burgemeester en Wethouders gestelden termijn bedoelde som niet tot genoemd bedrag is aan gevuld; terwijl de waarborgsom of het gedeelte, dat daarvan is overgebleven, aan den concessionaris zal worden teruggegeven na het intrekken van de ver gunning en nadat is voldaan aan het bepaalde bij art. 10. Art. 12. De vergunning wordt verleend voor den tijd van vijf en twintig achtereenvolgende jaren in te gaan met hare dagteekening. De akte, daar van op te maken moet worden verleden binnen veertien dagen daarna, of, zoo de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Hollaud wordt vereischt, binnen veertien <:agen na die goedkeuring. Art. 13. De vergun,niog kan zonder eenige inverzuimstelling door den Gemeenteraad worden ingetrokken, wanneer de dienst niet geregeld overeen komstig de dienstregeling in art. 1 vermeld plaats vindt. Voor eiken dag waarop de dienst niet geregeld plaats vindt of wordt ge staakt is eene boete verschuldigd van f 10. Art. 14. De voorwaarden dezer vergunning worden in het jaar 1887 herzien behoudens liet recht van vroegere intrekking. Art. 15. Binnen vier maanden na de dagteekening der vergunning moet de concessionaris aan Burgemeester en Wethouders schriftelijk verklaren, die zonder eenig voorbehoud te aanvaarden. Bij het verstrijken van dien termijn is zij; vervallen. Art. 16. De verplichting voor gewone rij- en voertuigen om uit te halen bij het ontmoeten van rijtuigen dezer onderneming en voor de conducteurs der paarden-spoorwegenom door seinen of signalen van hunne nadering kennis te geven zal bij politie-verordening worden geregeld. Art. 17. De rijtuigen der onderneming zijn evenals de tuigen en paarden aan eene maandelijksche keuring vanwege het Gemeentebestuur onderworpen.' Wat afgekeurd wordt, mag niet worden gebruikt. Ontduiking wordt gestraft, voor de eerstemaal in den loop van ren jaar met eene boete van f 5 voor de tweedemaal van 25voor de derdemaal met intrekking der vergunning. Art. 18. De rijtuigen der onderneming moeten na zonsondergang voor zien zijn van een lantaarn met gekleurd licht; bij nalatigheid voor ieder rijtuig op eene boete van. f 2. Art. 19. De vergunning zal niet aan anderen mogen worden overgedra gen dan met goedkeuring van den Gemeenteraad. Art. 20. De vergunning kan door den Gemeenteraad worden ingetrokken wanneer de concessionaris eene of meerdere zijner verplichtingen in deze concessie vervat, niet nakomt, of in strijd daarmede handelt, onverminderd de boete op elk verzuim gesteld. Art 21. Al de kosten en rechten op de vergunning en de daarvan op te maken notarieele akte komen voor rekening van den concessionaris. N°. 137. Leiden, 14 Juli 1871. Gaarne vereenigen wij ons met de hiernevens gaande aanbeveling van HH. Curatoren van het Gymnasium voor de benoeming van eenen Rector. Dc stukken zijn in de leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 13 Juli 1877. In antwoord op uwe missive van 3 Juli 11. en met terugzending van de daarbij gevoegde adressen van sollicitanten naar de betrekking van Rector van het Gymnasium alhier, hebben wij de eer te berichten, dat wij van deze sollicitanten den Heer Dr. H. W. van der Mey het meest geschikt achten om tot Rector van het Gymnasium alhier benoemd te worden waarom v»ij de vrijheid nemen genoemden Heer Dr. H. W. van der Mey voor die betrekking aan te bevelen. Curatoren van het Gymnasium alhier. Aan Heeren Burgemeester eu Wethouders van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 2