zoodanig voorstel zal dienen te worden beslist voor het doen van uitspraak omtrent het drukken der memorie. De Voorzitter. Ik stel voor dat het stuk van den heer Scheltema niet zal gedrukt worden. De heer Cock. Ik vind het zeer goed dat gij dit voorstel doet, mijnheer de Voorzitter! om de discussie te bekorten, maar wensch er op te wijzen dat de bedoeling er alleen van kan zijn dat het stuk niet van wege den Raad zal worden gedrukt. Wordt echter straks het voorstel van den heer Bijleveld dat door mij krachtig zal worden gesteundaangenomen dan kan het stuk toch nog worden gedrukt. De heer Scheltema toch heeft het recht dit te laten doen en anders zou ik de vrijheid nemen het te laten doen. Als lid van den Raad immers heb ik recht het stuk te lezen en daarvan een copie te nemen ter publiceering, want het is niet een stuk dat in eene besloten of geheime vergadering is ingekomen. De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen mijn voorstel, om het Btuk van den heer Scheltema niet te laten drukken. Dat voorstel wordt verworpen met 12 tegen 10 stemmeu. Vóór stemden de heerenVan der Zweep, Le Poole, Librecht Lezwijn De Laat de Kanter, De FremeryKrantz, Driessen Dercksen Wilhelmy Damsté en de Voorzitter. V. Verzoek van P. Kooremanter bekoming van gemeentegrond aan de Langegracht. (Zie Ing. St. n°. 89.) Het voorstel van Burg. en Weth.om daarop afwijzend te beschikken wordt bij acclamatie aangenomen. VI. Verzoek van mej. J. Felix, als voren aan de voormalige Pensbal. (Zie Ing. St. nos. 90 en 105.) Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staan, wordt met algemeene stemmen aangenomen, VII. Voorstel tot wijziging van het reglement houdende bepalingen om trent het gebruik van gas door particulieren. (Zie Ing. St. nos. 95 en 111.) De Voorzitter. Ik zal thans laten voorlezen een der adressen ingeko men en door 170 ingezetenen onderteekend nopens dit onderwerp. Die voorlezing geschiedt. (Zie Ing. St. n°. 119.) De heer Bijleveld. Alsnu wensch ik het voorstel te doen, mijnheer de Voorzitter! de behandeling van dit punt en ook van punt 16, dat met de zaak in verband schijnt te staan, aan te houden totdat de Raad gelegen heid zal hebben gehad behoorlijk de gemaakte bedenkingen te onderzoeken. De heer De Fremery. Ik zou den beer Bijleveld willen verzoeken althans beide punten nos. 7 en 16, van elkaar af te scheiden, daar het laatste voorstel geheel onafhankelijk is van het eerste. De heer Bijleveld. Als er bij Commissarissen zoo overwegend bezwaar bestaat tegen de combinatie van punten 7 en 16wil ik mij gaarne con- ciliant betoonen en punt 16 uit mijn voorstel laten vervallen. De heer Cock. Ik wensch dan, mijnheer de Voorzitter, weder op te vatten het gedeelte, dat de heer Bijleveld uit zijn voorstel laat vervallen. Het voorstel van den heer Bijleveld, om punt 7 te verdagen, behoorlijk ondersteund, wordt in stemming gebracht. Er verklaren zich 11 leden voor en 11 leden tegen, zoodat de stemmen staken. Voor stemden: de beeren Vnn Hettinga Tromp, Suringar, Hartevelt, Dercksen, Cock, Du Rieu, Scheltema, Van ItersonVerster, Bijleveld en Juta, Tegen stemden: de beeren Van der Zweep, Le Poole, Librecht Lezwijn De Laat de Kanter, De Fremery, Krantz, Driessen, Van Heukelom Eigeman, Wilhelmy Damsté en de Voorzitter. De heer Hartevelt verlaat de vergadering. VIII. Verzoek van N. Van der Meer, om een stoep te leggen. (Zie Ing. St. n°. 96.) Het voorstel van Burg. en Wetb., om het verzoek toe te staan, wordt goedgekeurd. IX. Idem van Mr. G. L. Jansma Van der Ploeg, om restitutie van betaalde hondenbelasting. (Zie Ing. St. nos. 97 en 112.) Het voorstel van Burg. en Vteth., om het verzoek af te wijzen, wordt goedgekeurd. X. .Voorstel van Commissarissen der Batik van Leening, betrekkelijk de reorganisatie van het ambtenaars-personeel. Na goedkeuring der onderdeelen en der wijzigingen van sommige artikelen der verordeningwordt het geheele voorstel aangenomen met algemeene stemmen. XI. Voordracht tot ondcrhandschen afstand van de tienden onder Leiderdorp. (Zie Ing. St. n°. 101.) Wordt zonder discussie aangenomen, XII. Suppletoire begrooting van het Netl. lsraëlietisch Armbestuur, aienst 1876. (Zie Ing. St. n°. 102.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIII. Verzoek van concessionarissen der Leidscbe Duinwaterleidingom water te leveren aan ingezetenen van KatwijkValkenburg en Zoctenv'oude. (Zie Ing. St. n°. 104.) De heer Eigeman. Ik zal niet tegen het verzoek stemmen mijnheer de VoorzitterI maar wensch in bedenking te geven, om bij bet bepaalde door Burg. en Wrth. nog eene bepaling te voegen. Terecht of te onrecht, ik zal het niet heslissen, woidt door deskundigen en niet deskundigen, na het zien der aangevoerde pijpen voor de waterleiding een ongunstig oordeel ge veld over hare wijdte, en het betwijfeld of door deze de toevoer van water wel voldoende zal kunnen zijn, om gebeel Leiden te voorzien. Als er nu nog bijkomt, dat de gelegenheid bestaan zal voor de aan de water leiding gelegen dorpen om water te gebruikenzal er nog meer kans bestaan voor de verwezenlijking van wat men nu vreest. Daarom wensebte ik aan te geven om aan liet slot der voorgestelde bepaling te voegen-Zoodra ecliter blijkt dat op den eenen of anderen lijd in den aanvoer van water in de gemeente Leiden niet voldoende kan worden voorzienzal de levering aan andere gemeenten geheel ophoudenen alle communicatie der waterleiding met dezen worden verbroken." De heer De Laat de Kanter. Ik geloof dat bet voorstel van den heer Eigeman onnodig is, daar in de voorwaarden een artikel is opgenomen, waarbij concessionarissen zich verbinden altijd zorg te zullen dragen voor een voldoenden aanvoer van water in de gemeente Leiden. Als de aanvoer dus niet voldoende mogt zijnzullen zij een tweede buis moeten aanleggen. Daarenboven zal het gebruik in de dorpen zoo gering zijndat ik niet geloof dat het op het voldoende of onvoldoende van den aanvoer in Leiden eenigen beduidenden invloed zal uitoefenen. Ik acht dus de bijvoeging geheel overbodig. Het doet mij leed dat de geachte voorsteller mij niet vooraf zijn voornemen heeft medegedeeld om zijn amendement voor te stellen, dan ware ik niet in gebreke gebleven aan de concessionarissen te vragen of zij er eenig bezwaar in zagen. Ik weet wel dat dit ons tot niets zoude binden, maar dan waren wij toch met hun gevoelen bekend geweest. Aangenaam zou het mij nu zijn dat de bijvoeging, door den beer Eigeman voorgesteld, werd ingetrokken. Ik zie er werkelijk het groote nut niet van in. Het bezwaar kan zoo groot niet zijn. Is de hoofdbuis inderdaad te klein van diameter, dan zal het geringe waterverbruik in dé dorpen daarop niet veel invloed uitoefenen. De heer Cock. Ik zie geen reden om de bijvoeging van den heer Eigeman niet in te lasschen. De beer De Kanter zegt zelf dat bet ergste zou zijn dat de bijvoeging onnoodig is. Dat nu is geen kwaad, het is eene veiligheid meer. Maar de heer De Kanter blijft zich zelf niet ge trouw, want hij zegt dat, als hij de bijvoeging vooraf had gekend, hij dan aan zijn collega's bun oordeel had kunnen vragen. Als hij er geen be zwaar in ziel en er werkelijk ook geen bezwaar in is, zullen de andere Commissarissen er toch zeker wel niets tegen hebben. Ik geloof ook dat het gebruik zoo groot niet zijn zalj maar wat hindert de bijvoeging? De heer Eigeman. Ik wensch den heer De Kanter te antwoorden dat de bepaling der statuten, door hem aangehaald, mij bekend is. Maar deze aanvrage der buitengemeenten is weer iets anders, bestond nog niet toen dat artikel werd opgesteld en goedgekeurd. Ware het toen het geval geweest, ik ben er zeker van, dat men de bepaling in dat artikel, met het oog op het door andere gemeenten verlangd watergebruikzou versterkt hebben. Er kunnen nog meer aanvragen komen. Daarom acht ik de op neming van de door mij aangegevene bepaling of eene andere, die het be staande artikel nader versterkt, en waarmede ik mij zju kunnen vereenigen niet alleen zeer oiuchuldig, zooals de heer Cock ze noemt, maar zelfs "zeer nuttig en noodig. De heer Verster. Uit de voorstelling, die door den heer Eigeman aan de zaak is gegevenzoude men kunnen opmaken dal het de bedoeling is om de gemeenten Katwijk en Valkenburg in het genot van duinwater te stellen. Dit nu is, geloof ik, niet de strekking van het verzoek. De aanvraag be treft alleen de personen wier woningen aan de hoofdbuis gelegen zijnvan het leggen eener «f/.onderlijue buis, b. v. naar Katwijk, is geen sprake. De lieer De Laat de Kanter. De bedoeling is om te Katwijk o. a. ook in het Seminarie water te brengen. .Maar overigens niet dan in de onmid dellijke nabijheid van de hoofdhuis. Men kan de vergunning bezwaarlijk binnen te enge grenzen bepalen. De buis ligt niet aan den kant van den Bij"waar het Seminarie staat j dus daMr zou men zich eenigszins van de hooldbuis moeten verwijderen. De bedoeling is echter niet om de geheele gemeente van een buizennet te voorzien. Het aantal consumenten zal ook uit den aard der zaak gering zijn. De heer Verster. Dan is het verzoek van concessionarissen niet dui- delijk g-fornjuleerd. In het verzoek, evenzeer als in liet rapport van Burg. en Weth., is opgegeven dat het gebruik niet verder zal worden uitgestrekt dan tot de huizen onmiddellijk liggende aan de hoofdhuis. Door hetgeen de heer De Kanter heeft aangevoerd, ben ik eenigszins huiverig g»worden om het verzoek toe te staan, aangezien het gebruik elders wel eens nadeelig zoute kunnen worrien voor onze gemeente. De toevoeging der door den heer Eigeman voorgestelde clausule zal ik derhalve gaarne steunen. De heer De Laat de Kanter. Het kan toch niet de bedoeling zijn de personen op te noemen aan wie geleverd raag worden. De heer Bijleveld. Wellicht zou aan de bedenking van den heer Eigeman kunnen worden tegemoet gekomen, indien de vergunning werd verleend met deze clausule: -wordende door deze vergunning geen verande ring gebracht in de, volgens artikel (alhier te noemen het door den heer De Kanter bedoelde artikel) der concessieop de concessionarissen rustende verplichtingen." Dan reserveert de gemeente, al is het dan ten overvloede zich u tdrukkelijk hare rechten. De lieer De Laat de Kanter. Ik kan mij geheel vereeDigen m t het voorstel van den heer Bijleveld dat ik gaarne ondersteun. De heer Van der Zweef. Ik geloof dat er nog een bezwaar blijft, indien niet gepreciseerd wordt wat moet worden verstaan onder bewoners onmiddel lijk aan de hoofdbuis wonende. Wij komen anders in de quaestie van den heer Verster. En of de kapitaalrekening zou sluiten, indien de geheele ge meenten Katwijk en Zoeterwoude van een pij pen net werden voorzienbetwijfel ik zeer. Dat zou op die rekening een enorm verschil maken. De beer De Laat de Kanter. Ik geloof dat men zeer eenvoudig het voorstel zal kunnen aannemen zooals het ligt. De heer Van der Zweep wijst op het onzekere der uitdrukking: -onmiddellijke nabijheid." Welnu, laat men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 6