(lag war.: gekomen en zich daarvan niet had laten weerhouden door de
overweging dat het minder aangenaam of wenscbelijk is aanmerkingen
te maken, die lichtelijk den schijn van personaliteit krijgen, vooral indien
de betrokken personen niet tegenwoordig zijn. Ik ben het hieromtrent eens
met den heer De Kanter. l)e wijze waarop de heer Scheltema de zaak
behandelt, kan ook mijn sympathie niet wegdragen. Toch zijn zijne be-
weringen, ik zeg niet dat ik ze deel, van dien aard dat ik voor mij zelf,
en ik meen ook ieder lid van den Baad, er prijs op inoet stellen nadere
inlichtingen te verkrijgenbepaaldelijk omtrent de punten door mij daar
aanstonds genoemd. De meening van den heer L)e Kanter, dat de wijze
waarop de heer Scheltema de zaak op touw heeft gezet de vrees doet ont
staan dat de zaak wederom als ten vorigen jare op de lange baan zal wor
den geschoven, deel ik ook. Maar ik hoop dat dit gevaar veel verminderd
zal zijn na al hetgeen in deze vergadering is gezegd en voorgevallen. An
ders zou ik met den heer De Kanter huiverig zijndaar ik ook houd van
afdoening van zaken en niet van vertraging. Niettegenstaande dit alles re
ken ik mij niet verantwoord op het voorstel van Commissarissen der gas
fabriek in te gaan, voor en aleer ik over da punten, uit de memorie door
mij met cijfers aangegevenmeer zekerheid heb verkregen dan tot dusver.
De heer Scheltema. Met een enkel woord wensch ik alleen te protes
teeren tegen hetgeen de geachte Wethouder van Fabricage heeft blijven
bewerendat namelijk mijne geheele memorie niets andere zou bedoeleu
dan na te pleiten. Dit nu is eene volkomen misvatting. Ik heb mijne
beweringen aangevoerdniet met het oog op den vroegeren toestandmaar
alleen met het oog op den tegenwoordigen toestand. Wat de quaestie van
het drukken der memorie betreft, het spijt mij zeer dat daarover zoolang
is gediscussieerd. Het heeft mij zelfs verwonderd en ik betreur het dat dit
punt hier is behandeld. Ik zou werkelijk veel liever gewenscht hebben dat
daarover geen woord ware gesproken en dat de zaak ware afgeloopen met
het eenvoudig antwoord des Voorzitters op mijne vraag of mijne memorie
in het verslag kon worden opgenomendat er geen termen daartoe bestaan
dan had ik zelf het stuk kunnen laten drukken. Maar waarom is het op
gehouden? Ik verlang nu op dit óïgenblik niet dat het gedrukt wordt.
Ik ben volstrekt niet tegen publiciteit, maar als ik bemerk dat Burg. en
Wetb. zoo tegen publiekmaking zijnwensch ik er niet op aan te dringen.
De heer De Fremery. Het heeft mij werkelijk leed gedaanmijnheer
de Voorzitter, dat bij sommige leden van den Raad nog altijd mistrouwen
schijnt te bestaan tegen het beheer eener Raadscommissie uit deze verga
dering benoemd. Commissarissen der gasfabriek hebben bij herhaling de
verklaring afgelegd dal inderdaad de geboekte winst over 1875 en 1876
verkregen is, de Commissie van Financien heelt dit ook in hare rapporten
verklaard en om, nu op het beweren van een lid der vergadering, zonder
overlegging van cijferszonder eenig bewijs dat de winst niet bestaan heeft
te betwijfelen of de goedgekeurde rekeningen wel juist zijndat gaat
dunkt mijniet aan.
De beer Van Itebson. Ik vraag het woord voor een persoonlijk feit,
mijnheer de Voorzitter! De heer De Fremery laat zich uit alsof ik zou
betwijfeld hebben de waarheid van de mededeelingen door Commissarissen
gedaan. Hij heeft mij duidelijk aangewezen. Ik betwijfel volstrekt niet
de mededeelingen van den heer De Fremery of van zijne mede-Commissa
rissen. Maar wanneer door een Raadslid andere beweringen daartegenover
worden gesteld, beschouw ik het zoo niet als plicht dan toch als recht ora
van de eene en andere zijde meer te vergen dan eene loutere bevestiging.
Ik herhaal, ik stel groot vertrouwen in den heer De Fremery en in zijne
mede-Commissarissenmaar waar door eenig lid beweringen worden gevoerd
als door den heer Scheltema in zijne memorie, acht ik het mijn plicht meer
te verlangen dan een eenvoudige ontkenteni9, met beroep op het vertrouwen
dat de Raad dient te stellen in door hem gekozene Commissiën.
De heer De Fremeby. Ik wil volgaarne de verklaring afleggen dat het
volstrekt niet in mijne bedoeling lag, een mijner medeleden aanstoot te ge-
ven of iets onaangenaams te zeggen; maar het blijft toch naar mijne opvat
ting waar, dat de bewering van den heer Scheltema, dat door den Raad
onjuiste cijfers zijn goedgekeurd, in deze vergadering ondersteuning heeft
gevonden.
De heer Van Itebson. Wie heeft het dan ondersteund De heer De
Fremery zegt: het is ondersteund. Ik vraag: door wien
De heer De Fremery. Het is ondersteund in den loop van het debat.
De heer Van Itebson. Ik heb niemand dusdanige meening hooren uit
spreken.
De heer De Fremf.by. Ik heb het althans opgemaakt uit de bespreking
hier gevoerd over het voorstel omtrent het drukken van (Ie memorie van
den heer Scheltema, waarin beweerd wordt dat verkeerde cijfers zijn opge
geven. Ik meende dat die opinie door sommigen gedeeld werd.
De heer Van Iterson. Dat heb ik door niemand hooren verklaren. Ik
heb het stellig niet gedaan. Maar als de beer De Fremery zegt: die opinie
is ondersteund, dan dient hij toch te weten door wien.
De heer De Fremery. Ik meende in de discussie door sommigen de
meening te hebben booren uitspreken dat zij het niet onaannemelijk achtten
dat er in die beide jaren fouten in de winst opgave zijn gemaakt. En die
bewering mag door mij niet onweersproken blijven.
De heer Cock. Wij dwalen, geloof ik, mijnheer de Voorzitter, wel
eenigszins van bet hoofdpunt af. Daarom zij het mij veroorloofd even aan
liet punt van uitgang te herinneren. De vraag was, of de memorie van
den heer Scheltema zoude gedrukt worden of niet. Van die vraag zijn
wij afgeraakt en, naar ik meen, zeer terecht. Immers ik schenk mijn volle
adhaesie aan hetgeen door de heeren Bijleveld en Van Iterson is gezegd en
ik wensch er dan ook allerminst een verwijt van te makendat van het
hoofdpunt is afgeweken, om de volgende eenvoudige reden. Wanneer heden
besloten werd het stuk van den heer Scheltema te doen drukken en tevens
niet besloten werd de behandeling van het voorstel tot vermindering der
gasprijzen te verdagen, met het gevolg dus dat over dit laatste nog heden
werd beraadslaagd en beslist, dan zou de quaestie van het drukken der
memorie mij al zeer koud latendaar ik dat drukken dan zou beschouwen,
gelijk het reeds in de discussie genoemd is: als mosterd na den maaltijd.
Wanneer echter het voorstel, dat ik zeer zou steunen, door de beeren Bij-
ZrrTmOVERSi.AO 1877.
levehl en Vun Iterson mocht worden gedaan en aangenomen otn de voor
dracht van Commissarissen tot verlaging van den gasprijs niet dadelijk te
behandelen, dan zou het doen drukken der memorie van den heer Scheltema
van uitstekend nut kunnen zijn en van grooten invloed op de eindbeslissing.
Die memorie zoude dan niet alleen gelezen worden door eenige leden van
den Raad, maar werkelijk kunnen gezegd worden gepubliceerd te zijn.
Want het is geheel iets andere een stuk in de leeskamer neder te leggen
voor de leden van den Raad of het te publiceeren Eoodanig, dat ook de
burgerij er kennis van kan nemen. Een paar woorden dus over beide zaken,
al is de eerste, de puhliceering namelijk, alleen aan de orde. Laten «ij
toel) niet vergeten, mijne beeren, dat wij in de negentiende eeuw lever»,
de eeuw der publiciteit. Zou het inderdaad wel aangaan een voorstelzoo
gewichtig in strekking als dat tot vermindering der gasprijzen en van zulke,
gewichtige gevolgen (immers de Commissie van Financiën heeft duidelijk
aangewezen dat als de prijs verminderd wordt, men kapitaal zal moeten
aanvragen) aan te nemen zonder behoorlijk kennis te nemen of allhans te
doen drukken eene memorie reeds acht dagen geleden ingekomen afkom
stig van een geacht raadslid, die zelfs door zijne tegenstanders gewaardeerd
wordt wegens zijne kennis en ijver in zaken van gemeente financieeene
memoriewaarvan de geachte steller zelf zegtdat zij slechts een eerste
9tap is voor nadere voorstellen en die bij dus niet voornemens was nu reeds
publiek te maken, maar van dat voornemen alleen is teruggekomen met
het oog op het onverwachts ingekomen voorstel lot verlaging der gasprijzen,
eene memorie eiodelijkj waarin breedvoerig wordt betoogd, dat de bereke
ning der winst van de gasfabriek nu nog veel minder zeker is dan verle
den jaar, dat Commissarissen zeiven die winst niet juist kunnen kennen,
die althans verleden jaar niet hebben kunnen uitbetalen en hoogst waar
schijnlijk ook dit jaar niet zullen kunnen uitbetalen Wanneer ik daarbij
bedenk, dat bet voorelel tot verlaging der gasprijzen juist steunt op de
bewering van Commissarissen, dat de winst van dit jaar, op zich zelve reeds
groot, aanstaande jaar nog veel grooter zal zijn dan begiijp ik niet boe
wij gerechtigd zouden zijn eene memorie zooals de bedoelde, die dat ulle9
voor onzeker verklaart, aan het licht der publiciteit te onttrekken.
Na het gewicht van liet stuk vau den lieer Scheltema aldus te hebben
aangetoond spreekt het wel van zelf, dat ik voor de publicecring daarvan
zal stemmen en tevens voor de verdaging der behandeling van het voorstel
tot vermindering der prijzen. Ik zoude zelfs verder willen gaHn en zeggen
indien gij het stuk niet kunt laten drukken, zal ik het laten doen. Men
vergete toch niet, dat het stuk, ongeveer acht dRgcn geleden ingekomen,
door den heer Scheltema zeiven reed9 zoude zijn gedrukt, aan ons rond
gezonden en dus gepubliceerd indien er niet ongelukkig tusschen hem en
den Voorzitter een misverstand had plaats gehad. Inderdaad in dien stand
van zaken zoude ikwas ik in de plaats van Commissarisseneene discussie
over hun voorstel, al werd zij mij opgedrongen, niet willen aannemen.
Ten slotte nog een woord aan den heer De Kanter. Dat geachte lid heeft
er bij herhaling op gewezen, dat wij door het stuk van den heer Scheltema
nog te laten drukken een gevaarlijk antecedent zouden stellen. Ik voor
mij zou er een veel gevaarlijker antecedent in zien indien wij l-eden over
eene uiterst belangrijke zaak een besluit namen zonder vooiafgaandc publi
ceering en rijpe overweging van een stukwaarvan do inlioud van grooten
invloed op onze beslissing kan zijn. Wij zouden zóó den schijn op ous
laden juiste aanmerkingen te hebben weggecijferd en eene beslissing als het
ware bij overrompeling te hebben genomen.
De heer De Laat de Kanteb. Ik wensch nog even te herinneren wat
ik straks reeds gezegd heb. Ik ben zeer zeker minstens een even groot
voorstander vbh publiciteit als de heer Cock. Maar onze beraadslagingen
worden in het openbaar gevoerd juist met het oog op de publiciteitbij
die openbare beraadslagingenof zoo men wil vroeger, behooren de beschou
wingen over aanhangige voorstellen medegedeeld te worden. En nu heb ik
straks reeds opgemerkt dat de juiste gedachten, die de heer Cock schijnt
gevonden te hebben in de memorie van den heer Scheltemaniet door dezen
in het raidden zijn gebracht bij de behandeling van het voorstel tot goed
keuring der rekening; dat de heer Scheltema in zijne memorie zeer uitvoerig
mededeelt waarom hij toen opzettelijk de vergadering niet heeft bijgewoond
en dat hij toen in de vergadering van 80 November, waarin het voorstel
van Commissarissen in behandeling kwam, de discussie daarover beeft geopend
met de verklaring dat bij zich opzettelijk van deelneming aan de discussie
zou onthouden. Ik herhaal, dat ik het een gevaarlijk precedent zou vinden,
indien leden vRn den Raad zich opzettelijk onthouden van deelneming aan
openbare discussien later, als de zaken beslist zijn, nog memorien daarover
in de Ingezonden Stukken te laten opnemen. Nog wfensch ik den lieer Van
Iterson te herinneren dat dc quaestie of er kapitaal in de berekening van
het winstcijfer zou verscholen liggen, juist bij de behandeling van liet voor
stel van den heer Scheltema uitvoerig is besproken, niet lichtvaardig, maar
zeer nauwgezet, en de meerderheid van den Rand toen heslist heeft dat de
opvatting van Commissarissen van de gasfabriek, waarop de rekening steunde,
juist en die van den beer Scheltema onjuist was. Indien dus nu op grond
van de cijfers in de memorie gesteld, n°. 7 der agenda mocht worden ver
daagd, zal men op nieuw eene discussie openen over eene zaak die toen
reeds is beslist. Wij stellen dan de zaak op nieuw aan de orde. Wil men
dat? De Raad beslisse, maar men zegge (lan ook niet dat men zich niet
vereenigt met de gedachten die aan de beweringen van den beer Scheltema
ten grondskg liggen. Wil de lieer Scheltema echter op nieuw een voorstel
doen, niemand zal er eeB oogenblik aan denken het anders te behandelen
dan alle andere voorstellen.
De Voorzitter. Ik stel thans voor de discussien te sluiten. De quaestie
is, dunkt mij, genoegzaam besproken. Heeft een der leden ook een voor
stel te doen?
De heer Bijleveld. Mag ik vragen, mijnheer de Voorzitter, of het in
uw denkbeeld ligt een voorstel te doen omtrent het drukken van de memorie?
De Voorzittee. Dat wilde ik doen als er geen ander voorstel werd
gedaan.
De heer Bijleveld. Als dit uwe bedoeling isben ik voldaan.
De beer Dercksen. Ik wenschte op te merken dat, naar het mij ^toe
schijnt, indien er een voorstel mocht worden gedaan tot verdaging van n°. 7,