44
De Voorzitter legt vervolgens over
1°. Verzoeken van dr. W. Burck en H. C. Offenberg om ontslag, de
eerste als leeraar en de tweede als hulponderwijzer.
2". Verzoek van L. Heyboer, om ontslag als hulponderwijzer.
3°. Adressen vgn dr. H. W. Vanger Mey,en dr. H. C. Micbaëlis, om
benoemd te worden tot rector van het gymnasium.
4°. Verzoek van R. Jesse, om continuatie als,stads-apoiheker.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken te stellen in
banden van 'Burg. en 'Wetb.
5°. Verzoeken van J. Hoog en Vepmeqlen.qp^fsuhrijvjng vaji plaatse
lijke directe belasting.
6°. Adres vfcn J. H. r Oldenburg adjunct-marktmeester, om verhooging
van .jaarwedde.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te pellen in handen
van Burg. en Wetb. en van de Commissie van Financien.
TT"
7°. Rekening der dien^d.schutterij .pver 1-87,6.
Overeenkomstig .de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie ven Financiën.
8°. Adres van mej. S. E. Wijqstroom, om herziening yap haren,aanslag
in de plaatselijke directe ,ljielayting.
Djt adres ,is van ,den volgenden inhoud
'Aan den Edel-Achtbaren Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende geeft met verscbuldigden eerbied te kannen Sophia
Elizabeth Wijnstroom, dat zij zich bezwaard gevoelt (pet flen pppslag der
stedelijke ^lasting vpn hapr woonhuis, Hooigracht n#. 50, en uit dien
hpofdje daarvan h^rkeufjpg of herziening vraagt.
Leiden.28 Juni 1877. S. E. Wijnstroom.*'
Overeenkomstig de voordracht wortjt jtierop afwijzend beschikt, op grond
dat het kohier reeds is goedgekeurd.
De Voorzitter deelt nog mede dat voor de verkiezing van leden van
den gemeenteraad, op Dinsdag 17 Juli 9.,s., zitting zullen bebbep in liet
hopfdhurepu de heeren Juta en Van der Lith en in het onderbureau de
heer De Fremery als voorzitter en de heeren Krantz en Van Wensen
als leden.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de school n°. ,1 voor
on vermogenden.
(Zie Ing. St. n°. 93.)
De heeren HarteveltKrantz en Driessen worden door dgp Voqrzit(er
uitgenoodigd met hem het stembureau uit te makep.
Met 17 stemmen wordt benoemd H. J. Oonkte Dockum, zijnde 4
stembriefjes in blanco gelaten.
De heer Juta komt ter vergadering.
II. Benoeming van een Commissaris der Bank van Leening.
(Zie Ing. St. n°. 100.)
Met algemeene stemmen wordt benoemd de heer H. W. F. Bakker,
aftredend Commissaris.
III. Benoeming van drie Bestuurderen van het Weikhuis.
(Zie Ing. St. no. 103.)
Worden bij afzonderlijke stemmingen op nieuw benoemd de aftredende
bestuursleden de heeren
a. D. A. Schretlen, met 21 stemmen, zijnde één stem uitgebracht op
den heer D. Noothoven van Goor.
b. A. C. Leembruggen, met 20 stemmen, zijnde één stem uitgebracht
op den heer A. L. De Sturler. (De heer Hartevelt onthield zich van
stemming.)
c. H. P. J. Van Wensen, met algemeene stemmen.
IV. Voorstel betreffende de memorie van den heer Scheltema.
(Zie Ing. St. n°. 114.)
De heer Scheltema. Mijnheer de Voorzitter! Mag ik vooraf even het
woord om de vergadering mede te deelen wat in de eerste plaats liet doel
was van mijn tot u gericht verzoek betreffende liet drukken van de memorie
en ten tweede om te doen uitkomen waarom ik meen dat nu eigenlijk liet
doel is vervall,en en dus het drukken van de memorie op dit oogenblik
niet noodzakelijk is. Het doel van mijn verzoek was om den Raad in
de gelegenheid te stellen vóór de behandeling der twee op de agenda
voorkomende punten omtrent de gasquaestie den inhoud te kennen. Mijn
plan was anders om de memorie eerst later in te dienen als begin van
eene nieuwe poging om nog verbetering in de administratie van de gas
fabriek te verkrijgen, welke m. i. nu nog meer noodig is dan vroeger. De
indiening daarvan is verhaast, nu ik gezien heb dat twee ingrijpende voor
stellen van de Commissarissen der gasfabriek in behandeling kwamen en
dat gaf mij aanleiding den Voorzitter te vragen of hij er bezwaar in zag
dat de memorie nu reeds in het gedrukt verslag werd opgenomenen zoo
ja, want hij zou daartoe volkomen gerechtigd zijn, omdat het nog geen
stuk is dat ter behandeling in den Raad i9 bestemdheb ik er. bijgevoegd
dat ik dan het stuk zelf zou laten drukken en aan de leden rondzenden.
De Voorzitter gaf mij daarop ten antwoorddat hij geen bezwaar had om
het stuk in het verslag op te nemen en verzocht mij het hem spoedig te
zendenwaaraan ik voldeed. Ik hoorde er verder niets van en dacht dus
niet anders dan dat het opgenomen zou worden. Tot mijne verwondering
zag ik dus later dat wel mijn begeleidende brief aan den voorzitter in bet
verslag stond maar niet mijne memorie; terwijl mij nu uit den brief van
Burg. en Wetb. aan den Raad blijkt dat bij ben bezwaar bestaat om mijne
memorie te laten drukken en dat zij ter leeskamer is gedeponeerd. Ik
weet niet of liet stuk daar gelezen is. Men komt tegenwoordig niet yeel
in de leeskamer om stukken te lezen. De memorie was dan ook niet
voor de leeskamer bestPind. Zij is min of meer slordig geschreven en met
veel doorhalingenzoodat „(jet stuk niet gemakkelijk en vlug gelezen kan
worden. Ik maak daarover mijne excuses. Het stuk is alleen geschikt
voor de drukkerij, het is eigenlijk wat men noemt een co pie voor de druk
kerij. Ik had stellig gedacht dat de Voorzitter mij het bezwaar tegen de
opname in het verslag had medegedeeld en mij (faarilopr ip staat had
gesteld liet stuk zelf te laten drukken en aan de leden van den Raad
rond te zenden. Nu de beide voordrachten betreffende de gasfabriek lieden
reeds behandeld worden is wel niet het doel der memorie zelve, maar van
liet drukken daarvanop dit oogenblik vervallen. Aitlian9 ik sta er niet
op en wanneer Burg. en Wetb. er liever geen publiciteit aan wenscben te
geven dan zal ik er nu niet op aandringen. Ik laat dus het al of niet
drukken aan de vergadering over. Alleen heb ik willen zeggen wat het
doel wa9 van mijn verzoek aan den Voorzi'ter, en daar dit nu vervallenig,
kan de memorie nu ook geheel buiten beschouwing blijven. Wanneer later
door mij daaraan is toegevoegd wat noodig is om er een onderwerp van
te maken, geschikt en bestemd ter behandeling in den Raad, dan zal ook
van zelf de memorie in het verslag komen.
De Voorzitter. Ik wensch den geachten spreker te antwoorden, dat,
toen hij mij over deze zaak sprak, ik meende dat het bewuste stuk een
voorstel inhield en ik toe» gezegd beb dat er geen bezwaar tegen het druk
ken bestond, evenals dat gewoonlijk plaats vindt. Toen ik evenwel zag dat
bet geen voorstel bevatte, maar eenvoudig beschouwingen over eene afgedane
zaak, heb ik de vraag aan het college van Burg. en Wetb. onderworpenin
hoe verre het wen9chelijk was dat stuk te doen drukkenhetgeen door'hen
in ontkennenden zin is beantwoord; zij laten de beslissing aaD den Raad over.
De heer Scheltema. Ik wenschte nog even het woord naar aanleiding
van eene uitdrukking door u mijnheer de Voorzitterl zoo even gebezigd,
en die ik ook in den brief van Burg. en Wetb. gelezen heb, dat bet hier
eene zaak zou betreffenwaaromtrent reeds door deze vergadering eene
beslissing is genomen. Ik wil alleen dit zeggen dat ik in de memorie eene
nieuwe zaak op liet oog beb. Maar al ware bet zoo dat ik op eeoe afge
dane zaak was teruggekomen, zoo geschiedt zulks hier meer. Onlangs
nog geschiedde dit door Burg. en Wetb. zeiven; ik wijs op de schoolquaestie
van de Korte Langegraehtwaarop men tot tweemaal toe is teruggekomen.
Maar dit is het doel van mijne memorie niet. Straks heb ik reeds gezegd
dat mijne memorie was te beschouwen als het begin van eene nieuwe
poging om in den tegenwoordigen toestand der administratie van de gasfa
briek verbetering te brengen.
De Voorzitter. Wanneer ik dat in het stuk gezien had, zou ik geen
bezwaar legen liet drukken hebben gehad. Hetgeen de heer Scheltema
aanvoert betreffende de schoolquaestie was een bepaald voorstel, maar in
zijne stukken heb ik dat niet gevonden. Mocbt de geachte spreker een
voorstel inzenden dan ben ik volkomen bereid deze beschouwingen daarbij
(u druk te doen opnemen. Ik vvenseb .evenwel de zaak door de vergadering
te doen uitmaken.
Do lieer Scheltema. In den aanvang der memorie staat dat zij een
eerste stap van eene nieuwe poging is om tot verbetering te geraken. Het
blijkt dus dat de leden de memorie niet gelezen hebben en dat door bet
deponeeren in de leeskamer bel doel niet bereikt is, dat ik juist door bet
drukken bereiken wilde.
De Voorzitter. Ik wensch op te merken dat Burg. en Wetli. juist de
heeren in de gelegenheid wenscliten te stellen over liet al of niet drukken
van de memorie te oordeelen. Zij stellen voor daartoe niet over te gaan.
De heer Derckskn. Ik heb alleen het woord gevraagd om te verklaren
dat ik zeer zeker legen liet niel-drukken zal stemmen en wel om deze reden
dat liet op dit oogenblik zeer weinig zou beteekenen. Begrijp ik den beer
Scheltema wel, dan is het zijn doel eenig licht te verspreiden over eene
zaak die ons lieden ter beoordeeling is gegeven en die bij hem iu verband
staat uiet liet voorstel tot vermindering van den gasp rijs. Als nu het ver
zoek van den heer Scheltema acht dagen te voren ware behandeld zou ik
zeker voor liet drukken gestemd hebben en zoo ik nu tegenstem dan ben
ik het niet eens mei Burg. en Wetb., dal het stuk niet behoort gelrukt
te worden, maar omdat ik het nu mosterd na den maaltijd" zou vinden.
De heer Bjjleveld. Gaarne zou ik vernemen of er overwegend bezwaar
bestaal tegen hel aanhouden van de behandeling van punt 1 van de agenda,
het voorstel namelijk tol vermindering van den prijs van het gas, en
tegen het drukken van de memorie van den lieer Scheltema. De beer
Scheltema tracht licht te gevenik geloof dat wij ons zooveel mogelijk
daardoor moeten laten beschijnen, dat wij daarvan zooveel mogelijk voordeel
moeien trekken. Het komt mij voor dat, alvorens over liet ingrijpend
voorstel een beslissing valle, eene aandachtige lezing en overweging van de
memorie vooral voor de ledeu van den Raad zeer wenschelijk is. Dit was
tot nog toe zeer bezwaarlijk nu het stuk niet was gedrukt en rondgedeeld
en men zich heeft bepaald bij het ter lezing leggen van een stuk van
dien omvang in de leeskamer, waar dikwijls verscheiden leden op hetzelfde
oogenblik zich vervoegen om er kennis van te nemen en om het zoo eens
te noemen file moeten maken.
De heer Van Iterson. Ik heb het stuk van den heer Scheltema in de
leeskamer gelezen en daardoor is het voor mij onverschillig of het al dan
niet gedrukt wordt. Maar ik hoor nu dat de meerderheid van den Raad
de memorie waarschijnlijk niet gelezen heeft en dan is men, dunkt mij,
verplicht de behandeling van punt 7 uit te stellen. Daarom zal ik de
vraag van den heer Bijleveld ondersteunen en het verzoek van den heer
Scheltema in bevestigenden zin beantwoordenwant zonder kennisneming
van zijne memorie is het niet wel mogelijk een oordeel uit te spreken
over tie verlaging van den gasprijs.
De heer De Eremerv. Ik zou er groot bezwaar tegen hebbenwanneer
besloten werd onze voorstellen aan te houden. Meermalen heeft de onder
vinding toch geleerd dat, wanneer men niet ingenomen is met eene beslis
sing die gevallen isandermaal op den dag der beraadslaging bezwaren
worden ingebracht, waarover inderdaad reeds vroeger is beslist. Naar mijne
meening heeft de memorie van den heer Scheltema wel eenigermate gelijke
strekkingzij bevat geen geformuleerd voorstelmaar alleen bezwaren, waar-