29 N#. *9. Leiden, 25 April 1877. Gelijk aan Uwe vergadering is medegedeeldbeeft de heer J. H. De Haan te Woerden concessie aangevraagd tot den aanleg en de exploitatie van een paardenspoorweg of railroute binnen deze gemeente in twee lijnen -waarvan de eerste zou loopen van de Zijlpoort over de Haven .-Haarlem merstraat en Beestenmarkt naar bet station van den Hollandschen Spoor weg en de tweede van de voormalige Hoogewoerdspoort langs de Hooge- woerdBreedestraat en bet Noordeinde naar de voormalige Wittepoort en verder naar Katwijk aan Zee. Bij de Commissie van Fabricage bestaan tegen het verleenen van de ge vraagde concessie geene bedenkingen en zij beeft tevens de voorwaarden ont worpen waaronder de concessie zoude kunnen worden verleend. Alvorens de zaak bij Uwe vergadering aanhangig werd gemaakt, is daaromtrent met adressanten in overleg getreden waarvan de uitslag is geweest dat adres santen zich vereenigen met de hiernevens overgelegde concept-voorwaarden. Wij zullen U niet behoeven te verklarendat wij het zeer in het belang der gemeente achtenzoo de zaak mocht tot stand komenzoodanig vervoer zoude strekken ten gerieve van de ingezetenen en de bezoekers dezer gemeente en verdient alzoo in allen deele de ondersteuning en medewerking van het Gemeentebestuur. Overwegende bezwaren bestaan er bovendien niet tegen de uitvoering van het plan; de breedte der straten, waarover de bedoelde lijnen zouden worden aangelegd, laten namelijk voldoende ruimte over voor andere rij en voertuigenmits gezorgd worde dat alleen daar wisselplaatsen en halten worden aangelegd waar voldoende ruimte overblijft. Te Amsterdam en te 'a Gravenhagewaar zoodanige paardenspoorwegen met goed gevolg worden geëxploiteerdis bij het verleenen van de concessie tot voorwaarde gesteld dat bet plan en de vorm der sporen en het leggen van de sporen vooraf moet worden goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders en dat de daar omtrent door hen te geven voorschriften in allen deele door concessionarissen moeten worden in acht genomen. Door zoodanige bepaling vervalt de nood zakelijkheid om thans bijzondere voorschriften vast te stellen ten aanzien van de ligging der sporen en de aanwijzing van de halten en wisselplaatsen. Alleen zullen behalve de door adressanten opgegeven lijneneen of meer dwarslijuen moeten worden gelegd tot verbinding betzij langs het Kort Eapenburg en de Paariiensteeghetzij door de beide Vrouwenstegenhetzij door de Watersteeg langs de Hooigracht en door de Bakkersteeg, waartoe de verplichting in de voorwaarden is opgenomen. Hoezeer de adressanten oorspronkelijk althans daartegen wel eenig bezwaar had den of althans daarvoor een ruimer termijn wenschten bepaald te zien schijnt zoodanige verbindingslijn die het verkieslijkst is te achten langs het Kort Rapenburg door de Paardensteegin het algemeen belang te worden gevor derd met het oog op het vervoer van en naar het Stationop grond waarvan die verplichting als eene hoofdvoorwaarde voor het verleenen van de con cessie door ons is vastgehouden, terwijl adressanten dan ook later daarmede hebben genoegen genomen. Wat de verplichting voor gewone rijtuigen betreft om uit te halen bij het ontmoeten van rijtuigen dezer ondernemingzal art. 90 der Algemeene Politieverordening eene aanvulling behoeventerwijl overigensvermits op het gebruik of het berijden van straten geene rechten of belastingen (zoo genaamde straatgelden) binnen deze gemeente geheven wordenalleen in aanmerking kan komeneene billijke vergoeding voor de kostendie de aanleg en de exploitatie aan het onderhoud van de straten en bruggen kunnen veroorzaken. Verder zijn onderscheidene bepalingen overgenomen uit de voorwaarden te Amsterdam en 's Gravenhage vastgesteld. Art. 14 is noodigomdat ter voorkoming van rechtsgeschillen aan het gemeentebestuur niet de bewijslast kan worden opgej^gd of de schuld al dan niet ligt bij den ondernemer, en veeleer de bevoegdheid om daarover te oordeelen en te beslissen aan het gemeentebestuur moet verblijven. Wij stellen Uwe vergadering alsnu voor om de gevraagde concessie onder de voorgestelde voorwaarden te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. VOORWAARDEN, waarop aan Jan Hendrik De Haan te Woerden ver gunning wordt verleend, tot het aanleggen en exploiteeren van paarden spoorwegen te Leiden, in de volgende lijnen, als: a. van de Zijlpoort over de Haven, door d^ Haarlemmerstraat, over de Beestenmarkt en de Steenstraat tot aan de brug bij het Spoorwegstation b. van de brug over de Singelgracht bij bet Plantsoen over de Hooge- woerd en de Breedestraatdoor het Noordeinde tot aan de grens dezer ge meente bij de scheisloot; c. tot verbinding der beide lijnen, a en A langs het Kort Rapenburg door de Paardensteeg of langs de Hooigracht door de Water- en Bakkerstegen. Art. 1. De concessionaris is verplicht zorg te dragen dat de paarden spoorwegen en de verbindingslijn binnen twee jaren na de dagteekening der vergunning worden gelegd en geëxploiteerdvolgens dienstregelingen en tarieven, ten minste eenmaal 'sjaars door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd en met inachtneming der bestaande of te maken bepalingen van politie. Art. 2. Binnen één jaar na de dagteekening der verguuning moeten de plannen der werken en van het materieel aan de goedkeuring van Burge meester en Wethouders worden onderworpenelke verandering of wijziging in den vorm van de sporen rijtuigen gebouwen enz. moetvóór zij verricht wordt, hunne goedkeuring hebben verkregen. Art. 3. Ten aanzien der plaatsing van bureaux en het maken van halten of stationsmoet de ondernemer zich gedragen naar de voorschriften, welke hem door of vanwege Burgemeester en Wethouders zullen gegeven worden. Van al do gebouwen en lokalen, welke ten dienste der onderneming gevor derd wordenmoet de teekening vooraf door Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd. Art. 4. De aanleg en bet onderhoud van de paardenspoorwegenmet inbegrip van een balven meter der straat ter wederzijde van de rails, ge schiedt volgens aanwijzing en onder toezicht van of vanwege Burgemeester en Wethouders. Iwo. «TDKxnr 1877. I Art. 5. Alle kosten door of ten gevolge van den aanleg, het onderhoud en de exploitatie door den ondernemer te makenkomen voor zijne re kening. Art. 6. Alle voor den aanleg noodige verbeteringen aan kunstwerken in den openbaren weg en aan kaden en gebouwen langs dien weg worden door de gemeente uitgevoerd en de kosten daarvan moeten binnen drie maanden na den afloop van de werken door den ondernemer worden be taald daaronder zijn begrepen de kosten wegens het opnemen en herstellen der wegbedekkingen voor zooveel dit voor den aanleg en het onderhoud en de eventueele verlegging en opruiming van één of meer paardenspoorwegen noodig is. Art. 7. Voor rekening van den ondernemer komen mede de kosten dèr werken welke de Gemeenteraad zich mits deze voorbehoudt door Burge meester en Wethouders te doen maken, ingeval de werken van aanleg of onderhoud der paardenspoorwegen of de werken die daaruit voortvloeien naar hun oordeel niet behoorlijk geschieden. Art. 8. De vergunningen voor het leggen van gas-, water-; telegraaf- of andere leidingen verleend of te verleenenzoo ook van kruiswegen of aansluitingen van andere ondernemingen als deze zich mochten voordoen moeten geëerbiedigd en de werkendie tengevolge daarvan aanlangs of onder de paardenspoorwegen mochten worden gevorderd gedoogd worden zonder dat zulks den ondernemer aanspraak geeft op eenige vergoeding van schade door het Gemeentebestuuringeval de dienst daardoor werd belem merd of gestaakt. Art. 9. Aan alle aanschrijvingen van Burgemeester en Wethoudars alsmede aan de bevelen der politie gedaan naar aanleiding van bestaande of te maken verordeningen ten aanzien van den openbaren wegmoet ter stond worden voldaanzonder deswege eenige vergoeding van geleden of beweerde schade in rekening te mogen brengen. Art. 10. Wanneer in het belang van openbare gemeentewerken van alge meen nutof wel uit een oogpunt van goede politiede sporen of liggers van een of meer paardenspoorwegen'tijdelijk of geheel moeten worden opge nomen of verlegdwordt daartoe op de eerste aanzegging van Burge meester en Wethouders overgegaan, terwijl de kosten dier werken, met uit zondering van die voor de wegbedekkingvoor rekening van den ondernemer blijven. Art. 11. Ingeval van intrekking dezer vergunning worden de werken door den ondernemer aangelegd of veranderddoor hem weggenomen of weder in den vorigen staat gebracht, voor zooveel zulks door Burgemeester en Wethouders zal worden noodig geacht. Art. 12. Tot richtige nakoming van de voorwaarden der vergunning zal binnen zes maanden na hare dagteekening door den ondernemer ten kan tore van den gemeente-ontvanger worden gestort en zoo noodig aangevuld een waarborgsom van f 6000.eflectief in schuldbrieven van den Staat der Nederlandenwaarvan de coupons hem op de vervaldagen zullen worden uitgereikt De Gemeenteraad behoudt zich bij deze voor: a. zich zeiven uit die waarborgsom zonder eenigen vorm van proces te betalen 1°. de kosten van herstel der door den ondernemer aan de eigendommen der gemeente toegebrachte schade; 2°. die der werken eventueel door Burgemeester en Wethouders voor rekening van den ondernemer te verrichten; b. tevens die som te doen verhoogen tot het door Burgumeester en Wethouders op te geven bedrag, indien zij mocht blijken onvoldoende te zijn; en c. zich zonder verdere formaliteit in het bezit te stellen van een of meer spoor wegen van den ondernemerindien binnen den door Burgemeester en Wetbhou- ders gestelden termijn bedoelde som niet tot genoemd bedrag is aangevuld terwijl de waarborgsom of het gedeelte, dat daarvan is overgebleven, aan den ondernemer zal worden teruggegeven na het intrekken der vergunning en nadat is voldaan aan bet bepaalde bij art. 11. Art. 13. De vergunning wordt verleend voor den tijd van vijfentwintig achtereenvolgende jaren in te gaan met hare dagteekening. De akte, daarvan op te maken moet worden verleden binnen veertien dagen daarna, of, zoo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland wordt vereischtbinnen veertien dagen na die goedkeuring. Art. 14. De vergunning kan zonder eenige inverzuimstelling door den Gemeenteraad worden ingetrokken, wanneer daarvan gedurende dertig ach tereenvolgende dagen geen geregeld gebruik wordt gemaakt. Art. 15. De voorwaarden dezer vergunning worden in het jaar 1887 herzienbehoudens het recht van vroegere intrekking. Art. 16. Binnen vier maanden na de dagteekening der vergunning moet de ondernemer aan Burgemeester en Wethouders schriftelijk verklarendie zonder eenig voorbehoud te aanvaarden. Bij het verstrijken van dien ter mijn is zij vervallen. Art. 17. De verplichting voor gewone rij- en voertuigen om uit te halen bij het ontmoeten van rijtuigen dezer onderneming en voor de conducteurs der paardenspoorwegen, om door seinen of signalen van hunne nadering kennis te geven zat bij 'politieverordening worden geregeld. Art. 18. De rijtuigen der onderneming zijn evenals de tuigen en paarden aan eene maandelijkscbe keuring vanwege het Gemeentebestuur onderworpen. Wat afgekeurd wordt, mag niet worden gebruikt. Ontduiking wordt gestraft, voor de eerstemaal in den loop van een jaar met eene boete van f 5voor de tweedemaal van t 25voor de derdemaal met intrekking der vergunning. Art. 19. De rijtuigen der onderneming moeten na zonsondergang voorzien zijn van een lantaarn met gekleurd lichtbij nalatigheid voor ieder rijtuig op eene boete van f 2. Art. 20. De vergunning zal niet aan anderen mogen worden overge dragen dan met goedkeuring van den Gemeenteraad. Art. 21. Al de kosten en rechten op de vergunning en de dasrvan op te maken notarieele akte komen voor rekening van den ondernemer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1