26
tot bevordering van geregeld schoolbezoek, en ondervonden dat in de
buurtenwelke als liet ware een schoolgebouw omringen nagenoeg geen
verzuim heerscht. Het derde punt, namelijk dat de bouw eener nieuwe
school spoedvereischend is, was ook een reden om de voorkeur te schenken
aan een plaats welke reeds gereed is, boven die op de Volmolengracht,
welke nog eerst gedempt moet worden. De behoefte aan een nieuw school
gebouw is inderdaad dringend, want bijna alle scholen zijn te digt bezet;
sommige klassen moeten wegens gebrek aan ruimte gedetacheerd worden in
andere gebouwen, terwijl door bet plaatsgebrek het schoolverzuim wordt
in de hand gewerkt. Wat ten slotte de opmerking betreft van den beer
Van Iterson over het slot van het rapport der plaatselijke schoolcommissie,
merk ik op dat die zin ook gelezen kan worden met den klemtoon te leggen
op de woorden*op de Langegracht", en niet op het woord«■schoolge
bouw", zoodat daaruit volgt dat de Commissie bedoelt de plaats waar het
schoolgebouw zoude moeten verrijzenindien echter de bedoelde zinsnede
voor tweeledige uitlegging vatbaar is, kan ik den heer Van Iterson de
bepaalde verzekering geven dat de bedoeling der Commissie geen andere
is geweest dan de door mij gegevenenl. dat de school op de gedempte
Korte Langegracht moet gevestigd worden. Wanneer men bedenkt dat de
inrichting van de school volgens het plan met een verdieping de goed
keuring der schoolcommissie niet heeft verkregendan kan men rnoeielijk
vooronderstellen dat zij thans zoude adviseeren dat gebouw toch daar te
stellen.
De heer Van Iterson. Ik kan niet ontveinzendat de woorden van
den vorigen spreker bij mij hilariteit opwekken. De schoolcommissie zou
bedoelendat men hoe eer hoe beter een school met twee verdiepingen
ging bouwenmaar dit is immers door den Raad verworpenen het eenige
besluit in deze genomen is om een school van 40000 te bouwen. Dat
de heer Van der Litb op r.ieuw zou voorstellen 48000 disponibel te stellen
kon de Commissie op 14 Maart niet weten, aangezien bet bedoelde voorstel
eerst van den 19den is gedagteekend. En wat nu betreft het aangevoerde
door den heer De Kanter, dat lid heeft gezegd, dat het bezwaar nopens
den achteruitgang van den welstand van een deel der stad ook van toepas
sing zijn zou, als de school op de Volmolengracht werd gevestigd. Dat
gaat volstrekt niet op, want het grootste deel der gedempte Korte Lange
gracht, dat deel, hetwelk, van de zijde der Mare gerekend, aebter de school
te liggen komt, zal nu worden gemaakt tot een slop, eene impasse, en
van een achtergelegen plaats is op de Volmolengracht volstrekt geen
quaestie. Tusschen beide plaatsen is dus geen vergelijking te maken. Wat
betreft de mindere medewerkingdie ik zou hebben ondervondenmoet ik
doen opmerken, dat de heer De Kanter daarvan zelf hier een staaltje heeft
bijgebracht. Immers de plaatsing van de school op den grond van het
Elisabethshofje is wel onderzocht en mogelijk bevondenmaar men had
daartegen bezwaar, omdat het meer dan 40000 kosten zou; de Raad wilde
niet meer geld geven. Dat was de officieele reden der verwerping van het
ingediende voorstel. Uit respect voor het besluit van den Raad kan er
dan ook nu niet meer geld worden aangevraagd althans daartoe meende
de beer De Kanter niet te kunnen medewerkenal had hij voor zich zelf
tegen meerdere uitgaven geen bezwaar. Daargelaten nu de vraag of van
een officieele reden sprake kan zijndaargelaten de quaestie of zij weer
houden moest van een duurder voorstel, zoo bleek uit de feiten dat de
ware reden der verwerping niet in de geidquaestie gelegen was. Het
besluit op 19 October toch is genomen met 12 tegen 11 stemmen; ik
behoorde tot de meerderheid maar mijne stem en van althans nog één
anderen was dit ook bekend werd niet bepaald door de financieele zijde
der zaak. Daarmede vieldunkt mijde bewering dat de meerderheid
niet hooger dan 40000 wilde gaan.
De heer De Laat de Kanter. Ik doo opmerken dat de geachte vorige
spreker mij woorden toedicht welke ik nooit heb gesproken. Bij de dis
cussie van den 19den October heb ik gezegddat wanneer men de school
in het St. Elisabethshofje wilde bouwen, dan de daar aanwezige huisjes
zouden moeten worden weggebroken en daardoor een kapitaal van 10 a
12000 zoude worden opgeofferd. Ik heb dit argument gebezigd tegen
degenen, die financieele bezwaren hadden tegen ons voorstel dat ƒ48500
(eigenlijk ƒ47000) vorderde, maar die wel eene school van ƒ40000 in
het St. Elisabethshofje zouden willen bouwen en dan geene financieele bezwa
ren hadden. Ik heb niet alleen nimmer bezwaar gemaakt tegen eene
hoogere uitgaaf dan 40000, maar integendeel altijd betoogd dat men voor
die som geene goede school zoude kunnen bouwen. Maar ik haden heb
nogoverwegende bezwaren tegen die plaatswelke ik echter nu niet behoef
te noemen, daar dit punt niet aan de orde is. Zijne bedoeling nader
toelichtende zegt de beer Van Iterson nu dat door den bouw van eene
school op de Korte Langegracht de markt daar in een slop zoude worden
veranderd. Maar, mijnheer de Voorzitter, indien die beschouwing juist
waredan zoude men zich eene markt niet anders kunnen voorstellen
dan als eene ruimte, die aan alle zijden onbegrensd was. Eene markt beeft
in den regel vier bebouwde zijden en door straten gemeenschap met de
andere gedeelten van de plaats; als men zich nu voorstelt hoe daar de
toestand zal zijn, dan heeft menj behalve.de reeds bestaande lange zijden,
aan den westkant de opene Binnenvestgracht tegen de sociëteit Amicitia
aan en aan den oostkant de school met aan weerszijde eene straat van 7j
meter breedte; ik geloof dat men dat geheel bezwaarlijk een slop kan
noemen, zonder zich aan overdrijving schuldig te maken. Ik begrijp niet
welk nadeel voor den welstand der stad daaruit zoude voortspruitenmaar
allerminst begrijp ik dat die nadeelen zouden blijven bestaan, als een sierlijk
en doelmatig gebouw voor ƒ41000 wordt opgericht, en dat zij zouden ver
dwijnen, wanneer eene wanstaltige school, die als ondoelmatig wordt afge
keurd daar gebouwd wordt.
De beer Van der Lith. De tijd die ons overblijft i9 kort en daarom
slechts weinige woorden. Het komt mij voor, dat de Plaatselijke School
commissie een besluitdoor den Raad genomen moet respecteerenen niet
al9 punt van uitgang een plan aannemen, dat door den llaad verworpen is.
Ik zal dan ook niet meer antwoorden op de bezwaren tegen mijne school
ingebracht, die men ontleent aan een vergelijking met het plan dat de Raad
niet heeft kunnen goedkeuren. Wat den aanval betreft over bet woord
ernsliye, dat ik zou gebezigd hebben, ik heb dat woord eerst gebruikt
toen ik sprak over de bezwarendie men uithoofde vau den afstand van de
school tegen mijn voorstel gemaakt heeft. Ik beweer, dat voor de bewoners
van het Rapenburg enz. het verschil tusschen beide punten onbeduidend is,
en dat de afstand van de beide plaatsenwaarvan nu sprake isnagenoeg
gelijk zal staan.
De heer Juta. In antwoord op het gesprokene door den heer Van Iter
son laat ik in het midden of hilariteit een passend en geschikt middel is
om de kracht aan een argument te ontnemen. Wat de verklaring betreft
door mij afgelegdzeg ik nietdat zij slaat op het schoolgebouwdat door
de plaatselijke schoolcommissie is afgekeurdmaar op de plaats waar zij
moet komen te staan. In antwoord aan den heer Van der Litbmeen ik
dat de plaatselijke schoolcommissie hare bevoegdheid volstrekt niet beeft
overschreden, en dat zij wel degelijk de plannen, die baar worden voorge
legd met andereook zelfs van eldersmag vergelijken.
De heer Habtevelt. De tijd dringt, mijnheer de Voorzitter, en toch
zal ik de vergadering een oogenblik moeten ophouden, om de heeren Van
der Lith en Scbeltema te antwoorden op betgeen zij tot de Commissie van
Financiën hebben gezegd. Ik begin met in herinnering te brengendat
de Commissie van Financiën in der tijd is geweest voor het toestaan der
geldentot de demping van de Korte Langegracht benoodigdmits daar
geen school zoude verrijzenen de te verkrijgen ruimte geheel tot Beesten
markt zoude dienen. Tot demping werd beslotenen schier te gelijker tijd
tot de bouwing aldaar van eene school voor onvermogendentot een maxi
mum van 40000. Hoezeer ook teleurgesteld, de Commissie van Finan
ciën had te berusten in het besluit, door den Raad genomen. Kort daarna
werd den Raad medegedeeld, dat de minste som van aanneming ƒ48000
bedroeg voor eene school met twee verdiepingen. De Commissie van Finan
ciën was daartegen en adviseerde tot het toestaan van ƒ40000 en niet meer,
m. a. w, zich te houden aan het genomen besluit. Dat de Commissie inder
tijd gezegd heeft meer geld over te hebben voor de schoolwanneer die
op eene andere plaats werd gebouwd, b. v. door den aankoop van eenige
pandenis volkomen waar, maar nooit heeft de Commissie op de gedachte
kunnen komendat er weder een andere gracht zou gedempt wordenwat
een meerdere uitgave van 14000 zou na zich slepen. Tegen deze enorme
meerdere uitgave nu beeft de Commissie groot bezwaar, met het oog op de
stedelijke financiënen daaromtrent had zij alleen te adviseeren. Wil de
Raad toch tot die meerdere uitgave besluiten dan zal de Commissie zich
ook daaraan te onderwerpen hebbenmaar heeft zij haar plicht gedaan.
Het tweede bezwaar van de Commissie omtrent de ongunstige plaatsdoor
de onmiddelijke nabijheid van de aardappelmarktgeldt bij den heer Schel-
tema niet; want, zegt bij, ik ben er dezer dagen dikwijls opzettelijk heen
geweest, en heb er van gejoel of getier niets gemerkt. Zeer natuurlijk in
dit jaargetijde. Ik, daarentegen, ben er dikwijls geweest op tijden dat er
aardappelen in massa aan de markt kwamen en werden verhandeld, en heb
toen ondervonden, dat die plaats nog ongeschikter voor eene school 2oude
zijn dan de Korte Langegracht, om de nabijheid van de Beestenmarkt,
ofschoon mijn bezwaren daar ook niet gering zijn. De heer Scbeltema zegt
verder, dat de meerdere kosten tamelijk gelijk staan, want dat men ook de
demping van de Korte Langegracht in rekening moet brengen. Ik ben dit
niet eens met den geaebten sprekermen zou even goed kunnen beweren
datgesteld men wilde eene school gebouwd hebben op het terrein buiten
de Hoogewoerdspoort, men dan beginnen moest met 17000 in rekening
te brengen, die het amoveeren enz. daar gekost heeft. De Korte Lange
gracht is nu eenmaal plein, de uitgaven zijn gedaan. De demping van de
Volmolengracht vereischt eene nieuwe extra-uitgave van f 14000, eene som
zóó groot, dat ik mij niet gerechtigd acht daarvoor te adviseeren.
De heer Van der Lith. Het is verre van mijdat ik de plaatselijke
schoolcommissie het recht betwist, om vergelijkingen te maken, ook ai
wilde zij die met voorbeelden uit Amerika stavenmaar ik betwist haar het
recht om zich op een besluit van den Raad te beroepennu het blijkt dat
zij daarbij een besluit op het oog heeft dat niet genomen is.
De Voorzitter. Het bevreemdt mij wel, dat de beer Scbeltema thans
een geheel ander gevoelen voorstaat dan toen vroeger Burg. en Weth. een
voorstel deden. Ik herinner mij toch dat het destijds door het geachte lid
zeer bestreden werd, als volstrekt niet noodzakelijk.
De heer Scheltema. Hoe ongaarne ik de discussie rekzoo ben ik toch
verplicht te antwoorden op hetgeen door u, mijnheer de Voorzitter, is ge
zegd. Ik geef u volkomen toe dat ik vroeger tegen het dempen der Korte
Langegracht was, omdat ik het voor de markt niet noodig en veel te kost
baar achtte. Ik heb destijds, zooals gij weet, een ander plan aangegeven,
dat veel minder zou kostenmaar het Dage.lijksch Bestuur wilde daar niet
aanhet scheen dat de Korte Langegracht gedempt moest worden. En nu
dit dan ook geschied is, oorspronkelijk met geen ander doel dan om er
beestenmarkt van te makennu moet het m. i. ook geheel markt blijven
en ben ik er zeer tegen dat het ruime terreindat met zoo veel kosten
aan de markt is toegevoegd, dadelijk weer voor de markt wordt bedorven,
door het beste gedeelte er af te nemen. Ik zou het vooral jammer vinden
met het oog op de toekomst; Leiden zal immers spoedig eenige bronnen
van welvaart zien afnemen en zal dus meer en meer hare kracht moeten
zoeken in handel en nijverheid. Nu ik toch het woord heb moeten vragen
wenseh ik nog even de heeren Hartevelt eu De Kanter op een paar punten
te beantwoorden. Het eerste is dat de drukte van de aarriappelenmarkt zeer
hinderlijk zal zijn als de school op de Nieuwe Volmolengracht staat en dat
die plaats ook nadeelig zal werken op het schoolbezoek. Ik moet natuurlijk
afgaan op wat ik gezien heb; ik ben meermalen op de Nieuwe Volmolen
gracht geweest en heb daar niets bespeurd van eene drukte, die voor de school
zoo hinderlijk zal z:jn. En dat, als de school op de Nieuwe Volmolengracht
staat, dan de drukte van de markt op den Ouden Singel hinderlijk zou zijn
dit kan ik althans niet aannemen. Evenmin dat de school daar minder
gunstig gelegen zou zijn voor geregeld schoolbezoek. Integendeel, met het
oog daarop, acht ik die plaats veel beter dan op of bij de beestenmarkt.
Daar is het voor kinderen soms zeer gevaarlijk. Het andere punt betreft
de kosten van de school. De heer De Kanter heeft eenige hooge sommen
genoemddie verschillende scholen op andere plaatsen gekost hebbendit
bewijst alleen dat ook die scholen veel geld gekost hebbenmaar daardoor