25 de bedenkingen, tegen zijn voorstel ingebracht, niet ernstig en tracht dit te bewijzen door de bewering dat Burg. en Weth. thans de bezwaren van de bewo ners der Volmolengracht gewichtig achten, terwijl vroeger, in 1872, werd gezegd dat die plaats zeer geschikt was. Hetgeen dienaangaande is gezegdkomt echter niet voor in het advies van Burg. en Weth.maar in dat vnn de Commissie van Fabrioagewaarin er op wordt gewezen dat het adres der bewoners van de Kleine Aardappelenmarkt ontvangen werd nadat het voorstel om daar de school te bouwen gedaan was, zoodat destijds, d. i. in 1872, de bezwaren van adressanten niet opzettelijk waren onderzocht. Ware dat toen geschied ik twijfel niet of ze zouden even gegrond worden geoordeeld als thans. Burg. en Weth. zouden van zienswijze veranderd zijn, omdat zij thans de plaats Bf keuren welke zij vroeger zeiven hebben aanbevolen. Ook dit is niet juist. In 1872 werd het voorstel om de school op de Volmolengracht te bouwen gedaan vóór dat daarop de schoolautoriteiten gehoord waren. In het algemeen verslag over da begrooting van 1873 werd dienaangaande op gemerkt dat daarin door het Dagelijksch Bestuur verkeerd was gehandeld. »In plaats toch," zoo leest men daar, -rdat het gevoelen der Plaatselijke Schoolcommissie was ingewonnen, vóór dat een voorstel aan den Raad was ingediend, was zulks thans geschied na de overlegging aan den Raad. De eerste weg moe9t bij het hooren van dergelijke Comrai9siën worden gevolgd daar het in te winnen advies invloed kon uitoefenen op het in te dienen voorstel." De juistheid der opmerking werd in de memorie van antwoord toegegeven, cn zij bleek nog nader uit het voorstel, onder n®. 233 der Ingekomen Stukken van 1872 opgenomen, waarbij het voorstel om de school op de Volmolengracht te houwen werd ingetrokken en naar aanleiding der adviezen van de plaatselijke schoolcommissie en van den districts-sclioolop- j ziener de bouw der school op de Marendorpsche Achtergracht werd voorge steld. Is het billijk er een verwijt van te maken dat wij nu gehandeld heb ben naar de toen aangegeven en door het Dagelijksch Bestuur als juist erkende denkbeelden van den BaadP Het gemis van eene open speelplaats. Het is niet noodig daarop veel te antwoordendaar zeker niet zal beweerd worden dat dit een hoofdbezwaar is genoemd. Het is echter niet te ontkennen dat zoowel eene opene als eene overdekte speelplaats, de laatste tevens gymnas tieklokaal, bij eene openbare school behooren. Voor mij zeiven is dit van alle genoemde bezwaren echter het minste, en ik zoude mij daardoor dan ook niet hebben laten terughouden om met den heer Van der Lithmedete gaan, dewijl ik het verstandiger vind ƒ16000 meer uit te geven voor eene school die aan de voornaamste, zij het ook niet aan alle, eischen voldoet, dan ƒ40000 voor eene school die a priori door alle autoriteiten wordt af gekeurd. Verder wordt het bezwaar dat de school voor de meeste school gaande kinderen op grooter afstand gelegen zoude zijnmede niet ernstig genoemd, en men staafde die meening door te wijzen op de scholen op de Boom- en Aalmarkt en dergelijke, waarheen de kinderen van alle gedeelten der stad gezonden worden. Ik geloof, mijnheer de Voorzitter! dat dit be zwaar niet goed begrepen wordt; het staat in onmiddellijk verband met het schoolverzuim; het is voor de mindere klasse inderdaad van groot belang dat de school zooveel mogelijk in hare nabijheid is; verzuimt men daarmede rekening te houdendan is de minste reden allicht aanleiding om de kin deren te huis te houden; de nadeelige gevolgen van schoolverzuim wor den daar in den regel niet zoo levendig gevoeld, als bij de meerge- goede klassendie daarenboven meer middelen ter hunner beschikking hebben om de kinderen naar en van de school te doen brengen en halen. De ondervinding heeft geleerd dat het schoolverzuim het geringst is bij de kinderen die het digtst bij de school wonen; het bezwaar is dus niet zoo gering als gezegd wordt. De heer Seheltema heeft gezegd dat de bezwaren tegen de Beestenmarkt wat betreft de drukte en het gejoel gering geacht werden en dat wij nu diezelfde bezwaren op de Kleine Aardappelenmarkt breed uitmeten. De heer Seheltema ziet daarbij twee zaken over bet hoofd ten eerste dat de school op de gedempte Korte Langegracht zeer ver van de eigenlijke Beestenmarkt verwijderd is, en dat het nog een geruimen tijd zal duren, voordat de lammerenmarkt zich tot tegen de speelplaats der geprojecteerde school uitbreidt; en ten andere dat de beestenmarkt slechts éénmaal 's weeks, de aardappelenmarkt daarentegen dagelijks wordt gehouden. Dezelfde spreker wijst op het groote gedeelte dat van de ruimte voor de markt bestemd, zal worden afgenomen, en noemt de helft ot één derde. Dat is niet van overdrijving vrij te pleiten; de ingenomen ruimte gaat niet verder daD tot aan de Prinsensteegen wordt, bet is reeds vroeger aangetoondruimschoots opgewogen door het onlang i gedempte gedeelte der IJzercngrachtdat bij de berekening der marktruimte niet in aanmerking is genomen. Dat er in de Prinsensteeg een standvastige noor denwind zoude waaien, zooals de heer Seheltema ons heeft medegedeeld, was mij onbekend; ik hoop dat hij mij ten goede zal houden dat ik dit zonderlinge verschijnsel vooralsnog betwijfel. De heer Van Itereon heeft nog maals zijne bezwaren tegen den bouw der school op de Korte Langegracht mede gedeeld en noemde in de eerste plaats het nadeel voor de gezondheid door het maken van naauwe straten ter weerszijde van het geprojecteerde gebouw maar ik vraag, of die bezwaren wel gelden op de gedempte Korte Langegracht en niet op de Volmolengracht. In elk geval blijft er op de eerste plaats aan weerszijden eene straatbreedte van 7, op de tweede slechts eene van 6 m. over. Als dat dus inderdaad een bezwaar is dan geldt dit in grooter mate tegen het eerste plan van den heer VaD der Lith dan tegen het tweede; doch ik geloof veilig te mogen beweren dat men van geen van beide plaatsen met eenigen grond kan zeggen dat er sloppen of hofjes gemaakt worden. De geachte spreker heeft, om zijne stem te moti- veerendie hij voornemens is tegen het tweede voorstel van^ den heer Van der Lith uit te brengen, zich beroepen op het slot der missive van de plaatselijke schoolcommissie, waar wij lezen: 'Wij achten ons op boven staande gronden verpligt aan te raden bet plan van den heer Van der Lith niet goed te keuren en het vroeger genomen besluit tot plaatsing van een schoolgebouw op de Korte Langegracht zoo spoedig mogelijk ten uitvoer te brengen." Nu meen ik (lat, als de heer Van Iterson geen ander motief heeft om zich tegen het laatste voorstel van den beer Van der Lith te ver klaren wij ons dan mogen vleien dat hij zijne stem daaraan zal geven. De bedoeling van de plaatselijke schoolcommissie is toch blijkbaar geene andere, dan dat wij zullen terugkomen op het besluit, dat de Raadden 19den October genomen heeften dat wij alsnog de geprojecteerde school van twee Zittïngveb8i.ag 1877. verdiepingen zullen houwen. De plaatselijke schoolcommissie was ^zeer inge nomen met onze plannen over den aanleg der school. Zoowel zijals de inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht hebben blijkens de later in gekomen adviezenzeer betreurd dat onze plannen niet werden goedgekeurd en nu is dunkt mij geene andere opvatting mogelijk dan dat de plaatselijjk schoolcommissie wensoht dat in plaats van de school, die zij had afgekeurd op dezelfde plaat9 worde gebouwd eene school zooata zij die heeft verlangd. Wat nu aangaatdat er hier ter stede duurder zou worden gebouwd en dat de scholen hier meer zouden kosten dan elders, daaromtrent verkeert de Raad in dwaling; ik heb slechts vluchtig eenige nasporingen daaromtrent kunnen doen en deze hebben mij tot eene geheel andere overtuiging gebracht. Het is mij daaruit gebleken, dat gebouwd zijn de volgende scholen: te Am sterdam eene meisjesschool voor 250 leerlingen met woning voor de hoofd onderwijzeres voor ƒ72000; eene hoogere burgerschool voor driejarigen cursus voor jongens voor ƒ79800; eene openbare school met gymnastieklokaal op de Schans voor ƒ80888; eene hoogere burgerschool voor meisjes voor 54480; te Rotterdam eene school met woning op den Boezemsingel voor ƒ51940; eene school met woning in de Orispijnlaan voor ƒ45890; te Kralingen eene school voor 500 leerlingen met woning voor 49899.99te Apeldoorn eene hoogere burgerschool met gymnastieklokaal en woning voor den concierge voo" ƒ48999.99. Hierbij merk ik op dat onder deze prijzen de kosten van het meubilair niet begrepen zijn hetgeen wel het geval was met de som van ƒ47000, waarvoor de school op de gedempte Korte Langegracht ge bouwd zoude worden en nu komt het mij voor dat deze voorbeelden nog al sterk sprekend zijn en meer te beteekenen hebben dan de argumenten die men uit de school op de Uilerstegracht heeft trachten te putten. Behoef ik, na al het aangevoerde, nog te zeggen dat ik het zeer waar deer dat de heer Van der Lith reeds nu zijn subsidiair voorstel heeft ge- daanP Bij de geringe kans, welke er m.i. bestaat dat zijn voorstel betref fende de Volmolengracht wordt aangenomen, heeft hij reeds nu een stap gedaan waardoor veel oponthoud cn tijdverlies wordt weggenomenen dit 19 van zeer groot gewicht. Niet alleen toch is het meer dan twijfelachtig of wij na 1 Januari 1878 nog over de school van den heer Kneppelhout zul len kunnen beschikkenmaar daarenboven is het zeer dringend noodig dat de kinderen, die nu in verschillende lokalen verspreid zijn, zoo spoedig mo gelijk in hetzelfde gebouw vereenigd worden; het toezicht is in de tegen- woordige omstandigheden bijna onmogelijk, en het onderwijs lijdt noodwen dig daaronder. Over het toezicht sprekendeherinner ik mij dat ik de opmerking van den heer Van der Lith nog niet heb beantwoord, dat het gemakkelijker zoude zijn toezicht te houden in de school op de Volmolen gracht dan in die op de gedempte Korte Langegracht, omdat de laatste twee verdiepingen zoude hebben. Men verplaatse zich in gedachte op den Ouden Singel en zie dan welk eene lengte de school daar zoude krijgenzij zoude zich van den Ouden Singel tot aan de Langegracht uitstrekken en eene lengte hebben van bijna 90 meters; de andere zoude beneden de lokalen hebben voor de twee laag9te klassendie uit den aard der zaak niet zulk een aanhoudend toezicht van den hoofdonderwijzer vorderen, terwijl deze boven vier lokalen zoude hebben te overziendie alle vlak bij elkander liggen. Ook in dit opzicht verdient het oorspronkelijk ingediende plan verre de voorkeur. Na al het aangevoerde kom ik tot de slotsom, dat het zeer wenschelijk is het laatste voorstel van den heer Van der Lith aan te nemen. En ik kan ook geen anderen uitslag verwachten omdat het toch zeker beter is ƒ47000 te besteden voor eene school, welke aan alle eischen voldoet en waarmede alle autoriteiten hare ingenomenheid hebben betuigd, dan eene som van ƒ40000 uit te geven voor eene school, welke men vooraf weet dat onvoldoende is en dan ook door alle adviseurs is afgekeurd. De heer Jota. Ik ben gedurende deze vergadering ruimschoots in de gelegenheid geweest om te kunnen beoordoelen hoe verschillend de waarde is, welke toegekend wordt aan rapporten eener zelfde commissie, naarmate men dan eens voor, dan weder tegen hare conclusien gestemd is. V aar- scliijniijk is het ook daaraan toe te schrijven dat de voorstanders van het io behandeling zijnde voorstel van den heer Van der Lith thans aan het rapport der schoolcommissie eene negatieve waarde hechten.^ Ik acht mij verplicht het standpunt te verdedigen dat genoemde Commissie in deze zaak heeft ingenomen en hoop daarbij zoo min mogelijk in herhalingen te treden van hetgeen reeds door den geachten Wethouder van Fabricage is gezegd. De plaatselijke schoolcommissie heeft zich bij de beoordeeling van het voorstel drie punten voor oogen gesteld. Ten eerste: de inrichting der school; ten tweede de plaats waar ze zal opgericht worden; en ten derde de noodzakelijkheid om die school spoedig gereed te doen zijn. Hoewel nu volgens de sehetsteekening een gymnastiekzaal aan de school verbonden zal zijn, achtte de Commissie de groote lengte van het gebouw een bezwaar voor een goed toezicht door den hoofdonderwijzer, vooral omdat de schoo- lokalen nog in twee gedeelten worden verdeeld door de gymnastiekzaal. Bij de plannen voor een gebouw met een tweede verdieping zoude dat toezicht veel gemakkelijker zijn geweest, want het bezwaar dat de hoofd onderwijzer de trap op of af moet gaan om zich naar eene andere oc»llt®u te begeven is zoo groot niet, wanneer men in het oog houdt dat slechts de jongste leerlingen, wier onderwijs bet minst de tegenwoordigheid van oen hoofdonderwijzer vordert, beneden zouden geplaatst zijn, terwijl al de anderen op de bovenverdieping vereenigd zijn. Aan de inrichting van dat schoolgebouw gaf de Commissie haren voorkeur boven die volgens het thans aangeboden plan, ook omdat er geen speelplaats aan verbonden is. Wat nu ten tweede de plaats aangaat waar de school moet worden gevestigd herinner ik dat van het begin af dat over deze zaak gerapporteerd is, e schoolopziener en de schoolcommissie van oordeel geweest zijn dat de school zooveel mogelijk in het centrum moet stitan van zoodanig gedeelte der stadalwaar aan een school de meeste behoefte bestaat. Dit argument is eeuigzins verzwakt door eene vergelijking met een school voor meisjes uit den meer gegoeden stand, maar m. i. is die vergelijking niet juist; want behalve dat voorondersteld mag worden dat onder dien stand geen schoolver zuim behoeft voorkomen te worden, heeft hij ook middelen te zijner dienste om de kinderen te doen brengen cn halenwelke nrer behoeftige menschcn missen. Voor dezen moet de school zoo digt bij mogelijk zijn, want bet is gebleken dat het schoolverzuim toeneemt naarmate de ouders verder van de school verwijderd wonen. Ik heb de eer lid te zijn der vereeniging

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 5