22
tegen bet plaatsen van de derde school voor minvermogenden op de te
dempen Volmolengracht? Omdat ik of tegen de autoriteiten die thans
bezwaar opperen, andere, die ik gelijk acht, overstel of omdat de be
zwaren mij zelf weinig gegrond schijnen. Vergun mij daartoe die ver
schillende bezwaren te doorloopen. In de eerste plaats wordt er van ge
sproken dat de schoolwelke ik op de Volmolengracht wensch te doen
plaatsengelegen is in eene ongunstige buurt. Het zijn Burg. en Weth.,
die deze meening uitspreken. Toch geloof ik dat ik tegen dat gevoelen
thans mag overstellen het gevoelen door Burg. en Wetb. vroeger voorge
staan van een collegie dat sedert dien tijd gedeeltelijk gewijzigd is. Toen,
in 1872, verklaarden zij uitdrukkelijk dat de plaats geschikt was voor het
bonwen eener school. In 1872 werd reeds de aardappelenmarkt gehouden
op het terrein, in 1872 waren reeds de bezwaren aanwezig die nu ook
bestaan. Neenzegt menwant eerst later zijn door de bewoners der
Volmolengracht de bezwaren te berde gebracht. Maar men vergunne mij
nu Burg. en Weth. tegen zich zeiven in bescherming te nemen, want het
mag niet voorondersteld worden dat Burg. en Weth. in 1872 voor dergelijk
voorstel te doen geen behoorlijk onderzoek naar eventueele bezwaren zouden
hebben ingesteld. De bezwaren van het gejoel enz. zouden toen even goed
gekend en behandeld zijn als nu, indien het waar is, dat zij een overwegend
bezwaar tegen de plaats uitmaakten. Ik meen dus dat dat bezwaar minder
gewichtig is. Het is van zelf waar dat, wanneer men de plannen door
anderen moet beoordeelen men eventueele bezwaren sterker doet uitkomen
dan bij voorstellen, door on3 zei ven gedaan, en dat zal ook nu wel het geval
wezen. Zoo met mij ook. Misschien hecht ik te weinig waarde aan het
gejoel in de buurt. Evenwel kan ik niet aannemen dat Burg. en Weth.
vroeger een voorstel zouden gedaan hebbenwaartegen naar hun oordeel
geene overwegende bezwaren konden worden ingebracht, terwijl datzelfde
voorstel nu plotseling zoo verkeerd zou zijn. In de tweede plaats is mij
tegengeworpen: er is geen open speelplaats bij uw project. Neen, mijn
heer de Voorzitter! Het is waar, geen open speelplaats en ook geene
andere zakendie misschien heel mooi en aardig zijn. Maar is die speel
plaats noodzakelijk, waar reeds eene overdekte speelplaats aanwezig is?
Het is waarop de gedempte Korte Langegracht is plaats voor allerlei
wanneer men de markt in grootte vermindert, maar ik meen dat het vol
doende is wanneer men eene enkele speelplaats aan de jeugd geeft. Tijd
verlies werpt men mij al verder tegen. Ook dit is waarmaar is dat
een argument van overwegend belang? Ik zou raeenen dat, nu wij de school
van den heer Kneppelhout voor een jaar in huur hebbenwij die huur
wol voor eenigen tijd kunnen verlengd krijgen. In al dat getraineer in
deze quaestie ben ik niet de eenige schuldige. De Commissie van Finan
ciën stelt zich m. i. op een zeer juist standpunt waar zij bezwaar maakt
tegen de verhooging met ƒ14000, maar plaatst zich op een minder juist
standpunt waar zij zegt: wij hebben niet gedacht aan het dempen van
grachten om elders plaats te krijgen. Wij hebben alleen bedoeld den
aankoop van panden. Die redenering ging op, wanneer zij zieh in het
algemeen tegen het dempen van grachten verzette, maar daartegen heb ik
geen enkel bezwaar hooren aanvoeren. Het argument gaat op wanneer het
dempen van grachten verkeerd zou zijn maar dat bezwaar, ik herhaal het,
heb ik van haar niet gehoord. De schoolopziener komt met een argument
dat ik liever niet had vernomen. Ik had gewenscht dat mijn voorstel op
ernstiger gronden ware bestreden en dat niet een argument zou ontleend
worden aan den grooten afstandwelke mijne school zou doen achterstellen
bij die van de gedempte Langegracht. Ik vooronderstel dat de heereu den
afstand van beide buurten onderzocht hebben. Zij zullen dan zeker over
tuigd zijn dat dit een zeer kleine afstand is. Wanneer wij nog nagaan
dat, om te komen op de school op de gedempte Langegracht, men ook de
nieuwe Mare gedeeltelijk moet passeerendan is die afstand tot een uiterst
minimum gereduceerd. En wanneer ik naga dat aan het uiteinde van de
stad eene school van meisjes uit de gegoede klasse bestaattegen wier
plaatsing de Raad geen bezwaar heeft gehad, dan meen ik te mogen
zeggen dat dit argument niet ernstig is. Nog een bezwaar is aangevoerd
tegen mijn school. De bovenmatige lengte nl. zou het toezicht bemoeielijken.
Is dan het toezicht gemakkelijker bij het bouwen van twee localen boven
elkander? Ik voor mij vind liet gemakkelijker het toezicht over eene uit
gestrekte lengte te houdendan telkens van boven naar beneden te gaan.
Ik resumeeralleen danwanneer men bet innemen van een gedeelte van
de Beestenmarkt van weinig overwegend belang oordeelt, kan men zich
met het plan van Burg. en Weth. vereenigenmaar wanneer men zooals
ik, van oordeel is dat die markt daardoor bedorven wordt, dan meen ik
dat men de bezwaren des nooris ter zijde moet stellen en kan men zich
van geen beter emplacement bedienen dan ik heb aanbevolen.
De heer Scheltema. Mijnheer de Voorzitter! De vorige spreker zeide
dat geene nieuwe, emstigè gronden tegen zijn voorstel zijn aangevoerd. Ik
ben dit geheel met hem eens. Toen het in de vorige vergadering in han
den van de betrokken autoriteiten gesteld werd, dacht ik wel dat het be
strijding zou ondervinden, maar ik verwachtte ook dat het bestreden zou
worden op goede gronden. Dit is m. i. het geval niet. De voornaamste
grond, het financieel bezwaar, kenden wij reeds, maar overigens moet ik
erkennen dat ik in al de adviezen van de verschillende commission en auto
riteiten wel overal afkeuring, maar geen ernstige gronden gevonden heb
tegen liet voorstel van den heer Van der Litb. Integendeel, de aangevoerde
gronden zijn m. i. zwak en houden geen steek. Zoo wordt aangevoerd dat
vroeger bij verordening de Nieuwe Volmolengracht voor aardappelenmarkt is
bestemd en datzoo die daaraan wordt onttrokkendaarvoor eene andere
plaats zou moeten worden aangewezen. Ik heb de aangehaalde verordening
voor mij, en daarin staat dat de plaats van de markt »voor verkoopers van
aardappelen is bepaald op den Ouden Singelvan de brug van de Nieuw-
Volmolengracht tot aan de Zoutkeet, en op de Nieuw Volmolengracht". Ver
reweg de voornaamste plaats voor de aardappelenmarkt is dus niet de Nieuw-
Volmolengraclit, en dan nog maar aan édne zijde, maar de Oude Singel
van de brug van de Nieuw-Volmolengracht tot aan de Zoutkeet. Dit is
eene aanzienlijke lengte. De eene zijde van de Nieuw-Volmolengracht is
dus betrekkelijk slechts een zeer klein gedeelte van de markt, dat, althans
wat ruimte betreftbest gemist kan wordenzcodat daarvoor geene andere
plaats behoeft te worden aangewezen. Geheel anders is het daarentegen met j
het gedeelte dat van de nieuwe Beestenmarkt voor de school afgenomen
zou moeten worden. Ik geloof juist dat het tegenovergestelde van wat men
tot bestrijding van het voorstel van den heer Van der Lith aanvoert, wer
kelijk het geval is. Men beweert namelijk dat, terwijl men voorgeeft
dat voor de aardappelenmarkt, indien de school op de Nieuw-Volmolengracht
kwam te staan, eene andere plaats aangewezen zou moeten wordendaaren
tegen van de nieuwe Beestenmarkt daarvoor slechts een klein gedeelte
bestemd zou worden. Maar dat z. g. kleine gedeelte is zoo gering niet,
het is eer een groot gedeelte daarvan, met de ruimte, die rondom de school
van de markt afgaat, misschien wel een derde of de kleine helft. Doeh
wat meer zegt, het is het beste gedeelte van de markt, omdat de Mare
eene zeer goede losplaats zou worden voor kleine vaartuigen, die nu alle
aan de oude Beestenmarkt moeten liggen. Naar mijne overtuiging is de
plaats niet alleen slecht voor de school, maar wordt de nieuwe markt ook
geheel er door bedorven. Oorspronkelijk was het doel van de demping
van de Korte Langegracht alleen uitbreiding van de Beestenmarkt. Ik
herinner mij nog zeer goed dat de Burgemeester hij de beraadslaging daar
over verklaarde dat de demping van de Korte Langegracht geschieden
zou tot uitbreiding van de markt en dat er aanvankelijk geen qnaestie
was om een schooi er op te zetten, en nu zij nauwelijks gedempt
is, zal men de markt toch gaan opofferen. Voorts wordt als gewichtig
bezwaar aangevoerd het tijdverlies maar, zoo als bereids is gezegd kan toch
een paar maanden vertraging geen werkelijk overwegend bezwaar opleveren.
Ik kom nu aan een argument tegen het voorstel van den heer Van der
Lithdat mij ten hoogste heeft verbaasd. Het komt voor in het rap
port der Commissie van Financiën, en wordt, zooals die Commissie zegt,
door al de autoriteiten gedeeld. Het is ditdat de ligging van het terrein
al uitermate ongeschikt is, en wel op grond van de onmiddellijke nabijheid
van de aardappelenmarkt en van de daarmede gepaard gaande eigenaardige
drukte, enz. Wanneer men nu daarentegen de school wilde plaatsen op eene
stille plaats, dan kon ik dit eenigzins aannemen. Maar nu men ze plaatsen
wil op de Beestenmarkt, nu moet ik verklaren de kracht van dat argument
niet te vatten. Ik ben in den laatslen tijd meermalen op de Nieuw-Vol-
molengracbt geweest, maar het was er stil, cn ik kon daar niets van hin
derlijke drukte bespeuren. Eindelijk het bezwaar, reeds door den vorigen
spreker besproken, dat de kinderen van wijk I (van bet Rapenburg) allen
naar de nieuwe school zullen moeten gaanen dat daardoor bet schoolbe
zoek voor die kinderen moeielijker zal worden. Ik zie niet in welk ver
schil er voor die kinderen kan gelegen zijn of zij van liet Rapenburg op
den Ouden Singel komende langs de Mare, of door de Prinsensteeg, waar
het des winters uitermate koud is, naar de Korte Langegracht gaan, dan
wel of zij den Ouden Singel vervolgen tot aan de Nieuw-Volmolengracht.
De meerdere afgelegenheid is inderdaad voor de kinderen van het Rapen
burg zoo onbeduidend jdat ik mij niet kan begrijpen dat men daaruit eenig
bezwaar kan putten. Eindelijk nog een enkel woord over het financieel
bezwaar, namelijk de meerdere kosten van het plaatsen van de school op
de Nieuw-Volmolengracht wegens bet dempen van die gracht. Daarbij
moet, dunkt mij, in aanmerking genomen worden dat, wanneer een
gedeelte van de Korte Langegracht gebruikt wordt voor de schoolde kosten
van het dempen van dit gedeelte moeten komen op rekening van de school
en niet van de markt, en dat dus eigenlijk de school op beide plaatsen
ongeveer evenveel kost. Het is niet te ontkennen dat liet primitieve doel
van de demping der Korte Langegracht niets anders was dan uitbreiding
van de Beestenmarkt, liet belang der markt was du9 hoofdzaak en nu
daarvoor eene aanzienlijke som is besteed en op de Korte Langegracht
eene flinke ruimte voor de markt is verkregen nu zou ik het niet consequent
en jamnier vinden als de Raad nu reeds zijn eigen werk met roekeloozo
hand ging bederven. Op grond van een en ander blijf ik het voorstel van
den heer Van der Lith zeer ondersteunen. Maar nu heb ik met leedwezen
en bevreemding den brief gelezen, die nu den laatsten keer van den beer Van
der Litb is ingekomen. De felste bestrijder kon niet meer afbreuk aan
zijn voorstel doen dan hij zelf door dien brief. Hij strijkt nu reeds de
vlag en kondigt een tweede voorstel aan dat strekt om de school op de
Korte Langegracht te plaatsen en om daarvoor meer geld toe te staan dan
vroeger was besloten. Het spreekt van zelf dat dit voorstel door den
Wethouder van Fabricage en door die leden die met hem instemmen met
ingenomenheid is begroet, en ik vrees dat nu het eerste voorstel van den
heer Van der Lith wel zal vallen. Toch zal ik het blijven ondersteunen
op gevaar af van te zijn plus royalisle que le roi en mij niet zooals de
heer Van der Lith door de zwakke gronden, die er tegen zijn aangevoerd,
i laten ontmoedigen.
De heer Van Iteuson. Ik zal ook het voorstel van den heer Van der
Lith ondersteunen. De hoofdreden der indiening is deze, dat hij verlangt
dat de gedempte Korte Langegracht zal blijven onbebouwd. Dat verlangen
bestaat ook bij mij en wel in die mate dat de meerdere uitgaven voor de
j demping der nieuwe gracht mij voorkomen volkomen gebillijkt te worden
door het openblijven der gedempte Korte Langegracht. De heeren Van der
Lith en Scheltema hebben leeds de voornaamste argumenten voor het open
houden van dit plein in het volle licht gesteld. Ik wil er alleen dit bijvoe
gen dat, naar mijne meening, schier alle voordeelen, door de demping ver
kregen verloren gaan, indien aan het eene einde een school gebouwd wordt.
Het groote voordeel door de demping verkregengelijk elders b. v. met de
Kaiserstraat het geval is, is, dunkt mij, daarin gelegen, dat de betrokken
buurt in velerlei opziohten ontzaggelijk wordt verbeterd en de bewoners ge
baat. De passage neemt toe; lucht en licht treden ruimer tot de onaan
zienlijke woningen door; de gevolgen zijn: bevordering van reinheid en
netheid, vermeerdering van welvaart, verbetering der huizen. Eindelijk
wordt de stad bevoordeeld door toeneming der huurwaarde, waardoor de be
lastingen stijgen. En dat alles zal in eens vernietigd worden indien men
aan het grootste deel der gedempte graeht maakt een zoogenaamd slop,
een binnenplaats, waar onreinheid en vuiligheid gekweekt wordenomdat de
passage en daarmede de controle der publieke opinie ontbreekt. Met het
achterwege blijven van een drukker verkeer blijft ook de toename der wel
vaart uit en dientengevolge ook een vermeerdering der belasting. Boven
dien ik weet niet of liet reeds gezegd is, de voornaamste toegang tot de
nieuwe markt wordt zoo goed als gesloten. Dit wensebte ik cr bij te voegen