13
N°. 33. Leiden, 7 Maart 1877.
Ter voorziening in de vacature van hulponderwijzeres aan de openbare
schooi n®. I voor on vermogenden hebben wij de eer uwe vergadering hierbij
eene voordracht ter benoeming in te dienen op eene jaarwedde van 550,
welke voordracht door ons is opgemaakt in overleg met den hoofdonderwij
zer en districtsschoolopziener, te weten: 1°. Mej. Wilbelmina Huth, tijde»
lijk aan die school werkzaam; 2®. Mej. Jos. Van Sonsbeek, en 8®. N. Van
der Walle.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N®. 34. Leiden, 12 Maart 1877.
Naar aanleiding van bijgaand verzoek van den hulponderwijzer H. D.
Van Ling en het daarop ingewonnen gunstig advies van den betrokken
hoofdonderwijzer, hebben wij de eer uwe vergadering voor te stellen aan
den adressant, met ingang van den 23sten April aanstaande, eervol ontslag
te verleenen uit zijne betrekking van hulponderwijzer aan de openbare lagere
school n°. 2 voor minvermogenden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Leiden, 8 Maart 1877.
De ondergeteekende, H. D. Van Ling, hulponderwijzer aan de school
van den heer N. Brouwer, verzoekt bij dezen zijn eervol ontslag als zoodanig,
tegen 23 April a. s.
Hoogachtend
Aan den Edel Aehtb. Heer Uw Edel Achtb* dw. dienaar,
den lieer Burg. der gemeente Leiden. H. D. Van Ling.
Leiden, 10 Maart 1877.
Ter voldoening aan uwe apostille van den 9den dezer, n°. 439, heb ik
de eer u te berichten dat er bij mij geen bezwaar bestaat tegen het ver
leenen van een eervol ontslag aan den hulponderwijzer H. 1). Van Ling,
in te gaan den 23sten April a. s.
Be hoofdonderwijzer der openbare school n°. 2 voor minv.
Aan den Heer Burg. van Leiden. N. Brouwer.
N°. 35. Leiden, 14 Maart 1877.
Met diep leedwezen zal uwe vergadering hebben kennis genomen van de
beslissing an de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangaande het wets
ontwerp t .t vaststelling van het rechtsgebied en de zetels der arrondissements
rechtbanken en kantongerechten binnen het ressort van het gerechtshof te
's r ravenhagewaarbij de opheffing van de Leidsche rechtbank is aange-
r.jmenniettegenstaande bij het in de zitting van 1 Mei jl. vastgesteld
adres door uwe vergadering daartegen ten krachtigste is geprotesteerd.
Op het gemeentebestuur rust naar onze innige overtuiging de dure plicht
alle hem ten dienste staande middelen aan te wenden ten einde den slag
die Leiden dreigt te treffen zoo mogelijk nog af te wenden en te voorkomen
dat aan deze gemeente hare tot dusverre ingenomen plaats onder de aan
zienlijkste gemeenten van ons vaderland worde ontnomen.
Wij stellen u daarom voor een adres te richten aan de Eerste Kamer
der Staten-Generaal, waarbij wordt verzocht hare goedkeuring te willen
onthouden aan bovenbedoeld wetsontwerp.
Spoedshalve wordt hiernevens een concept-adres ter vaststelling aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
De Gemeenteraad van Leiden neemt eerbiedig de vrijheid tot uwe verga
dering het verzoek te richten, u«e goedkeuring te willen onthouden aan het
onlangs door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wetsontwerp
tot vaststelling van het rechtsgebied en de zetels der arrondissementsrecht
banken en kantongerechten binnen het ressort van het Gerechtshof te's Gra-
venhage, waarin de opheffing van de Leidsche rechtbank is vastgesteld.
Onverwijld nadat het wetsontwerp was ingediendheeft de Gemeenteraad
zich tot de Tweede Kamer gewend met het verzoek om haren steun niet te
verleenen aan de voorgestelde opheffing van de alhier gevestigde rechtbank.
Van dat adres wordt hiernevens een afschrift aangeboden, en daaruit zal
uwe vergadering kunnen ontwaren welke gewichtige redenen voor het behoud
van de rechtbank pleiten.
Het schijnt overbodig de daarin aangevoerde gronden nog nader te ont
wikkelen, te meer nu bij de behandeling van het ontwerp in de Tweede
Kamer de geachte voorsteller van het amendement, strekkende tot handha
ving van de rechtbank alhier, in bijzonderheden heeft aangetoond dat de
opheffing in het algemeen belang niet wordt gevorderden de daaraan ver
bonden bezwaren in het licht heeft gesteld.
Wij vestigen daarbij, onder meer, uwe aandacht op de in de toelich
ting van het amendement opgenomen statistiek der bij de rechtbank in
1876 behandelde zaken, die eene niet onbelangrijke vermeerdering aantoont,
alsmede op het daarin aangehaald adres der Haagsche rechtbank waarbij
thans reeds, met het oog op de belangrijke uitbreiding van werkzaamheden
bij aanneming van de voorgestelde ontwerpen, eene vermeerdering van per
soneel wordt aangevraagdwaaruit terecht wordt afgeleid dat de finantieele
voordeelen aan de reorganisatie verbondenvoorzeker niet van overwegend
belang kunnen worden geacht.
De Gemeenteraad zulks blijkt ten duidelijkste uit het aan de andere tak
der vertegenwoordiging ingediend adres plaatst zich ten deze niet hoofdzake
lijk op het standpunt van het bijzonder belang der gemeente Lei.;enten
volle overtuigd dataangenomen dat eene vermindering van het aantal
rechtseollegië» in het algemeen belang wordt gevorderd het daaruit voor
enkele gemeenten voortvloeiend nadeel de uitvoering van de gewenschte
reorganisatie in geenen deele mag belemmeren of verhinderen. De over
tuiging dat het algemeen belang allerminst zal worden gehaat door de
opheffing van deze rechtbank is integendeel de voorname drijfveer op grond
waarvan op het behoud wordt aangedrongen. Van daar dan ook dat een
beroep is gedaan op de aanzienlijke bevolking, op de bij uitstek welvarende
omstreken, op het toenemend handelsverkeer, het steeds vermeerderend
marktbezoek, de bloeiende fabrieksnijverheid en in de laatste en voornaamste
plaats op de beteekenis en het aanzien van de gemeente als oudste en
eerste akademiestad.
Ing. stokken 1877.
Door de voorstanders van de opheffing der rechtbank schijnt, naar wij
vermennen te moeten onderstellende vrees niet te worden gedeelddat die
opheffing een nadeeligen invloed op de hoogeschool zal uitoefenen. Die
vrees echter is, naar het ons voorkomt, wel degelijk gegrond.
Immers houdt Leiden op de zetel te wezen van eene rechtbank in tegen
stelling van alle overige akademiestedendan zal zij meer en meer in de
algemeene opinie gerangschikt worden onder de kleinere gemeenten des
laniis en de universiteitsstad zal langzamerhand een prestige verliezenhet
welk zoo onmisbaar is voor den voortdurende:) bloei der hoogeschool.
Uit bet oogpunt van de wetenschap zelve zal de afscheiding van theorie
en praktijk een hoogst nadeeligen invloed moeten uitoefenen op de stndie
der rechtsgeleerdheid, hetgeen mede tot schade zal strekken van de beoefe
ning der andere wetenschappen. De toevloed van ben die zich alhier tot
rechtsgeleerden wenschen te vormenzal gaandeweg afnemen.
Aan de Leidsche hoogeschool, tot dus verre de eerste in Nederland,
als zoodanig beroemd en geëerd ook in het buitenlandzooals de algemeene
deelneming aan haar derde eeuwfeest nog onlangs heeft bewezenzal een
gevoelige slag worden toegebracht. Zij zal den edelen wedstrijd met de
overige akademiënin het volle genot van alle voordeelen aan het bezit
van een rechtsprekend college verbonden niet wel meer kunnen volhouden.
Maar bovendien, niet alleen zij gewezen op de belangen der hoogeschool,
doch ook de rechtspraak zelve kan niet anders dan heilzame vruchten pluk
ken van het gevestigd zijn in eene akademiestad. Eene wetenschappelijke
geest wordt daardoor bij de leden van het rechts college opgewekt en onder
houden; een iegelijk die sints eenige jaren met de Leidsche rechtbank is
bekend geweest, weet hoe gunstig zulks op die rechtbank heeft gewerkt.
Wij vertrouwen, op grond van een en ander, dat het aanhangig wetsont
werp, hier bedoeld, door uwe vergadering moge worden verworpen.
Aan de Eerste Kamer der De Gemeenteraad van Leiden.
der Staten-Generanl.
N®. 36. Essen, 26 Februarij 1877.
Geeft met eerbied te kennen,
Het Westfaliscbes Koblen Ausfuhr Comité,
dat het reeds vroeger het comité heeft bevreemddat de gasfabrieken
onder eigen beheer der gemeente de voorkeur geven aan de engelsche steen
kolen boven de duitsche, terwijl de gasfabrieken, toebehoorende aan parti
culieren, althans ten deele, aan de duitsche kolen de voorkeur geven; dat
Duitschland dan ook onderscheidene mijnen bezit, welke uitmuntende gasko
len opleveren, en wel o. a. de mijnen: Hibernia, Alma, Khein Elbe, Dahl-
busch en Consolidation te GelsenkirchenHolland te VVattenscheidPluto
te Warme; Rollvercin te Altenessen; Elizabeth te Essen; Hansa te
Dortmundenz.
De deugdzaamheid dezer steenkolen wordt dagelijks meer en meer erkend,
zoodat de kolen dagelijks met extra-treinen naar ParijsBrussel, Antwerpen,
Gent, Amsterdam, Rotterdam enz. worden gezonden. Dat, wat vroeger reeds
bevreemdend moest schijnen, zulks nu te meer bet geval moet zijn, nu de
prijs der steenkolen, alsook de spoorwegvrachten (M. 45per 10,000 kilogr.
naar den Haag) zeer veel zijn gereduceerd;
Reden waarom het comité voornoemdin het belang der steenkolen-industrie
van Westfalen zich wendt tot den Raadmet het eerbiedig verzoekdat in
het vervolg bij openbare aanbesteding niet meer uitsluitend gevraagd worde
naar engelsche steenkolen, maar dat ook der duitsche steenkolen-industrie de
gelegenheid tot mededinging naar de levering worde opengesteld, durvende
het comité voornoemd de verzekering geven dat alsdau bij eventueele gun
ning, de duitsche industrie zich zal beijveren, om steenkolen te leveren,
die geheel kunnen concurreeren tegen de engelsche gaskolen.
Westfalisches Kohlen Ausfuhr Comité, euz.
Aan den Gemeenteraad te B. Van Mestvaing.
Leiden (Holland.) D. V. Heetorff.
N®. 37. Leiden, 15 Maart 1877.
Ingevolge het verhandelde in de raadszitting van 8 Maart jl. zijn de
schoolautoriteiten en de Commissie van Fabricage gehoord, aangaande het
voorstel van den heer Mr. P. A. Van der Lithbetrekkelijk de plaats waar
de school n°. 3 voor minvermogenden zal worden opgericht.
De naar aanleiding daarvan ingekomen adviezen worden hiernevens over
gelegd, waaruit blijkt dat de district-schoolopziener, de schoolcommissie als
mede de Commissie van Fabricage bezwaar hebben tegen de plaatsing van
de school op de te dien einde te dempen Volmolengracht. Met die bezwa
ren kunnen wij ons zeer wel vereenigen. Vooral de aanmerkelijke verhoo
ging van uitgaven, die met het voorstel gepaard gaat, en de voor de op
richting van eene school ongunstige buurt, in verband met de aldaar ge
houden wordende aardappelenmarktmaken voor ons het voorstel onaanne
melijk, weshalve wij meenen te moeten adviseeren om uwe goedkeuring
daaraan niet te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Leiden, 14 Maart 1877.
De Gemeenteraad heeft in de zitting van 19 Juni 1876, met 11 tegen
9 stemmen beslotendat op de gedempte Korte Langegracht een derde
school voor minvermogenden zou worden geplaatst, de kosten tot eèn
maximum van 40000 te vinden door verkoop van inschrijvingen op het
Grootboek der Nationale Schuld. Toen na de openbare aanbesteding op
25 September daaraanvolgende bleek, dat de minste inschrijvingen voor de
drie perceelen waarin de bouw der school met de schoolmeubelen was ge
splitst, tot een bedrag van ƒ47014 waren geklommen, werd de machtiging
voor de gunning tot dat bedrag gevraagdmaar bij raadsbesluit van
5 October met 11 tegen 8 stemmen geweigerd en toen later werd voorge
steld om tot eene tweede aanbesteding te besluiten en daartoe een crediet
van ƒ48500 te verleenen, werd ook dat voorstel in de zitting van den
I9den October met 12 tegen 11 stemmen verworpen. Aan het voornemen
om een school op de gedempte Korte Langegracht te bouwenwaarvan de
kosten eene som van ƒ40000 niet zullen overschrijden, kon dus geen
gevolg worden gegeven, dan doT de plannen aanzienlijk tc wijzigen; deze