15
Zitting van Donderdag 1 Maart I8Ï7,
geopend 's namiddags te kalf drie.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Ie behandelen onderwerpen:
1*. Voordracht tot uitbreiding ran het hulppersoneel aan de Tusschenschool. (22)
2°. Idem tot verhooging van de jaarwedde van Mej. S. Van Goor den Oos-
lerlingh, onderwijzeres der 2de klasse aan de meisjesschool Is" klasse. (23)
3°. Idem betreffelijk de inrichting lot opleiding van (t. 1. ambtenaren, t.25)
4*. Verzoek van W. F. Van der Heyden tot uitkeering van de verhooggelden
in zake den verkoop van grond aan den Vestwal bij de Kaiserstraat. (26)
5". Verzoek van mr. H. L. A. Obreen. om stoepen te leggen bjj de Gedamde
Vestgracht. (27)
Tegenwoordig de heerenDercksenSuringar, Hartevelt, Van der Lith
Wilhelmy Damsté, Le Poole, Van Hettinga Tromp, Libreclit Lezwijn, De
Laat De Kanter, Van Wensen, Krantz, Van Iterson, Goudsmit, Bijleveld,
Juta, Cock, Verstcr en Van den Brandeler.
De heeren De Fremery, Van Hcukelom en Eigeman gaven kennis ver
hinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag,
15 Februari jl.worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 12/17 Fe
bruari, ter geleide van het Koninklijk Besluit, waarbij de concessie tot
heffing van bruggeld aan de Spanjaardsbrug tot 1 Mei 1882 wordt verlengd.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter voegt hierbij dat eerlang tot de openbare verpachting, als
mede van het Zijlhek zal worden overgegaan.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van de concessionarissen der duinwaterleiding om water te mo
gen leveren in de gemeenten Oegstgeest en Katwijk.
2". Rapport op het verzoek van Mr. H. J. Hamaker, om ontslag als
Secretaris der Commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar onder
wijs en voordracht voor de vervulling dier betrekking.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burg. en YVeth.
3°. Bekening van de stedelijke gasfabriek over 1876, blijkens welke op
de exploitatierekening een overschot is van ƒ55523.81, zijnde op de be
grooting uitgetrokken cene som van 58000.
4°. Voordracht tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke directe
belasting, dienst 1876.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in banden
van de Commissie van Financiën.
5°. Missive van Tiedeman en Mijnssen te Amsterdam, betrekkelijk de
levering van steenkolen aan de gasfabriek.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te renvoyeeren naar
de Commissie voor de gasfabriek.
Voorts deelt de Voorzitter nog mede dat, ingevolge het raadsbesluit van
15 Februari jL, Dr. M. P. Hus is uitgenoodigd de betrekking van stads
doctor tijdelijk waar te nemen gedurende de ziekte van Dr. A. Van Iperen,
tegen genot eener jaarwedde van /400, en dat Dr. Hus die betrekking
heeft aangenomen.
Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is
I. Voordracht tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de Tusschen
school.
(Zie Ing. St. n". 22.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Juta komt ter vergadering.
II. Voordracht tot verhooging van de jaarwedde vuil Mej. S. Van Goor
den Oosterlingb, onderwijzeres der 2de klasse aan de meisjesschool 1ste
klasse.
(Zie Ing. St. no. 23.)
Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen.
De heeren Cock en Versier komen ter vergadering.
III. Voordracht betrekkelijk de inrichting tot opleiding van Oost Indi
sche ambtenaren.
(Zie Ing. St. n°. 25.)
De Voorzitter. Ik doe opmerken dat het nu alleen de vraag geldt of
de vergadering het wenschelijk oordeelt, dat door Burg. en Weth. stappen
worden gedaan om de tegenwoordige rijksinstelling tot opleiding van O. I.
ambtenaren, als gemeentelijke instelling, te bestendigen.
De heer Bijleveld. In de voordracht, door Burg. en Weth. gedaan,
wordt gezegd dat bet doel zou zijn te bereiken, «vermoedelijk zonder te
groote kosten door de gemeente." Nu begrijp ik zeer goed dat het op dit
oogenblik niet mogelijk is eene juiste raming van die kosten op te maken
maar ik geloof toch dat het voor Burg. en Weth. wel mogelijk zijn zou
een maximum der kosten op te geven en ik meen dat zij bij het bezigen
van die woorden dat maximum toch wel voor oogen zullen hebben gehad.
Zoude ik eenige inlichting dienaangaande mogen vragen
De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn van meening, dat wanneer de
kostbare elementen voor het onderwijs, aan onze hoogeschool verbonden,
mochten kunnen worden aangewend voor dergelijke inrichtingeene som
van ƒ6000 ongeveer zou gevorderd worden tot bereiking van bun doel.
Daartegen staan over de schoolgelden die men zou kunnen heffen en die
ten goede zouden komen aan de gemeentekas. Het is dus te voorziendat
dergelijke inrichting de gemeente op niet te hooge kosten zou komen te
staan.
De heer Goudsmit. Ik acht mij verplicht bij hetgeen de Voorzitter tot
toelichting en verdediging van het voorstel gezegd heeft nog dit te voegen
dat werkelijk vele elementen bier aanwezig zijn waarvan men bij het ves
tigen der inrichting in deze gemeente een nuttig gebruik zou kunnen ma
ken en ik verneem dat men door de benoeming van twee a drie docenten
ZlTTIK GVERSL AO 1877.
volkomen in de behoefte zou kunnen voorzien: Immers wat betreft ben die
den doctoralen graad verkrijgendeze kunnendoor deelneming aan het
hooger onderwijs, de noodige bekwaamheid erlangen om zich tot O.I. amb
tenaren te vormen. Maar er bestaat behoefte aan eene afzonderlijke in
stelling voor ben, die niet aan de hoogeschool de lessen hebben bijge
woond en toch tot Indische ambtenaren wenschen te worden opgeleid. Nu
is het alleen de vraag, of het Bijk geneigd zou zijn tot dat doel eenig
subsidie aan deze gemeente toe te kennen. In allen gevalle kunnen de kos
ten voor de oprichting, of liever tot instandhouding van dergelijke instelling
niet groot zijn. Overigens geloof ikdat het wel overbodig zal zijn het
belang uit een te zetten, dat deze gemeente bij het behoud van zoodanige
inrichting in haar midden heeft.
De Voorzitter. Bij al hetgeen door den vorigen spreker gezegd is
en waarmede ik mij volkomen vereer.igmoet ik nog voegendat het wel
slagen van zoodanige instelling zeer zou worden bevorderdzoo zij den steun
van de regeering erlangde.
De heer Goudsmit. Nog meen ik er op te moeten wijzendat alle
locaten en hulpmiddelen, voor zoodanige inrichting benoodigd, hier aanwezig
zijn. Het is voor de stad Leiden van het hoogste gewicht, dat hier het
onderwijs zoo volledig mogelijk, een volledig samenstel zij. Ook on zich
voor den Indischen dienst te vormen moet te Leiden gelegenheid zijn en als
men dat doel kan bereiken zonder aanzienlijke ottersdan verdient dat denk
beeld alle ondersteuning van hen, die het met onze gemeente en ons onder
wijs wel meenen.
De beer Bijleveld. Ik moet verklaren dat het voor mij althans uiterst
moeielijk is over het voorstel, zooals het daar ligt, te stemmen. Burg. en
Weth. hebben, het zij mij veroorloofd dit te zeggen, een zeer vaag en on
bepaald voorstel gedaan. In het algemeen kan men het wenschelijk achten
dat de inrichting in de gemeente blijve bestaan, maar om verder te gaan
en om te kunnen beoordeelen of het raadzaam is Burg. en Weth. in de door
hen aangewezen richting te volgenzal het ten minste voor mij noodig zijn
dat het plan eenigszins zij uitgewerkt. Een belangrijk bezwaar zou reeds
terstond daarin kunnen gelegen zijn, dat de zaak te groote kosten zou na
zich sleepen. Als maximum is genoemd ƒ6000, maar slechts met een uit
gewerkt plan voor zich kan die raming m. i. worden beoordeeld. En be
hoeft bet wel te worden opgemerkt, dat wat heden voldoende is, wellicht
na korten tijd moet worden verbeterd of veranderdde eischen toch voor
het onderwijs worden steeds meerder en grooter. En als nu de gemeente
eens A heeft gezegd, dan zal zij ook B moeten zeggen, en wellicht zich
op een weg zien geplaatst, waarvan het einde niet te overzien is. Zooals
bet voorstel daar ligt, is het in elk geval voor mij onaannemelijk.
De heer Goudsmit. Ik geef gaarne toe, Burg. en Weth. hebben een
onbepaald, een vaag voorstel gedaan; maar konden zij reeds nu anders?
Burg. en Weth. moesten eenige voorbereidende maatregelen nemen, alvorens
een bepaald voorstel aan de vergndering te onderwerpen, maar zij konden
ook dat niet doen, zoolang de Raad bun daartoe geene machtiging had ver
leend. Burg. en Weth. konden zich b. v. niet tot do regeering wenden om
met deze te onderhandelen en subsidie te vragenzoolang de Raad over de
zaak niet was geboord en in het algemeen van zijne instemming met het
denkbeeld niet heeft doen blijken. Door hen wordt vooreerst niet anders
beoogd dandat de Raad in het algemeen zijne instemming met het denk
beeld kenbaar make. Eerst dan kunnen zij onderhandelen en later een be
paald voorstel aan den Raad onderwerpen.
Óe heer Bijleveld. Het komt mij voor, dat Burg. en Weth. in hun
voorstel verder zijn gegaandan de vorige spreker beweert. In dat voorstel
wordt niet alleen vau den Raad gevraagd een votum over de wenschelijkheid
der zaakmaar tevens wordt machtiging verlangd om daarvoor een subsidie
van het Rijk te verzoeken. Men wil dus reeds eenigszins handelend in de
gewensebte richting optreden. En nu herhaal ikdat mijalvorens een
stap worde gedaande indiening van meer bepaalde plannen noodig voor
komt.
De heer Van der Lith. Ik zie in het gedane voorstel volstrekt geen
bepaalden stap, zoorIs de vorige spreker meent. Het voorstel strekt een
voudig om Burg. en Weth. te machtigen eenige voorbereidende maatregelen
te nemen tot het doen van bepaalde voorstellen aan den Raaden tot die
maatregelen behoort het vragen aan het Rijk, of het geneigd is casu quo
voor zoodanige inrichting subsidie toe te kennen. De Raad blijft alzoo vol
komen vrijom later naar goedvinden over de te doene voorstellen te be
slissen. Als wij Burg. en Weth. machtigen om voorstellen aan te bieden,
dan blijven wij volkomen in ons recht om ze later aan te nemen of te ver
werpen. Al geeft de regeering de toezegging dat zij subsidie zal verleenen
of al weigert zij dat, wij blijven volkomen vrij in de beoordeeling van de
latere voorstellen. Overigens moet ik zeggen, dat het mijne overtuiging is,
dat Burg. en Weth. in de onmogelijkheid verkeeren nu meer bepaalde
voorstellen dienaangaande aan den Raad te doen. Zij hangen toch voor een
groot deel af van de besprekingendie met de Ministers van Koloniën en
van Binnenlandsche Zaken over deze zaak zullen gehouden worden. De
uitvoering van de wet nopens het hooger onderwijs hangt nog geheel in de
lucht, en bet is dus onmogelijk thans met juistheid te beoordeelen, waar
aan bij de vestiging van eene Indische instelling behoefte zal bestaan. Ik
kan mij dus met het voorstel van Burg. en YVeth. zeer goed vereenigen.
De Voorzitter. Ik ben het volkomen met den laatstcn spreker eens.
Het is veel beter deze zaak vooraf met de betrokken ministers te be
spreken ten einde later met bepaalde voorstellen bij den Raad te komen.
Burg. en YVeth. achten het ontijdig een uitgewerkt plan aan den Raad aan
te bieden.
De heer Cock. YVat mij betreft, ik deel volkomen de bezwaren door
den heer Bijleveld ontwikkeld. Het kwuin mij vreemd voor, dat wij reeds
heden, na eerst drie dagen geleden met het voorstel bekend te zijn ge
maakt, geheel onvoorbereid cene beslissing zouden moeten nemen over de
oprichting van eene instelling voor hooger onderwijs, naast de akademie.
Nu heeft de heer Van der Lith ons gerust willen stellen en gezegd, dat,
al namen wij dit voorstel aan, wij later volkomen vrij zouden zijn, om
de voorstellen die dan mochten worden gedaan al dan niet aan te nemen.
Het komt mij echter voor, dat hij, in zijne poging om ons gerust te
stellen, niet is geslaagd. In het voorstel, door Burg. en YY'etb. ingediend
en thans in behandeling, worden zij bepaald uitgenoodigd voorstellen te
doen tot stichting of overname eener inrichting voor de opleiding van Indische
ambtenaren. Uit de woorden der voordracht blijkt bovendien volkomen
duidelijk dat men veel verder wil gaan dan bloot een wensch te uiten
waaromtrent wij allen het waarschijnlijk vrij wel eens zouden zijn. Immers