6 in uw plan aangenomen getal te gering is. Wellicht kan de ervaring op andere scholen daaromtrent beslissen. Eene commissie uit de vergadering der geneeskundige inspecteurs, die omtrent de vereischten van schoolgebou wen verslag uitbrachtachtte een privaat noodig voor elke klasse van 40 scholierenen bij gemengde klassen twee privaten (waarvan een met urinoir voor jongens en een voor meisjes) voor elke twee klassen te zamen. Biant zegt in zijne Hygiène scolaire.- »En général on admet deux cabinets pour cent élèves." Volgens Allebé en V. Cappelle: De gezondheidsvereischten van schoolgebouwen is een privaat voor 50 scholieren vniet te veel." Een Belgisch programma eischt er een voor 25 a 30 kinderen. Baginsky meent ook, in zijn Handbuch der Schulkygienedat een privaat voor ongeveer 50 kinderen genoeg is, maar voegt er bij: vfïir Ivladchen welchen keine eige nen Pissoirs gegeben werden, wird man sehon auf 25 einen Abtrittsitz eiurichten." Gaarne ontvang ik omtrent bovenstaande opmerkingen nadere inlichting. De inspecteur voor het geneeskundig Aan Heeren Burge- Staatstoezicht in Zuid-Holland, meester en Wethouders te Leiden. Egeling. Leiden, 17 Januari 1877. De Commissie van Fabricage heeft op de in hare handen gestelde missive van den inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht in Zuid-Holland, van den 7den dezer maand, n°. 314, het rapport van den gemeente architect ingewonnenten gevolge waarvan zij de eer heeft te berichtendat het bezwaar van slechts één ingang der nieuw te bouwen school op de gedempte Korte Langegracht niet bestaat, omdat over de speelplaats nog eea toegang komtdoor een deur te maken in de afschuttingzooals in het bestek is opgenomenterwijl de lange gang bestemd is tot het ophangen van over kleederen en op het midden een scheidingsdeur zal worden geplaatst, tot wering van tocht; dat het gemis van een lokaal voor de gymnastiek ver oorzaakt wordt, door bet beperken van het plan tot een bepaalde som van kosten en daardoor de gewenschte overdekking van een speelplaats is ver vallendie p. m. 2500 zou kosten; dat het plaatsen van kachels in het midden van twee lokalen een gevolg is van de glaswandenmaar er ook geen bezwaar bestaat zulks in de overige lokalen te doen geschieden, terwijl ten slotte nog beschikbare ruimte overblijft om het aantal privaten dat nu berekend is op één voor 50 leerlingente vermeerderen naar een maatstaf van één voor 40 leerlingenen wat het toezicht betrefthier gelijk in de meeste andere scholen een glasruit in het paneel der deuren daarvoor ge legenheid verschaft, zonder dat van wanordelijkheden iets gebleken is. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. 's Gravenhage26 Januari 1877. Na de inlichtingen, bij uwen brief van 24 Januari n°. 81, gevoegd, vereenig ik mij gaarne met het plan van den bouw eener nieuwe school. De bijlagen van uwen brief van 5 Januari n°. 17 gaan hierbij terug. Du inspecteur voor het geneeskundig Aan Heeren Burge- staatstoezicht in Zuid-Holland meester en Wethouders te Leiden. Egeling. Leiden, 12 Februari 1877. Met terugzending der betrekkelijke stukken hebben wij de eer in antwoord op uwe missive dd. 29 Januari 1877 n®. 98 te berichten, dat wij na een nauwkeurig onderzoek van de plannen voor den bouw van dc school n°. 3 voor minvermogenden op de gedempte Korte Langegracht alhier tot het besluit zijn gekomen aan deze plannen onze goedkeuring te moeten ont houden. Wij hebben tegen deze plannen twee hoofdbezwaren. Vooreerst het gemis van een gymnastieklokaal. Vooral waar het geldt kinderen van minvermogenden voor wie alleen op de school gelegenheid be staat om gymnastiekonderwijs te ontvangen, achten wij, naast eene opene speelplaatsvoor een schoolgebouw een gymnastieklokaal een onmisbaar vereischte. Een ander hoofdbezwaar bestaat in het ontbreken van meer dan één toe gang, zoodat al de leerlingen de lokalen moeten bereiken doqr één gang, welke zeer lang is en daardoor naar ons oordeel zeer tochtig zal zijn. Door het plaatsen van een scheidingsdeur in het midden van dien gangzal dit bezwaar niet weggenomen kunnen worden. Daar wij op grorid van bovenstaande onoverkomelijke bezwaren ons met de plannen niet kunnen vereenigen doch integendeel daarover een bepaald afkeurend oordeel moeten uitsprekenachten wij het overbodig in een on derzoek te treden van de détails der bouwplannen. Aan Heeren Bur- De Plaatselijke Schoolcommissie alhier, gemeester en Wethouders alhier. F. Was, Secretaris. Leiden, 14 Februari 1877. In voldoening aan uw verzoek om mijn gevoelen te doen kennen omtrent de plannen voor den bouw der nieuwe school op de gedempte Korte Lange gracht heb ik de eer u te berichtendat ik met de twee hoofdbezwaren van de Schoolcommissie geheel instem. Volgens de verordening moet op de openbare scholen voor on- en min vermogenden onderwijs in de gymnastiek gegeven wordendoch kan dit op meer dan eene slechts in de zomermaanden geregeld geschiedenbij gebrek aan een overdekt lokaal. Het zou een groote misslag zijneen nieuw lokaal te stichtendat hetzelfde gebrek had. Wat den gang betreft, indien volgens het nader voorstel der Commissie van Fabricage aan den inspecteur, eene deur in het midden geplaatst wordt, zal deze steeds moeten gesloten zijn om tocht te voorkomen, maar dan zullen 300 kinderen steeds van den ingang voor de open speelplaats moeten gebruik makenterwijl er juist andersom gevaar voor bedorven lucht in den gang zal bestaan door de bovenkleederen. Het komt mij voor, dat beide bezwaren op de volgende wijze zouden kunnen worden uit den weg geruimd of verkleind. Men make aan de breedc zuidzijde den hoofdingang met een ruime vestibule en brenge aan diezelfde zijde de spreekkamer, de bergplaats en andere kleine lokalen. Aan de schoollokalen der noordzijde voege men een lokaal voor gymnastiek toe. De symmetrie in de verdeeling der lokalen mag daardoor verbroken wordenmaar dit misstaat alleen in teekeningin de werkelijkheid doet het er weinig aan toe, of de deuren der verschillende lokalen juist tegenover elkaar staan. Wat de quaestiën der privaten betreft, de hoogere en lagere klassen hebben niet dezelfde eisehen. Dc ondervinding leert, dat men wat de eeistgenoemde betreft, voor 100 kinderen volkomen genoeg beeft aan l privaat voor meisjes, I privaat en 1 waterplaats voor jongens. Voor de twee of drie laagste klassen moet dit getal grooter zijn. Bij de boven voorgestelde verdecling zal men gelegenheid hebbenook in het midden der school privaten aan te brengen wat voor de orde wenschelijk scbijnt. Aan Heeren Burge- De Districts-Schoolopziener, meester en Wethouders van Leiden. M. J. De Goeje. Leiden, 21 Februari 1S77. De Commissie van Fabricage heeft de eer op de in hare handen gestelde missive van de Plaatselijke Schoolcommissie en van den Districts-Schoolop ziener, van den i 2den en 14den dezer maandte berichtendat op het hoofdbezwaar tegen het ontworpen plan van een nieuw schoolgebouw, zonder bovenverdieping, op de gedempte Korte Langegracht, betreffende het gemis van een gymnastieklokaal, door beide schoolautoriteiten ingebracht, reeds opzettelijk de aandacht is getrokken in de raadszitting van den 19 October 1876, als in verband staande tot de beperkte som van 40,000, waarnaar het plan moest worden ontworpen. Een tweede hoofdbezwaar heeft betrekking tot het gemis van een tweede ingang tot de school, maar bij ons rapport van den I7den Januari jl. is dit opgelost door de opmerking dat over de speelplaats nog een toegang komt, door eene deur in de afschutting, zjobIs in het bestek is opgenomen. Nu de Gemeenteraad door zijn besluit van den 19den October 1876 met dit eerste hoofdbezwaar niet beeft gerekend, is de Commissie van mee ning, dat er geen aannemelijke redenen bestaan, om dc zaak op nieuw bij den Baad aanhangig te maken en heeft zij mitsdien de eer u voortestellen om overtegaan lot de openbare aanbesteding van een schoolgebouw volgens daarvan overgelegde teekening en bestekwaarvan de kosten de som van ƒ40,000 niet te boven gaan. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. Nc. 25. Leiden, 22 Februari 1877. Ingevolge art. 125 der wet van 28 April 1876 (Stbl. n". 102) tot regeling van het hoogcr onderwijs, wordt met de inwerkingtreding van die wet de rijksinstelling van onderwijs in Indische taal- land- en volkenkunde opgehe ven waardoor onze gemeente hare inrichting voor de opleiding van Oost- Indische ambtenaren zal verliezen. Een gevoelige slag zal dat verlies aan de welvaart en ontwikkeling van de gemeente toebrengen. Wel zullen eenige der vakken die voor het ambtenaars-examen gevorderd wordenaan de hoogoschool worden onderwezendoch dit is niet met alle vakken het gevalzoodat van eene volledige opleiding van O. I. ambtenaren geen sprake zal zijn en vooral niet van een planmatig en een afgerond geheel uitmakend systeem. De adspirant-ambtcnaren zullen zich derhalve voortaan niet meer hierheen begeven en de vele familiendie zich hier hebben gevestigd, ook met het oog op de opleiding hunner kinderen tot O. I. ambtenarenzullen deze gemeente verlaten. Zooals wij boven opmerkten zal het verlies als gevolg van den gewijzigden toestand voor Leiden zoowel uit een materieel als intellectueel oogpuntniet gering wezen en wij mogen niet anders onder stellen of uwe vergadering zal met ons college overtuigd zijn dat krachtige maatregelen zullen moeten worden genomen om te bevorderen dat eene inrichting voor de opleiding van O. I. ambtenaren voor Leiden worde behouden. Bij een reeds voorloopig ingesteld onderzoek is het ons gebleken dat vermoedelijk zonder te groote kosten door de gemeente eene school als bovenbedoeld zoude kunnen worden opgericht en bovendien raeenen wij dat er alleszins termen bestaan om eene rijkssubsidie ter zake aan te vragen. Dit laatste punt schijnt voor het slagen van het plan van groot gewicht, ook omdat alsdan bet belang van het Rijk daarbij wordt betrokken en do regeering in de gelegenheid wordt gesteld in de opleiding van hare ambte naren een overwegenden invloed uit te oefenen. Wij geven uwe vergadering op grond van een en ander in overweging aan ons college op te dragen om na overleg met de betrokken autoriteiten de noodige voorstellen in te dienen voor de oprichting te dezer stede van eene inrichting voor de opleiding van O. I. ambtenaren en ons college te machtigen om aan Z. E. den minister van koloniën de toekenning van eene rijkssubsidie aan te vragen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 26. Leiden, 22 Februari 1877. Door W. F. Van der Heyden is bij nevensgevoegd adres het verzoek tol uwe vergadering gericht dat hem alsnog door de gemeente moge worden uitgekeerd de verhooggelden in zake den openbaren verkoop van grond aan den Vestwal bij de Kaiserstraatwelke verkoop krachtens de raadsbesluiten van 18 en 30 Januari jl. niet is gegund. Van eene inwil liging van het verzoek zal, naar het ons voorkomt, wel geen sprake kunnen zijn. In bet adres zelve wordt reeds medegedeeld dat krachtens de voor waarden van verkoop de verhooggelden alleen zouden worden uitgekeerd in geval de koop wordt gegund, terwijl die verhooggelden alsdan komen ten laste van den kooper. Zeer juist wordt dan ook door adressant opge merkt dat bij rechtens op de uitkeering geen aanspraak kan maken. Maar bovendien bestaat er geen enkele grond van billijkheid om aan adressants verzoek te voldoen vermits de gemeente in geenerlei betrekking staat tot de verhoogers, betgeen wel het geval wbs ten aanzien van de voorwaardelijke koopersen wij zien dan ook niet in op grond waarvan adressant gemeend heeft zich in deze te moeten wenden tot den gemeenteraad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 2