7
bemerken dat alleen ambtenaren van de secretarie belast zijn met dat meer
onbepaald werk. Zoo is, bij voorbeeld, het voeren van de pen in de sectie
vergadering zoowel geschied door ambtenaren van de rekenkamer als van
de secretarie. Vermoedelijk zullen zij ook wel anderen dergelijkenniet
geloketteerden arbeid verrichten. Men kan onmogelijk nagaan, welk werk
zij alleenwat zij met en voor anderen doen. Daarom vervalt de moge
lijkheid om eenig speciaal ambtenaar uitsluitend te begunstigen met een
deel van het vrijvallend tractement, zonder jegens de overigen onbillijk te
wezen.
De heer Juta. Ik wensch een vraag te stellen van welker beantwoording
mijne stem afhankelijk is, deze namelijk: is het meerdere werk, dat ge
daan is moeten worden door andere ambtenaren na het overlijden van den
heer Visserverricht door alle ambtenaren
De heer Van dee Lith. Dan wensch ik de vraag nog wat scherper te
stellenis dat werk gedaan door alle ambtenaren in gelijke mate.
Is het onmogelijk voor Burg. en Weth. dit is mijne categorische vraag
bij verwerping van dit voorstel, een voordracht te doen tot het verleenen
van gratificatie aan bijzondere ambtenaren?
De Voorzitter. Bij mij bestaat geen twijfel, of alle ambtenaren hebben
aanspraak op de verhooging.
De heer De Fremery. Ik ondersteun dat gevoelen geheel. Ik zou ook
niet meenen datals dit voorstel wordt afgestemdwij met eene andere voor
dracht bij den Baad kunnen komen.
De heer Jota. Tk dank u, mijnheer de Voorzitter, voor het mij gegeven
antwoord. Ik begrijp zeer goed de moeielijkheid om pondpondsgewijze de
verhooging toe te kennen in evenredigheid tot bet gedane meerdere werk.
Ik heb nu eene pertinente verklaring dat alle ambtenaren het werk gelijke
lijk hebben gedaan.
De heer Van Hettinga Tromp. Mag ik vragenof er niet een ander
ambtenaar is benoemd in de plaats van den heer Visser, namelijk de heer
Franchimont?
De Voorzitter. Neen, de heer Franchimont
geweest te zijn, jongste beambte geworden.
De heer Van Hf.ttinga Tromp. Dan is toch een niet-bezoldigd amb
tenaar, na den dood van den heer Visser, bezoldigd geworden.
De Voorzitter. Maar het getal beambten is van 11 tot 9 teruggebracht.
De heer Van Hettinga Tromp. Maar na den dood van den heer
Visser was het getal ambtenaren tot 8 verminderd.
De Voorzitter. Franchimont, die eenige jaren volantair was, is ten
laatste ambtenaar ellectiet geworden.
De heer De Laat de Kanter. Ik wensch alleen nog te doen uitkomen
dat de jongste beambte niet voor tractementsverhooging in aanmerking
komtik zeg het met het oog op de bezwaren door den heer Tromp in
Februari gemaakt. Als er eene vacature ontstaat, kan bij bij voldoende
kunde en geschiktheid voor bevordering in aanmerking komen. Maar
anders blijft zijne bezoldiging van f 400 onveranderd. Hij weet dit voorat
en wordt op die voorwaarde aangesteld. Men behoeft dus geene vrees te
koesteren dat te zijnen behoeve later een voorstel door Burg. en Weth. zal
worden gedaan om den post «traotementen" te verhoogenwanneer nu over
het geheele vrijgevallen tractement van den heer Visser wordt beschikt.
De voordracht wordt door den Voorzitter in rondvraag gebracht.
De heer Verster. Kan de voordracht niet gesplitst worden, zoodat er
eene afzonderlijke stemming over de 700 en over de f 400 plaats hehbeP
De Voorzitter. Neendat kan niet.
De heer Verster. Dan zal ik mij, tot mijn leedwezen, verplicht zien
tegen de voordracht te stemmen.
De voordracht van Burg. en Weth., in stemming gebracht, wordt aan
genomen met 15 tegen 9 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Van Iterson, Hartevelt, Van Hettinga Tromp,
Du Rieu, Bijleveld, Verster, Scheltema Cock en Van der Lith.
is, na 4 jaar volontair
De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord?
De heer Lr Poole. Een enkel woord slechts, mijnheer de Voorzittèr!
Ik zal de vergadering niet laDg meer ophouden. Het is alleen om in den
geest te spreken van den litterator in het Leidsch Dagbladdie in het
nummer van jl. Vrijdag sprak over te weinig lantaarns, dat ik wensch te
spreken over te weinig licht. Hoewel wij reeds een eind in het nieuwe jaar
zijn doet de heerschende duisternis ons onwillekeurig denken aan de don
kere dagen voor Kerstmis. Vooral des ochtends is die duisternis het ergst.
Dan tochals wij nog in zoete rust liggen beweegt zich een groot deel
der Leidsche bevolking reeds door de straten, en wel de arbeiders-klasse,
om naar het werk te gaan. Vooral voor hen zou ik weoschen dat het
blusschen der lantaarnen iets later plaats hadde. Ik zou dit te meer wen-
schelijk achten, omdat mij uit het briefje, betreffende de uren van opsteken
en blussching, blijkt dat die uren niet precies overeenstemmen met den tijd
van zons op- en ondergang. Ik wensch deze zaak zeer in de aandacht van
heeren Commissarissen der gasfabriek aan te bevelen.
De heer De Fremery. Ik zal gaarne het voorstel van den heer Le Poole
overbrengen in de vergadering van Commissarissen. Reeds is de aandacht
van den Directeur gevestigd op de wenschelijkbeid om niet te vroeg te
blusschen. Er mag niet gebluscht worden voordat de seinlantaarn het
teeken er toe geeft. Derhalve heeft de Directeur het in zijne macht om
bij donker en mistig weder de lichten iets langer te laten branden, hij zal
daarop dus voorzeker acht geven. Overigens is reeds in de Commissie de
wensch geuit om in deze niet al te zuinig te zijn en zal de verlichting over
dit jaar met 144 uren worden vermeerderd.
De heer Le Poole. Ik dank den heer De Fremery voor het gegeven
antwoord.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.