206
d. dat geene geldleeuing mag worden aangegaan zonder goedkeuring van
den Gemeenteraad.
Art. 19. De gemeente Leiden garandeert aan concessionarissen eene rente
van vijf ten honderd over het kapitaal van opriohling of, in geval de con
cessie aan eene vennootschap wordt overgedragen, over het maatschappelijk
kapitaal dier vennootschap, voor welke kapitalen een maximum van vier
honderd en vijftig duizend gulden wordt gesteld.
Art. 20. De garantie der rente loopt van het oogenblik dat de ter
mijnen van storting zijn voldaan. Geene storting mag worden uitgeschreven
zonder vergunning van den in artt. 16 en 18 bedoelden Commissaris.
Art. 21. De zuivere winst boven de vijf percent rente van hetinart.19
bedoelde kapitaal te maken, zal gelijkelijk tusschen concessionarissen en de
gemeente Leiden worden verdeeld.
Wanneer de aanleg en oprichting mochten blijken meer dan f 450000
te hebben gekost, dan zal op de jaarlijksche rekening niet meer dan/2500
voor aflossing en renten van dat meerdere worden geleden.
De jaarlijksche rekening en balans behoeft, om te worden vastgesteld,
de goedkeuring van Burg. en Weth.
Art. 22. De duur der concessie wordt op vijftig jaar gesteld.
Na verloop van dien tijd is de gemeente gerechtigd om de zaak met
alle gebouweninrichtingenmachineriën buizenpijpen en in het alge
meen al wat tot de waterleiding behoort, over te nemen tegen betaling
aan concessionarissen van het twintigvoud der gemiddelde netto opbrengst
over het 47ste, 48ste en 49ste jaar.
fiij niet overname wordt de concessie telkens gedurende 25 jaren verlengd.
De gemeente heeft na afloop van elke verlenging der concessie het recht
fn de tweede alinea van dit artikel bepaald.
In dat geval zal de netto opbrengst over het 22ste, 23ste en 24ste jaar
tot maatstaf strekken.
Art. 23. De garantie der rente door de gemeente houdt op van het
oogenblik dat de zaak op den voet in de 2de alinea van bet vorig artikel
voorgeschreven door de gemeente van concessionarissen is overgenomen en
de som der overname is betaald
Art. 24. De concessionarissen zullen bij het aanvaarden der concessie
tot waarborg der behoorlijke uitvoering van den aanleg eene som van
f 50000 reëel in staatsfondsen ten genoegen van Burg. en Weth. deponeeren
welke verbeurd zal zijn ten bate der gemeente indien zij in gebreke zijn
aan hunne verplichtingen te voldoen.
Bij tijdige en behoorlijke aflevering der werken tot aan de gemeente
Leidenzal de helft der waarborgsom aan de concessionarissen worden terug
gegeven de andere helft drie maanden na de voltooiing en goede werking
van pijpennet enz. in de gemeentegeconstateerd door eene schriftelijke
verklaring van Burg. en Weth.
Art. 25. Concessionarissen zullen binnen veertien dagen nadat zij kennis
zullen hebben ontvangen van bet besluit van den gemeenteraad waarbij deze
concessie is goedgekeurd en verleend schriftelijk aan Burg. en Weth. dor
gemeente Leiden moeten verklareu, dat zij de concessie aanvaarden en
zich verbinden de bij dit besluit gestelde conditiën en bepalingen zonder
eenig voorbehoud te zullen nakomen.
Bij gebreke van die verklaring binnen dat tijdsverloop wordt de concessie
als vervallen en niet geschied beschouwd.
Art. 26. Behoudens de rechtenwelke de gemeente èn krachtens deze
concessie èn krachtens de wet tegen concessionarissen zal kunnen doen gel
den in geval deze in gebreke mochten zijn aan hunne verplichtingen geheel
of ten dcele te voldoen, vervalt die concessie, en houdt de rentegarantie
der gemeente op
Wanneer concessionarissen niet binnen zes maanden na den termijn in
deze concessie vervat aan hunne verplichtingen hebben voldaan.
Wanneer zij de concessie aan anderen mochten hebben overgedaan of
deze of iets tot de zaak beboorende mochten hebben verpand of verhy
pothekeerd, zonder goedkeuring van den gemeenteraad.
e. Wanneer de prijs van het water hooger wordt gesteld dan bij het tarief
is bepaald.
Art. 27. Alle verschillen uit deze concessie voortspruitende zullen in
hoogste ressort door drie scheidslieden worden beslist, van welke Burg. en
Weth. éénde concessionarissen édnen de kantonrechter in het kanton
Leiden den derde zullen benoemen.
N*. 264. Leiden 4 December 1876.
In overleg met de hoofdonderwijzeres der meisjesschool der 1ste klasse
en den districtsschoolopziener, hebben wij de eer u biernevens aan te bicden
eene voordracht voor de benoeming van eene leerares in de Fransche taal
aan genoemde school, op eene jaarwedde van f 700 als: Is. mej. C. F.
Koch, reeds sedert de maand Februari van dit jaar als zoodanig werk
zaam 2°. mej. S. H. W. van Goor den Oosterlingben 3°. mej. C. M.
H. J. Gersen, beiden alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 265. Leiden, 4 December 1876.
Bij de behandeling van de begrooting voor 1877 werden o. m., in verband
met de vacature in het personeel der ambtenaren ter secretarie, ingevolge
het overlijden in het vorig jaar van een der beambten die in het genot
wns van eene bezoldiging van /1100, de jaarwedden van 7 beambten met
100 verhoogd en die van den jongsten vastgesteld op f 400. Vermits de
vacature reeds in het laatst van het vorig jaar is ontstaanzal de bezoldi
ging over het loopend jaar nog moeten worden geregeld en wij stellen uwe
vergadering mitsdien voor om, in overeenstemming met de onlangs bij de be
grooting genomen beslissingte bepalen dat de jaarwedden bovenbedoeld
geacht worden te zijn ingegaan met I Januari van dit jaar.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
N°. 266. Leiden, 4 December 1876.
Blijkens bericht van de Vercenigde Commissie van toezicht op de ge
meente instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs, zijn wegens onge
steldheid van een der leeraren in de Fransche taal- en letterkunde aan den
tweeden leeraar in dat vakdie tevens is belast met bet onderwijs aan de
kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressenmeerdere lesuren moeten
worden op^ëdragen dan het bij de verordening vastgesteld maximum. Na
overleg met den districts-schoolopziener en den directeur der kweekschool,
stellen wij uwe vergadering dientengevolge voor om eene vergoeding toe
te kennen voor die meerdere lesurenovereenkomstig den maatstaf in de
verordening op de kweekschool aangenomen en zulks te voldoen uit de
voor die instelling bestemde gelden. De betrekkelijke rapporten zijn in de
leeskamer ter inzage van de leden nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad, Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 267. Leiden, 4 December 1876.
Door den kapitein eerstaanwezend ingenieur te 's G ravenhage is ons mede
gedeeld dat het Kijk tot toegang naar het af te sluiten terrein achter het
hoofdgebouw der infirmerie eene houten brug wenscht te leggen over de
Singelsloot nabij het lijkenhuis, de brug rustende op 4 paaljukkenwaarvan
de twee buitenste tevens landhoofden, respectievelijk op 2.5, 3 en 2.5
meter van elkander, met verzoek de vereisebte vergunning daarvoor te
mogen ontvangen. Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons
college, bestaan daartegen bedenkingen, zoodat wij u in overweging geven
de geyraagde vergunning te verleenen, mits de brug worde gelegd tusschen
de boomenonder toezicht van den gemeente-architect en tegen betaling
van het recht bepaald bij art. 3, n°. 35, van het tarief vastgesteld den
5 Maart 1857 zijnde I per jaar.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N#. 268. Leiden, 4 December 1876.
Naar aanleiding van bet onlangs aan uwe vergadering door eenige bewo
ners van het Kapenburg ingediend adres, waarbij wordt verzocht dat tot eene
demping van die gracht voor zooveel betreft het gedeelte tusschen het Noord
einde en den Vliet, moge worden overgegaan, heeft de Commissie van Fa
bricage een rapport uitgebrachthetwelk hierbij wordt overgelegd. Daaruit
blijkt dat dc kosten op minstens f 60000 kunnen worden geraamd en dat
tegen de demping bij de Commissie bezwaar bestaat zoolang daarmede niet
de invoering van een nieuw rioolstelsel in verband wordt gebracht.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel dat bezwaarlijk
tot eene zoo omvangrijke en kostbare demping kan worden overgegaan,
zonder tevens eene geheele wijziging van het bestaande rioolstelsel in over
weging te nemen.
Met evenveel recht als thans enkclu bewoners van het Kapenburg op de
demping van een gedeelte van die gracht aandringen, zoude zulks kunnen
geschieden door de bewoners van andere grachten en mocht thans tot de
hoogst aanzienlijke uitgave in het vermeend belang van adressanten worden
besloten, dan zoude voorzeker eene eventueele aanvrage tot demping van
andere grachten bezwaarlijk kunnen worden geweigerd.
Ware nu de toestand van het Kapenburg inderdaad zoo onhoudbaar als
deze door adressanten wordt geschetstdan zouden wij voorzeker niet aar
zelen om de noodige maatregelen in overweging te nementen einde dien
toestand zoo spoedig mogelijk te verbeteren. Doch liet zal wel moeten
worden erkend dat het adres niet is vrij te pleiten van overdrijving en,
naar lu-t ons voorkomt, kan liet Kapenburg in geetien deele geacht worden
in slechteren toestand te verkeeren dan andere grachtenterwijl slechts
enkele dagen van het jaar tot rechtmatige klachten kunnen aanleiding geven.
Overigens blijven wij bij onze meermalen te kennen gegeven zienswijze
volharden dat de bedoelde gracht door demping geheel zoude worden
ontsierdzoodat wij uwe vergadering met het oog op een en anderin
overweging geven afwijzend op het verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 29 November 1876.
In de Gemeenteraadszitting van den 28 Juni 1866 werd door den Voor
zitter overgelegd een adres van Mr. S. Vissering c. s.daarbij voorstellende
gedeeltelijke demping van liet Kapenburg, waarop is besloten dit adres te
stellen in handen van Burgemeester en Wethoudersmet uitnoodiging om
zulks met de plannen tot de waterververscbing sim.nl el seniel te bebandelen.
In baar rapport van den 23 Januari 1867, heeft de Commissie van Fabri
cage die demping opgenomen in het uitgewerkt en veel omvattend dempings
plan en wel: «het Kort Kapenburg wegens doelmatigheid en het Kapenburg
iot aan den Vliet, om ook daardoor eene belangrijke verbetering en ver
fraaiing te verkrijgen." In eene daarbij gevoegde raming van kosten
werd berekend
1°. eene som van f 6205, voor het dempen van het Kort Kapenburg,
met het afbreken der Noordeindsbrug
2°. eene som van 61819voor het dempen van het Rapenburg van de
Noordeindsbrug tot den Vliet, maar in verband met eene te maken beweeg
bare waterkeering in den Singel aan de westzijde der Naaktesluis, tot be
vordering der leiding van versch water uit Delfland naar het Gangetje en
den Nieuwen Rijn.
Thans weder ingekomen en in handen der Commissie van Fabricage
gesteld zijnde een adres van dezelfde strekking door mr. S. Vissering en
eenige bewoners van het Rapenburgtusschen den Vliet en het Noordeinde
ingediendhebben wij de eer te berichtendat de kosten van demping tien
jaren geleden op 68000 geraamd, tengevolge van de stijging der prijzen
van de materialen en der arbeidsloonenbelangrijk hooger zouden zijn.
Wel kan die som met p.m. 18000 verminderen, wanneer de bestrating
wordt weggelatenmaar de kosten voor aanleg van plantsoenen die daar
voor in de plaats komen zullen de som weder doen stijgenzoodat het
geheel thans niet minder dan op 60000 is te ramen.
Zonder in beschouwingen te treden over het wensclielijke en noodzakelijke
van die demping hebben wij toch daartegen bezwaarzoolang niet tevens
een nieuw rioolstelsel daarmede wordt in verband gebracht, gelijk dan ook
in het plan van 23 Januari 1867 begrepen wa9, de aanleg van riolen op
de walmuren met vergaarbakken kolklozingen brandputten en kanalen.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
To Leiden ter Boekdrukker!) van J. C. DRABBE,