152 tc gunnen. Wij vcrmeencn voor dit ons afwijzend praeadvies voldoenden grond te vinden in de omstandigheid dat, terwijl bij raadsbesluit van 19 Juni j.l. overeenkomstig de door het Dagelijksch Bestuur ingediende voor dracht een bedrag van f 40000 was toegestaande aanbesteding heeft plaats gehad naar een plan en bestek waarvan de kosten zooals uit het slot van de voordracht van Burg. en Weth. blijkt, waren begroot op 48500. Naar het ons voorkomt had mennadat het was gebleken dat de inschrij vingen het toegestaan bedrag met eene zoo aanmerkelijke som zouden overschrijdenniet tot de aanbesteding moeten overgaanalvorens eene wijziging of aanvulling van het besluit uwer vergadering aan te vragen. Immers in de oorspronkelijke plannen voor het bouwen van de school, boe- zeer niet uitgewerkt noch in bijzonderheden begroot toen de beslissing aangaande de plaats waar de school zoude worden opgericht aan uwe ver gadering werd voorgelegd, schijnt eene belangrijke wijziging te zijn aan gebracht ten gevolge waarvan de uitslag van de aanbesteding een aanzien lijk verschil heeft opgeleverd met het aangevraagd en toegestaan bedrag. Die wijziging heeft, gelijk in het rapport van Burg. en Wetb. wordt me degedeeld, voornamelijk daarin bestaan dat, terwijl men oorspronkelijk de oprichting van een schoollokaal van ééne verdieping beoogde en dientenge volge dan ook bij de voorloopige raming der kosten de school op de Marendorps-achtergracht tot maatstaf had genomenlater een school lokaal met twee verdiepingen wenschelijk en doelmatig werd geacht. Het behoort zeker niet tot de taak van onze commissie om uwe vergadering voor te lichten aangaande de wijze waarop een schoollokaal moet worden ingericht en nu de Baad geen gebruik heeft gemaakt van de hem bij art. 142 der gemeentewet toegekende bevoegdheid om de plannen en voor waarden van aanbesteding der werken ten behoeve van de gemeente vast te stellenzal uwe vergadering zich moeten bepalen tot het al of niet toe staan van de voor de uitvoering van die werken vereischto meerdere gelden. Naar het ons voorkomt zijn de voor de oprichting van een schoollokaal met twee verdiepingen aangevoerde motieven niet van zoodanig gewicht dat daardoor eene zoo aanzienlijke vermeerdering van uitgaven zoude zijn gewettigd en wij achten het dan ook in het financieel belang van de ge meente niet wenschelijk dat aan de opgemaakte plannen op de thans aan geboden voorwaarden uitvoering worde gegeven. Ten slotte is bij ons de vraag gerezen of bij dergelijke aanbestedingen als de onderwerpeüjke wel genoegzaam gezorgd wordtniet alleen voor eene tijdige openbaarmaking maar ook voor eene aankondiging in andero dag- of weekbladen dan de Lcidsche. Wel is ons uit de ons verstrekte inlichtingen gebleken dat bet aantal inschrijvers vrij aanzienlijk wasdoen tot onze bevreemding hebben wij onder dezen schier alleen personen aange troffen, die in deze gemeente of in hare onmiddellijke nabijheid zijn gevestigd. Het schijnt derhalve niet geheel overbodig dat aan uwe vergadering aangaande dit punt e- nige nadere inlichting worde verstrekt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 330. Leiden, 12 October 1876. De Commissie van Financiën heeft de eer u te berichten op de in hare handen ten fine van bericht en raad gestelde begroetingen voor 1877, der navolgende niet gesubsidieerde gemeente-instellingen van weldadigheiddat zij deze heeft onderzocht en daarop bij haai geei.e aanmerkingen zijn voorgekomenweshalve zij vrijheid vindt u te raden deze goed te keuren bij besluiten waarvan het model aan den voet dier respectieve begrooting voorkomtals die van 1°. Het Roomsch Catholiek Armbestuur. In ontvangst ad 9705.38^, in uitgaaf ad /<J705.38j, alzoo slui tende quite. 2°. Het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen en Vrouwenhuis. In ontvangst ad 11500.25, in uitgaaf ad 11500.25, alzoo slui tende quite. 3°. Vrouwen Krnammocders. In ontvangstad 2070.48$ in uitgaaf ad ƒ2070.37^, goed slot ƒ0.11. Aan den Gemeenteraad, De Commissie van Financiën, enz. N®. 331. Leiden, 12 October 1876. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ten fine van bericht en raad gestelde begrooting voor 1877 van het gesubsidiëerde Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderbuis alhier. Zij heelt daarop geene bedenkingen, terwijl het daarbij voorgedragen subsidie, hetwelk krachtens raadsbesluitdd. 19 November 1868, telken jare met 5 pCt. werd ver minderd, thans ten gevolge van de door wijlen den heer Martinus Wijnaendts Van Maarsseveen, aan die instelling besproken eifstelling met 10 pCt. van dé hoofdsombedragende 5000.is verminderd. Bé Commissie raadt het door Bestuurders uitgetrokken subsidie ad 4000 te bepalen bij een besluit waarvan het model bij dit rapport is gevoegd en voorts de begrooting goed te keuren, de inkomsten op ƒ33188, de uitgaven op ƒ33188 alzoo sluitende quite, bij een besluit waarvan het model aan den voet der begrooting is gedrukt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 333. Leiden, 12 October 1876. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ten fine van bericht en raad gestelde bcgrootingen over 1877 der gesubsidiëerde in stellingen van weldadigheid en van het Israëlietisch Armbestuur. Zij heeft daarop geene bedenkingen terwijl de daarbij voorgedragene sub- sidiën in overeenstemming zijn met het raadsbesluit van 19 November 1868 en met 5 pCt. verminderd. a. Het Roomsch Catbolieke Wees- en Oudeliedenliuis. De Commissie raadt u het door Bestuurders uitgetrokken subsidie ad 8400, te bepalen bij een besluit waarvan het model bij dit rapport is gevoegd en voorts de begrooting goed te keuren, de inkomsten op 20107.47^, de uit gaven op ƒ20107.471, alzoo quite, bij een besluit waarvan bet model aan den voet der begrooting is gedrukt. b. Het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenliuis. Ook voor deze administratie vindt zij vrijheid te raden het gevraagd sub sidie op 1680 te bepalen bij het hierbij gevoegde besluit en hare begroo ting goed te ketiren, de inkomsten op ƒ6852.50 de uitgaven op 6842.50 goeil slot ƒ10, bij het aan den voet der begrooting gedrukte besluit, c. Het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur. Het subsidie voor dat Bestuur raadt zij u op het daarbij voorgestelde cijfer van 306 te bepalen bij het genoemd besluit en de begrooting goed te keu ren de inkomsten op ƒ1357.18, de uitgaven op ƒ1357.18, alzoo quitebij het aan den voet dier begrooting gedrukte besluit. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N". 233. Leiden 12 October 1876. Het behaagde uwe vergadering in de aitting van 5 October jl. te ver werpen onze voordracht van den 28sten September te voren, waarbij naar aanleiding van de gehouden aanbesteding van het bouwen van een lokaal voor de school n". 3 voor minvermogenden op de Korte Langegracht, de noodige machtiging werd verzocht om dat werk te gunnen voor de som van ƒ47014, zijnde daarvoor bij raadsbesluit van 19 Juni jl. slechts een bedrag van ƒ40000 voorloopig toegestaan. Zuowel uit den inhoud van het rapport der Commissie van Financien als uit de gevoerde beraadslagingen schijnt te moeten worden opgemaakt, dat uwe vergadering tot de weigering van de gevraagde machtiging is overgegaan, op grond van de omstandigheid datterwijl bij de vaststelling van het besluit tot oprichting van het school lokaal op de Korte Langegracht, slechts sprake was van eene som van ƒ40000, de aanbesteding heeft plaats gehad naar een plan waarvan de kosten waren begroot op 48500. Uwe vergadering, de meerderheid althanshad gewensebt dattoen het plan voor den sehoolbouw was vast gesteld en de vermoedelijke kosten daarvan waren begroot, de uitslag u ware medegedeeld, ten einde de vereischte machtiging te erlangen om tot de aanbesteding en eventueel tot de gunning te kunnen overgaan. Bedriegen wij ons niet, dan is dit de bedoeling geweest van het in den aanhef dezer vermeld besluit. Wjj kunnen althans niet onderstellen dat dó Raad heeft willen terugkomen op het, na rijpe overweging en met algemeerte stemmengenomen besluit tot de oprichting van een derde school voor min vermogenden. Immers dat daartoe moet worden overgegaanzal wel bezwaarlijk kunnen worden ontkend, met het oog op hut aanzienlijk getal kinderen, voor wie geen plaats is op de beide andere scholen, terwijl bovendien de oprichting van de school in geenerlei opzicht uitstel toelaat, aangezien uit den aard der zaak van eene bestendiging van den tijdelijken toestand allernadeeligste gevolgen voor den geregelden gang van het onderwijs zijn te wachten. Periculum in mora is alzoo wel degelijk in deze aanwezig. Wel is bij ons na de genomen beslissing teven3 de vraag gerezen of wellicht naar het oordeel uwer vergadering het plan voor den sehoolbouw, waaraan zoowel door den schoolopziener en de schoolcommissie, als door den genees kundigen inspecteur, zooals blijkt uit de in de zitting van 24 Augustus jl. medegedeelde rapporten, volledige goedkeuring is gehecht, eenige wijziging of vereenvoudiging zoude moeten ondergaan, van dien aard dat de aan de uit voering verbonden kosten worden verminderd. Bij eene nadere beschouwing van het plan voor de onderwerpeüjke school is het ons echter andermaal overtuigend gebleken dat eene omwerkingmet het doel eene eenigszins noemenswaardige vermindering van uitgaven te erlangente weeg zoude moeten brengen dat het plan niet meer voldeed aan de eischen zoowel van een behoorlijk ingericht onderwijs als van de gezondheid der schoolbevolking en dat het hoogst twijfelachtig zoude wezen of daarmede door de belanghebbende autoriteiten genoegen zoude worden genomen. De zaak is van te groot gewicht, het geldt toch de toekomst van een groot aantal onzer jeugdige medeburgers, om niet eenige meerdere uitgaven gerechtvaardigd te achten, wanneer daar mede wordt verkregen een aan alle redelijke eischen voldoend schoollokaal engelijk wij boven de vrijheid namen op te merkenuitstel is in deze allernadeeligst. Wij vertrouwen dat de Leidscbe Gemeenteraad, die herhaaldelijk getoond heeft niet beschroomd te zijn om de beurzen der belastingschuldigen aan te spreken, wanneer daardoor de zedelijke en stoffelijke belangen der inge zetenen worden gebaat, ook thans geen bezwaar zal maken de noodige gel den toe te staan en niet met inachtneming van eene, onzes inziens, over dreven zorg voor de belangen der gemeentekaszal te weeg brengen dat een schoollokaal worde opgericht, dat later blijken zal onvoldoende te wezen. Al deze overwegingen hebben ons het besluit doen nemen de zaak zoo spoedig mogelijk andermaal bij uwe vergadering aanhangig te maken, en hoezeer wij nog steeds van oordeel zijn dat de door ons gevolgde handel wijze, eene aanbesteding voorafgaande aan de aanvrage om crediet, als de meest regelmatige moet worden beschouwd, zoo aarzelen wij geen oogen- blik om den ons door u gegeven wenk op te volgen. De totstandkoming van de zaak is ons doel; de vraag of door ons in deze al of niet de juiste weg is bewandeld, achten wij bijzaak. Wij nemen alzoo de vrijheid uwe vergadering in overweging te geven om aan ons college te dezer zake een crediet te verleenen tot een bedrag van 48500. Mocht zulks, naar wij hopen, worden toegestaan, dan zullen wij zoo spoedig mogelijk tot eene nieuwe aanbesteding overgaan en van den uitslag daarvan aan uwe vergade ring mededeeling doen. Ten slotte achten wij ons, naar aanleiding van de gevoerde discussien, verplicht nogmaals te doen uitkomen dat de som van 40000, in de be sluiten van 19 Juni jl. vermeld, niet anders mag worden beschouwd dan als een bedrag hetwelk voorloopig werd noodig geacht in afwaehting dat een plan zoude zijn ontworpen en uitgewerkt als grondslag van eene op te maken gedetailleerde en definitieve begrooting van kosten. Wellicht ware het wenschelijk geweest zoo zulks in de stukkenbetrekking hebbende tot het besluit van 19 Juni jl., nog duidelijker ware uiteengezet geworden; vermoedelijk zoude dan zijn voorkomen het verwijt dat aan uwe vergadering zoude zijn voorgedragen eene som gebaseerd op eene onjuiste en fautieve berekening. Wij herhalentoen de zaak van den sehoolbouw bij den Raad aanhangig wasbestond er geep ontwerpwaar geen ontwerp is kan van eene begrooting van kosten geen sprake zijn en de beschuldiging dat er in casu eene onjuiste begrooting zoude zijn opgemaakt, is derhalve volkomen on gegrond. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij vau J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 6