148 de beestenmarkt af te nemen, zoo heel groot niet zou zijn, niet grooter dan de ruimte die noodig was om er 2000 lammeren te plaatsen. De plaats was dus bepaald eu daaruit bleek voldoende dat de school een ge bouw met twee verdiepingen zou zijn. De Commissie van Financiën acht voorts het voordeel van de twee verdiepingen niet geëvenredigd aan de daarvoor vereischte meerdere uitgaaf. Zij maakt daarbij eene vergelijking tusschen de cijfers der begrooting en der vroeger toegestane gelden en komt dan tot de slotsom dat het verschil ƒ8500 meer bedraagt. Dit bedrag wordt van zelf echter al geringer, als men let op de som der minste inschrijvingdan gaat er al dadelijk f 1500 af. Ten tweede moet ik opmerken, dat werkelijk eene kleine uitbreiding aan het oorspronkelijk plan is gegeven, deels ten gevolge van de ontvangen wenken welke zijn mede gedeeld in de voordracht van Burg. en Weth.deels n. a. van de opmer kingen van den Inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht. Br is nam. eene wijziging in de ventilatie van het gebouw aangebracht, en in verband daarmede is bepaald dat het geheele gebouw zou worden omgeven met een hekten einde de straatjongens ver genoeg van de ventilatie-openingen te houden, dat zij er niet door kunnen schreeuwen ot er vuil in werpen. Deze wijziging eischt eene meerdere uitgaaf van 1200. Dit bedrag nu afgetrokken van de 47000, die thans worden aangevraagd, komt de zaak hierop neêr dat de aanbestedingssom bedraagt ƒ45800, of liever dat die som het geraamde bedrag overschrijdt met eene kleine 6000. Zeer zeker is de Baad bevoegd het advies van de Commissie van Financiën te volgen en het meerdere dan ƒ40000 te weigeren, maar geschiedt dit, dan kan er ook geen school worden gebouwd. En toch, er is behoefte aan eene school. Dat de Commissie van Financiën haar bezwaar van beperking der ruimte van de Beestenmarkt alleen op zijde zou kunnen schuiven als de school slechts van één verdieping wordt gemaakt, kan ik niet aannemen. Dé quaestie van de plaatsing der school is op 19 Juni jl. uitvoerig bespro ken en toen isovereenkomstig het advies van alle schoolautoriteitendat het einde der te dempen Korte Langegracht de gesohikste plaats was te achten, deze dan ook voor den bouw der school aangewezen. Zonder gevaar te loopen van beschuldigd te worden van inconsequentie, zou de Baad niet op dat besluit kunnen terugkomen. En dan staat de Commissie van Financiën voor het dilemma haar bezwaar tegen het innemen van eene groote ruimte op zijde te moeten zettenof de gelden toe te staan welke zij thans voorstelt te weigeren. Dat er behoefte is aan eene school is buiten twijfel. Keurt de Baad thans dit plan af, dan zullen Burg. en Weth. aan het besluit van 19 Juni geen gevolg kunnen geven, maar dan voorzie ik dat toch binnen kort door de Gedeputeerde Staten een post op de begroo ting zal worden gebracht om de school te bouwen. In de behoefte aan de school zal dus in elk geval behooren te worden voorzien. Misschien zou er nog een ander middel overschieten, namelijk: eene herbesteding. Ik breng dat denkbeeld in verband met het slot van de missive van de Com missie van Financiën, waarin zij twijfel oppert of wel //bij dergelijke aan bestedingen" (de meening is echter blijkbaar of wel bij deze aanbesteding) genoegzaam is gezorgd voor eene tijdige openbaarmaking niet alleen in de Leidsche, maar ook in andere bladen. »Wel is gebleken", zegt de Commis sie, »dat het aantal inschrijvers vrij aanzienlijk was, doch tot onze bevreem ding hebben wij onder dezen schier alleen personen aangetroffendie in deze gemeente of in hare onmiddellijke nabijheid zijn gevestigd." Uit dit laatste zou ik bijna de gevolgtrekking maken dat groote publiciteit overbodig is te achten. De bedoelde advertentiën van deze aanbesteding toch zijn niet alleen geplaatst in de Leidsche bladen, maar ook in Bijnbode, Opmerker en Indus trieel, welke laatste twee bladen door bijna alle aannemers worden gelezen. Als nu desniettegenstaande geen meerdere inschrijvers zijn komen opdagen, pleit dit eer voor het overbodige, dan voor het nuttige of noodzakelijke van de groote publiciteit aan de aanbesteding gegeven. Van den kant van het Dagelijksch Bestuur is dus gezorgd dat er zooveel publiciteit aan gegeven werd als noodig was, en dat de tijdsruimte tusschen de openbaarmaking en den dag der aanbesteding groot genoeg is geweest, dit blijkt voldoende uit het groot aantal inschrijvers, dat zich heeft opgedaan. Inschrijvers van elders hebben bij de tegenwoordige regeling van postwezen en middelen van communicatie slechts hoogstens een dag langer tijd noodig dan die uit de stad zelve. Ik vlei mij dus dat de Baad zich niet zal vereenigen met het praeadvies van de Commissie van Financiënmaardoor aanneming van het voorstel van Burg. en Weth., het Dagelijksch Bestuur in staat zal stellen aan het raadsbesluit van 19 Juni uitvoering te geven. De heer Hartevelt. In antwoord op hetgeen door den heer Wethouder van Fabricage is aangevoerdmerk ik opdat de Commissie van Financiën meent dat wanneer de Baad 40000 toestaat om eene school te bouwen de plannen voor die school ook moeten worden ontworpen naar die som van 40000, maar dat men niet, in de overtuiging dat het meerdere toch wel zal worden toegestaan, de plannen ontwerpt tot een bedrag 1/5 hooger dan de toegestane som. Bationeel ware het, meent de Commissie, dat men in zoodanig geval den Baad van de zaak saisisseerdeom niet de kans te loopen eene weigering té ontvangen. Gaat toch de redeneering van den geachten vorigen spreker op, dan zou men de toegestane som even goed met 20000 a ƒ30000 hebben kunnen overschrijden en zeggen: //gij staat nu voor het dilemmaeene school of niet. De heer De Kanter heeft beweerd dat de Commissie van Financiën niet zoo inconsequent zou zijn te verlangen dat er geen school met twee verdiepingen zal worden gebouwden alzoo meerder ruimte van de te verkrijgen markt zal worden ingenomen. Ik werp die beschuldiging van inconsequentie geheel terug op het Dagelijksch Be stuur. Juist toch de Commissie van Financiën heeft indertijd gesproken over de plaats die de school zou innemen als belemmering voor de markt in de toekomst, en daarop heeft onze Wethouder van Fabricage geantwoord, dat de Commissie van Financiën zeker niet had onderzocht hoe veel lam meren er door het bouwen van de school minder zouden kunnen geplaatst worden. Hij had dit wel gedaan en Let resultaat was, dat daardoor 2000 lammeren minder plaats konden vindeneen getal dat bij de groote uitbrei ding van de markt volstrekt geen gewicht in de schaal konde leggen. En nu zegt het Dagelijksch Bestuurwij zullen meer ruimte onbezet laten door eene school van twee verdiepingen te maken. Is hier nu de Commissie van Financiën inconsequent of wel het Dagelijksch Bestuur dat nu be vreesd schijnt te worden te veel ruimte van de markt te zullen innemen Wat het tweede punt betreftgisteren avond was de Commissie vergaderd. Toen is gevraagdof de aankondiging ook in andere couranten dan in de Leid sche was geplaatst en het antwoord van den Secretaris was dat ditvoor zoover hem bekendniet was geschied. Vandaar de gemaakte opmerking in het rapport, te meer gegrond met het oog op den korten termijn van 14 dagen die voor de aanbesteding nog moest verloopen. Wat verder het doen van voorstellen betreft, de Commissie heeft zich daarvan onthouden, uit vrees voor de vraag die hier gedaan konde worden of de Commissie van Financiën wel bevoegd is voorstellen te doen. De heer De Laat de Kantee. Ik wensch nog even te wijzen op de min juiste voorstelling door den vorigen geachten spreker van de zaak ge geven. De ƒ40000 heeft hij genoemd de begrootingsom bij het ingediend plan gevoegd. Maar dat was geen begrooting; het was slechts eene globale opgave. Als er eene fout is begaanhetgeen ik ontkendan zou het deze zijndat Burg. en Weth.toen er besloten was tot het bouwen van eene school van twee verdiepingenniet hebben nagegaan of die school nu meer geld zou kunnen kosten. De eerste opgave dient echter alleen om een globaal overzicht van de kosten te geven en kan ook niet anders zijn. Blijkt het later dat er zelfs ƒ60000 of ƒ70000 noodig is, dan kan men zich zeer teleurgesteld gevoelen maar tot het wezen der zaak zoude het weinig afdoen. Als de school werkelijk noodig is, zou de Baad moeten be sluiten zelfs die hooge sommen toe te staan. De wet schrijft peremptoir voor dat het noodige aantal scholen er moet zijn. En voldoet de Baad niet aan dit voorschriftdan zullen de Ged. Staten wel zorgen dat er een som voor op de begrooting wordt gesteld. Wat het punt der inconsequentie be treft, daarover zal ik niet veel debatteeren. Ik geloof dat men noch in het gedrukt verslag, noch in de notulen, een beweren van het Dagelijksch Bestuur zal kunnen vinden, dat de geheele Korte Langegracht voor school zou moe ten worden gebruikt, zooals door den geachten vorigen spreker is gezegd. Alleen hebben wij gezegd, dat hetgeen wij daarvoor bestemden, zoo klein was dat het niet aan de markt zou schaden, zoodat, als de beestenmarkt nader hand mocht blijken te klein te zijn, men niet zou kunnen zeggen: hadden wij er maar geen stuk afgenomen voor de schoolterwijl er bovendien nog op werd gewezen dat het stukhetwelk van de markt werd afgenomenge- equivaleerd werd door het gedeelte van de IJzerengracht, dat bij de bere kening der vergrooting van de beestenmarkt buiten beschouwing was gelaten. De heer Van der Lxth. Er schijnt inderdaad eenige verwarring te heer- schen. Daarom meen ik te moeten verklaren dat, toen het voorstel werd gedaan om eene school te bouwen, de overtuiging bij het meerendeel van de leden van den Baad bestond dat.de te bouwen school eene soortgelijke zou zijn als diewelke op de Marendorps-achtergracht bestaat. Althans alle ledendie ik er over gesproken hebgaven hunne verbazing te kennen dat nu was gebleken dat er eene school van twee verdiepingen zou worden opgericht. De Wethouder van Fabricage zegt wel dat dit alles van te vo ren bekend was, en dat de school van twee verdiepingen zou zijn juist om zoo min mogelijk plaats in te nemenmaar ik althans moet verklaren vroeger nimmer daarvan iets te hebben vernomen. Ik dacht dat er genoeg plaats was om eene school te bouwen als die op de Marendorps-achter gracht en mij waren geen plannen van eene andere school bekend. Waarom, vroeg de heer De Kanter, is het niet precies hetzelfde of Burg. en Weth. nu of vroeger met hun voorstel waren gekomen om meer geld voor den bouw toe te staan P Ik antwoordomdat het verschil zeer groot is. Nu wordt den Baad, als het ware, het mes op de keel gezet door te zeggen: gij hebt besloten tot den bouw, nu moet gij ons het besluit ook helpen uitvoeren. Maar indien Burg. en Weth. vroeger bij den Baad waren ge komen en hadden medegedeeld dat de bouw, zooals die thans was geprojec teerd waarschijnlijk meer zou kosten dan er werd aangevraagd, en wel omdat de Langegracht als emplacement werd uitgekozen, dan had de vraag kunnen rijzen of het mogelijk niet beter ware een ander plan te volgen; of wel zouden wij ons meer moeite hebben gegeven, om te onderzoeken of er misschien geen ander emplacement te vinden zou zijn geweest. Nu, het is niet te ontkennen, is de Baad eenigszins gebonden, ik zeg eenigszins, niet geheel. Immers, de Baad kan desnoods, zonder van inconsequentie beschuldigd te kunnen worden, ook nu nog zeggen: nu het blijkt dat de school op de aangewezen plaats zooveel meer zal moeten kostenachten wij het beter baar liever op eene andere plaats als die te vinden is te bouwen waar zij minder geld zal kosten. Dat is het denkbeeld geweest dat bij mij bestondtoen ik mij vereenigde met het voorstel van de Commissie van Financien, om den Baad uit te noodigen de voorgestelde verhooging niet toe te staan, ten einde aldus tijd en gelegenheid te vinden, als de moge lijkheid daartoe bestaat, naar een ander emplacement om te zien. Juist toch omdat de school op deze plaats zal gebouwd wordenzal zij ongeveer ƒ47000 moeten kosten. Wordt er eene andere plaats voor gevonden, mis schien zal de school dan goedkooper kunnen zijn. Dat de school ƒ47000 zou moeten kostenomdat zij op de Korte Langegracht werd gebouwddat wist men niet op 19 Juni. Indien, men dat geweten had, twijfel ik er aan of er toen wel veel leden zouden hebben medegegaan met het voorstel van Burg. en Weth. Daarom had ik wel gewenscht dat het Dagelijksch Bestuur toen den Baad meer op de hoogte had gesteld. De heer De Laat de Kanter. Het Dagelijksch Bestuur kon den Baad toch waarlijk niet mededeelen wat het zelf niet wist. Eerst moest de aan besteding zijn afgeloopenvoor het den Baad kon opgeven met welk bedrag de eerste globale raming zoude worden overschreden. En wat de opmerking van den heer Van der Lith betreft, dat nu den Baad het mes op de keel wordt gezet, het tegendeel is het geval. Burg. en Weth. zijn gehouden de besluiten van den Baad uit te voeren. Het besluit is genomen dat op de Korte Langegracht de school zal worden gebouwd. Dat de school twee verdiepingen zou hebben was bekend of kon althans bekend geweest zijn het bleek genoegzaam uit het aangeduide en veel besproken emplacement. Door het besluit van den Baaddat die school daar moet worden gebouwd, heeft dus de Baad veeleer het mes op de keel van het Dagelijksch Bestuur gezet, dan omgekeerd. Want Burg. en Weth. zijn gehouden de besluiten van den Baad uit te voeren. Alleen als er meer geld noodig is dan aan vankelijk was geraamdbehoort het Dagelijksch Bestuur daartoe machtiging te vragen. Als overigens iets of iemand den Baad het mes op de keel zet, dan is het de wet. De wet schrijft voor dat er een genoegzaam aantal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 2