146 dige betrekking, heb ik de eer u te berichten, dat adressant gedurende de twee jaren, die hij werkzaam was, zich door ijver en trouwe plichtsbetrach ting heeft onderscheiden. Reden waarom ik u raad op zijn verzoek gunstig te adviseeren. De hoofdonderwijzer der openbare school voornoemd A. Van deb Habst. Den Heer Burgemeester der Gemeente Leiden. N°. 225. Leiden, 22 September 1876. De Commissie van Fabricage heeft, bij het hiernevens gevoegd rapport, de billijkheid aangetoond van het verleenen van een uitstel van zes maanden aan de heeren J. J. Hasselbach en H. M. D. Van Gelder, voor het ople veren van de werken aan het plantsoen en de Binnefivestgracht bij de voor malige Hoogewoerdspoort en voor het onder dak brengen van de door hen te bouwen buizen aldaar. Wij kunnen ons met de door die Commissie aangevoerde motieven zeer wel vereenigen en hebben de eer uWe vergade ring voor te stellen de in genoemd rapport bedoelde termijnen met zes maanden te verlengen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 27 September 1876. Bij Raadsbesluit van 20 April dezes jaars is aan J. J. Hasselbach en H. M. D. Van Gelder op hun verzoek in eigendom afgestaan een gedeelte der Binnenvestgracht tot het Levendaal en twee strooken gronds buiten de voormalige Hoogewoerdspoort en op het Plantsoen onder de daarbij ver melde voorwaarden waaronder ook 1°. dat die gracht wordt gedempt, de daarover en daar langs liggende walmuren worden opgeruimd en in het te dempen gedeelte worden aange legd 80 meters riool met waterdichte beerputten en de noodige uitstortings buizen straatkolken en waterloozingenbenevens eene houten schoeiing wordt gemaakt op het einde der gedempte gracht, bij het Levendaal; 2°. dat de coupure in het Plantsoen wordt ontgraven tot op eene door- vaartwijdte van vier meters; 3°. dat de uitvoering van die werken en de overdracht van grond is ge schied vddr den len November dezes jaars, en de op het verkregen terrein te bouwen huizen binnen twee jaren na de dagteekening van het raadsbe sluit en dus vódr 20 April 1878 onder dak zijn gebracht; 't Was aan de belanghebbenden vrijgelatenom met de uitvoering van die werken gelijktijdig aan te vangen en geregeld voort te gaanmaar volgens beschikking van HH. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland mag met de demping der gracht niet worde begonnen dan gelijktijdig met of na het verbreeden der coupure. Onder de voorwaardenwaarop het Hoogheemraadschap van Rijuland zijne toestemming tot de bovenbedoelde demping verleende, behoorde ook dat de coupure tot 8 M. verbreed moest worden en dat, wanneer eene afdamming noodig was, daartoe eene afzonderlijke vergunning moest worden gevraagd. Bij het uitgraven der coupure tot die grootere breedte is geblekendat inderdaad eene afdamming noodig werdaangezien daarin een ouden walmuur werd gevondendie niet opgeruimd kan wordenzonder de coupure droog te maken. De vereischte vergunning tot afdamming is daarop gevraagd en verkregen, doch onder voorwaardedat intusschen met dempen niet zoude worden voort gegaan. Behalve dat reeds daardoor het werk belangrijk vertraagd werd, hebben de belanghebbende Hasselbach en Van Gelder nog een gedeelte van het reeds gedempte water weder in het belang der doorvaart moeten ontruimen. Deze vertraging in den geregelden loop van het werk moet invloed heb ben op de voltooiing, die op 1 November aanstaande was bepaald en op het bouwen der woningendat op het gedempte gedeelte binnen twee jaren moest zijn afgeloopen. Op grond van billijkheid heeft de Commissie van Fabricage de eer voor te stellendie beide termijnen met zes maanden te verlengen en derhalve te bepalen op 1 Mei 1877 en 20 October 1878. Aan HH. Burgemeester Pe Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 226. Leiden, 28 September 1876. Commissarissen van de Nieuwe Sociëteit op de Ruine alhiervragen bij nevensgevocgd adres op nieuw een uitstel van vijf jaren voor het plaatsen van een steenen muur ter vervanging v-an de houten beschutting tot afslui ting van den hun toebehoorenden grond in do Boomgaardsteeg. Op dit verzoek hebben wij Commissie van Fabricage gehoord en deze heeft geen bedenking tegen het toestaan van het gevraagde. Ook bij ons bestaat geen reden tot afwijzing zoodat wij uwe vergadering in overweging geven te be sluiten dat de termijn, laatst verleend bij raadsbesluit van 28 December 1871, te rekenen van 1 October aanstaande, met vijf jaren wordt verlengd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan de Edel-Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekenden Com missarissen van de Nieuwe Sociëteit, op de Ruïne, dat bij dispositiën dd. 19 September 1861, 18 October 1866, en laat stelijk bij uwe dispositie dato 28 December 1871een uitstel van vijf jaren is toegestaan tot het stellen van een steenen muur ter vervanging van de houten schutting, die tot afscheiding dient van den hun afgestanen grond in de Boomgaardsteeg en zulks met afwijking van het bepaalde bij artikel 7 der acte van cessie dato 5 September 1850; dat met 1 October aanstaande deze vergunning ten einde loopt, maar het vooralsnog voor hen zeer bezwarend zou zijn de bepaalde verandering daar te stellen wenden zich tot UEdel-Achtbaren met beleefd verzoek nogmaals tot het stellen der bedoelde muren een uitstel van vijf jaren te verleenengedu rende welken tijd voor het behoorlijk onderhoud der bestaande schutting zal worden gezorgd. 't Welk doende, enz. Namens Commissarissen der N. Sociëteit, N. J. Stallinqa, President. B. Boon Secretaris. N°. 22ff. Leiden, 22 September 1876. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen het afwij zend advies van Burg. en Weth. op het daarbij omschreven verzoek van G. Van Cazant. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRAB BE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 2