155
INGEKOMEN STUKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 337. Leiden, 15 September 1876.
Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek hebben met belangstelling kennis
genomen van het door uwe vergadering in hunne handen ter fine van advies
gestelde voorstel ten aanzien van de administratie der gasfabriek.
De Commissie van Financiën heeft in hare memorie (n°. 143 der inge
zonden stukken) do verhouding dezer administratie tot die der gemeente
zoo helder uiteengezet, dat Commissarissen meenenzich thans niet weder
in alle bijzonderheden te moeten begeven, te meer nu daarenboven het
langdurig voorafgegaan schriftelijk debat genoeg licht heeft opgeleverd om
deze zaak spoedig ten einde te brengen.
Art. 1 van het voorstel bepaalt: 'dat met 1 Januari 1877 wordt inge
voerd het dubbel of Italiaansch boekhouden".
Zooals vroeger reeds werd aangegeven kan bij juiste boekhouding de
methode, volgens welke dit gedaan wordt, geen verschil geven in het eind
cijfer van de winst- en verliesrekening; bij Commissarissen bestaat op dien
grond geen bezwaar om met 1 Januari e. k. in plaats van de enkele boek
houding de thans voorgestelde over te nemen.
Art. 2. »dat vóór 1 Januari 1877 wordt opgemaakt een inventaris van
dc gebouwen en het materieel en dat de waarde daarvan door schatting
wordt bepaald".
Commissarissen kunnen niet toegeven dat de verkoopwaarde van een fabriek
door schatting van de gebouwen en het materieel kan worden bepaald. De
geschiedenis van de taxatie van andere gasfabrieken zooals o. a. te 's Gra-
venhage en te Tielheeft geleerd dat, ofschoon in beide gevallen door
partijen drie bevoegde taxateurs waren aangesteld, ieder hunner een andere
waarde bepaaldeterwijl die waarden niettegenstaande veelvuldig overleg
niet waren overeen te brengen. Waartoe dan deze groote onkosten gemaakt,
wanneer reeds vooraf te verwachten isdat het resultaat zeer twijfelachtig
zal zijnP Kapitaalverhooging wordt daardoor stellig verkregenmaar daaraan
blijft dan het groote nadeel verbonden dat bij mogelijke liquidatie de zeker
heid wegvalt, dat eene aanzienlijke overwaarde, zooals thans 't geval zou
zijn, in het bezit komt van de gemeente in vergoeding van de renten en
winstendie nu uit de exploitatie worden genoten. Mocht onverhoopt
blijken uit den verkoop dat de waarde bij taxatie bepaaldniet de juiste is
maar deze veel hooger op de boeken is gesteld dan de reëele waardedan
zou de gemeente in plaats van voordeel een bepaald nadeel lijdenen wel
licht, maar te laat, blijken dat inderdaad in plaats van winst een deel van
het verstrekte kapitaal is verbruikt.
De uitvoerig uiteengezette opgaaf der Commissie van Financiënberustend
op de gegevens van dèn staat, welke uit de verschillende rekeningen van 't her
stellingsfonds werden verkregenleert genoegzaam dat de inventaris over
gebouwen, machineriën enz., wanneer af- en bijschrijving der kosten van
nieuwe gebouwen en werktuigen had plaats gehad in den geest van dit
voorstel, op 1 Januari 1876 niet meer zou bedragen dan 277359.42.
Mocht nu uwe vergadering het denkbeeld der overeenstemming in kapitaal
rekening bij de gemeente en bij de gasfabriek loslaten dan stellen Commis
sarissen u thans voor die bovenvermelde som als de juiste waarde van den
inventaris te bepalen. Naar hunne meening kan geen juister maatstaf gebe
zigd wordente meer daar de volgende administratie alsdan geheel bij die
der vorige jaren zal aansluiten.
Art. 3 zegt »dat in het vervolg nieuwe gebouwen en materieel alsmede
belangrijke vernieuwingen op den inventaris worden gebracht voor het bedrag
dat daaraan besteed is."
Wordt het herstellingsfonds opgeheven zoonis dc voorsteller vraagt en
waarin Commissarissen berusten, dan moet natuurlijk de zoogenaamde af- cn
bijschrijving, die vroeger uit dit fonds plaats had, thans in de rekening
worden opgenomen. Evenzoo geeft dus ook
Art. 4 'telken jarc wordt 6 pCt. van het totale bedrag der gebouwen en
van het materieel afgeschreven en met alle kosten van herstelling en onder
houd gebracht op het debet der winst en verliesrekening" geen bezwaar
daar dit het natuurlijk gevolg is van de opheffing van 't hcrstellingsfonds.
Art. 5. Het herstellingsfonds wordt opgeheven."
Ofschoon Commissarissen met de Commissie van Financiën overtuigd zijn
dat door-dit ionds tot dusverre op zeer doelmatige wijze in de af- en bij
schrijving is voorzien, achten zij nu eenmaal, zij het ook slechts door
enkele leden van den Raad, de verklaring is afgelegd, dat de boekhouding
voor hen niet duidelijk is, het gewenecht om aan het geopperde bezwaar
te gemoet te komen en alzoo blijk te geven dat ook zij prijs stellen op
overeenstemming en goedkeuring.
Commissarissen voornoemd
Aan den Gemeenteraad van Leiden. De Fr emeuy.
P. Du Kieu.
J. I. Van Wensen.
Leiden, 15 October 1876.
Als gevolg van de bedenkingen door den heer Scheltema tegen de gas
fabriek ingebracht, heeft dat geacht lid thans aan uwe vergadering een
voorstel ingediend tot wijziging van de boekhouding bij die administratie.
In overeenstemming met het gevoelen van Commissarissen der gasfabriek
heeft de Commissie van Financiën bij haar rapport, n°. 174 der Handl.
geadviseerd, de bestaande boekhouding in hoofdzaak onveranderd te laten.
Zij zou kunnen volstaan met eenvoudig naar dat rapport te verwijzen
maar nu Commissarissen der gasfabriek van hun primitief gevoelen afge
weken zijn, acht zij het wenschelijk en noodig in eenige nadere ontwik
keling van haar advies te treden.
De bestaande boekhouding wordt door den heer Scheltema hoofdzakelijk
veroordeeld op grond, dat zij, ten gevolge van hare verkeerde inrichting,
niet aanwijst de eigenlijke winst, welke de fabriek gemaakt heeft. De ge
breken uit dat oogpunt zijn breedvoerig aangewezen en van daar het voor
stel tot wijziging van de boekhouding.
Onze Commissie deelt volkomen het gevoelendat de rekening der gas
fabriek niet de zuivere winst der fabriekzaak aangeeft, en dat zij niet bevat
eene werkelijke winst- cn verliesrekening. De leden der Commissie mogen
HANDD. OHM.$1876.
individueel zich in dcnzclfden geest hebben uitgelatenop dat punt is
de Commissie dan ook niet van opinie veranderd. Hetgeen dc gasfabriek
jaarlijks aan de gemeente onder de benaming van winst afdraagt, is ook
o. i. geene winst in de ware beteekenis van het woord.
Nu is echter volgens den heer Scheltema het kardinale punt, de eenige
questie, waarop het aankomt, alleen do winst- en verliesrekening, het recht
begrip van winst. Ware zulks ook naar ons inzicht het geval, wij luidden die
vraag dan niet vermedenmaar zouden onze instemming betuigd hebben met
het gevoelen van den beer Scheltemabehoudens wijziging in enkel opzicht.
Wij hebben evenwel over dit punt gezwegenalleen omdat het naar onze be
schouwing is eene secundaire questiedie eerst ter sprake kan komen
nadat vóóraf een ander punt is beslisthetwelk dit onderwerp in de eersto
plaats beheerscht.
Het is namelijk deze vraag:
óf de gasfabriek moet beheerd worden als ccne op zich zelve staande
fabriekzaak, ongeacht haar bezitter;
óf, dat zij als gemeentelijke-inrichtingonderworpen is aan de wijze van
beheer voor de gemeente-administratie voorgeschreven
Is deze vraag beantwoord, eerst dan komt het onderzoek te pas of do
bestaande boekhouding in overeenstemming is mot de haar, naar voren
staande onderscheiding, te stellen cisclicn. Dan eerst heeft men na te gaan,
hoe de boekhouding moet zijn: voor eene iudustriëelc onderneming óf voor
eene gemeente-inrichting.
Hiermede meenen wij het juiste punt in questie te hebben aangegeven
en daarmede het verschil tusschen den heer Scheltema en onze Commissie
bestaande. Bij het behandelen van deze hoofdquestie kan dus de bestaande
boekhouding voorloopig buiten discussie blijven.
De heer Scheltema nu vordert voor de gasfabriek eene boekhouding
geschoeid op den leest van die oencr industriële onderneming, cn in het
maatschappelijk leven bij elke handelszaak in gebruik. Volgens hem is dus
de fabriek eene gehc I afzonderlijke bezitting der gemeente, eene zelfstan
dige onderneming door dc gemeente als privaat-eigenaar gedreven. Bij
hem lost zich het karakter van gemeente-inrichting geheel op in eene
zuivere handelszaak en wordt de gemeente van publiekrechtelijk persoon
een pur sang koopman. De gemeente treedt op als industriëel, handelende
met eigen kapitaal, om daarmede winst te maken. Is dit inzicht juist
omtrent de verhouding van de fabriek tot de gemeente, dan keuren wij do
bestaande boekhouding af, zooals wij hiervoor reeds te kennen gnven.
Wij deelen eqjitcr de beschouwing van den heer Scheltema niet. De
gasfabriek moge op zich zelve beschouwd eene iudustriëele onderneming
zijn, daaruit volgt niet dat de eigenaar van die bezitting haar, voor zich,
als industriëel moet administreeren. Integendeel, wij beweren, dat de fabriek
juist door dat zij in handen der gemeente, van een publiekrechtelijk lichaam
is, met heirekking tot de gemeente, ten opzichte der administratie liet karak
ter van handelszaak verliest en gemeente-inrichting wordt en als zoodanig on
derworpen aan de wijze van beheer voor gemeentclijkc-administratie geldende.
Met den aard van gemeente is het denkbeeld ten eenenmale in strijd haar
te doen optreden als kapitalist, werkende met kapitaal om daarmede winst to
behalen. De gemeente houdt bij hare administratie geene kapitaal rekening.
Deze bepaalt zich tot eenvoudig beheer der inkomsten en uitgaven. Zonder
te letten op de kapitaalswaardeop het vermogen, dat de gemeente in hare
eigendommen bezit.
De fabriek is dan ook niet daargesteldals handelszaakals middel om
het kapitaal der gemeente productief te makenmaar als inrichting voor
haar eigenhet publiek belang. De dienstbaarstelling der fabriek ten be
hoeve van particulier belang der ingezetenen wns bijzaak. Waar zij in
deze laatste betrekking treedt op het gebied van industriemoet zij wel met
derden handelen als industrieel, maar in hare verhouding tot de gemeente
behoudt zij haar primitief karakter en staat gelijk met de overige bezittin
gen der gemeente.
De heer Scheltema erkent, dat de gemeente geene andere administratie
kent dan eene kasrekeningdie alleen constateert do uitgaven en inkomsten.
Gemeentebehcer sluit uit winst- en verliesrekeningfabriekrekening enz.
Wij zijn het daaromtrent eens.
Op grond van deze beschouwingen hebben wij de bestaande boekhouding
in beginsel verdedigd omdat zij au fond zich bepaalt tot eene kasrekening.
De inkomst bestaat uit het saldo der exploitatie, de uitgaaf, in de kosten
aangewend voor de instandhouding, vernieuwing cn uitbreiding van de
inrichting zelve. Beide, ontvangsten cn uitgaven, hoewel niet altijd in den
vormzijn steeds van elkander afgescheiden gehouden.
Wij hebben ons steeds bij de hoofdquestie bepaaldhet soort van beheer,
koopmansboek houden of gemeente-administratie. Omtrent de inrichting van
beide wijzen in hare onderdedenis de bestaande slechts goedgekeurd,
onder voorbehoud van mogelijke wijziging. Deze wijzigingen kunnen eerst
met vrucht besproken wordennadat do hoofdquestie is uitgemaakt.
Ten einde tot eene gewcnschte oplossing in deze te gerakenonderwerpen
wij aan dc beslissing van uwe vergadering deze vraag:
Moet het beheer der gasfabriekbeschouwd als handelszaak en ingericht
worden als eene koopmansboekhouding in den geest van het voorstel van
den heer Scheltema, ofwel als gemeente-inrichting naar de wijze voor dc
gemeente-administratie voorgeschreven, zooals door onze Commissie is aan
gegeven
Bij deze laatste wijze van beheer bepaalt dan de taak van do speciale
Commissie met de administratie belust, zich tot het houden cn afleggen
van rekening van het toevertrouwde kapitaal voor exploitatie, met uitkeering
van het daarmede verkregen saldo cn tot verantwoording der gelden bestemd
of toegestaan ter bestrijding van de kosten voor onderhoudvernieuwing
en uitbreiding der inlichting. Naar ons inzicht is deze laatste wijze van
beheer do cenig aannemelijke, als in overeenstemming met de geheele huis
houding der gemeente.
Wij voegen hierbij de misschien noodclooze opmerking, dat het batig
saldo, naar deze wijze van beheer, jaarlijks aan de gemeente af te dragen,
nimmer kan beschouwd worden als het cijfer der winst, die dc fabriek als
handelszaak heeft opgeleverd. Wil men die winst nagaanter bcoordecling
van den kostenden prijs van het fabriekaathet gasdan zal die afzonder
lijk op andere wijze moeten berekend wordenin verband met het kapitaal
verstrekt voor en vertegenwoordigd door de fabriek in hare gebouwen,