121 contract over den aanleg van eene duinwaterleiding, zich zonde bepalen bij het goedkeuren van een paar oppervlakkige voorwaarden, terwijl hij al de overige details, die zeer ingrijpend zijn, aan het Dagelijksch Bestuur overliet. Dat kan de bedoeling van de gemeentewet niet zijn. Zij neemt integendeel in art. 142 aan, dat het zeer geoorloofd is, dat de Baad zich de vaststelling voorbeboude der bestekken van aanneming van de geringste openbare gemeente-werken. Hier in Leiden doen wij dit in den regel niet en laten het aan het Dagelijksch Bestuur over. Waar dus de gemeentewet meent, dat de Baad kan geroepen zijn om over de details van betrekkelijk onbe langrijke openbare werken te oordeelenzal zij wel bedoeld hebbendat de Baad dit bij een werk, zoo belangrijk als dit, verplicht is te doen. In den geest der gemeentewet acht ik mij dus niet verantwoord bij zulk een gewichtig werk, dat de gemeente voor 50 jaren bindt, aan Burg. en Weth. de eindbeslissing over te laten. Dat is echter natuurlijk eene geheel sub jectieve opinie, die ik omtrent mijne roeping en mijn plicht als lid van den Gemeenteraad koester. De heer De Laat de Kanter. Ik heb, wat mij zelf betreft, geen prin- cipeel bezwaar tegen het verlangen van den heer Cockmaar ik vrees alleen dat het niet strooken zal met de inzichten van de concessionarissen. Ik wil volstrekt geene overdreven eischen stellen en beweer niet dat de Baad aan het Dagelijksch Bestuur de beslissing moet overlaten. Ik voor mij wil mij dan ook gaarne aan het verlangen onderwerpen maar als de conces sionarissen daarmede geen genoegen nemen, dan staat de zaak weer op losse schroeven. De heer Goudsmit. Dat de Baad verlangt dat het financieel belang van de gemeente behartigd en de contröle verscherpt worde, zal, geloof ik, den concessionarissen niet derenmaar bovendien de Baad moet al die waarborgen hebbendie hij noodig acht. Ik heb voorgesteld en de heer Cock heeft zich meen ikmet dit voorstel vereenigdom achter de laatste woorden van het voorstel van Burg. en Weth. te voegen: ^behoudens goed keuring van den Baad". De heer Cock. De redactie van den heer Goudsmit drukt volkomen mijn gevoelen uit. Ik dank hem voor de moeitedie hij heeft genomen. De heer Goudsmit. Ik acht het wenschelijk dat uu de voorwaarden zeiven allereerst in doscussie komen. De heer Cock. Mijne bedoeling was ook alleen door deze discussie over het eigenlijke voorstel van Burg. en Weth. meer vrij te zijn bij de behan deling der voorwaarden zeiven en ze dus niet te beschouwen als eind- voorwaarden. De heer Goudsmit. En bovendien is het niet te verwachten dat de Baadna eenmaal deze voorwaarden te hebben vastgesteld lichtvaardig en zonder noodzaak, daarin nieuwe wijzigingen zal brengen. De heer De Laat de Kanter. -Maar zijn alle bezwaren niet opgeheven door de bepaling dat de concessie eene voorloopige is? De heer Goudsmit. Dat bezwaar van al of niet voorloopig is chiméri- que. De concessieonder voorwaarde verleendis geen definitieve. De heer Bijleveld. Ik moet de vrijheid nemen tegen de bewering van den heer Goudsmit eene bedenking in het midden te brengen. Ais wij de concessie geven, zooals nu is voorgesteld, geven wij werkelijk eene definitieve concessie. Zelfs al werden de voorwaarden niet uitgevoerdzou de concessie blijven bestaan. De heer Goudsmit. Het is eene concessie onder opschortende voorwaar den. Worden die niet vervulddan is er geen concessie. Men kan het woord «voorloopig" mijnentwege er bijvoegen maar het is niet noodig. De heer Bijleveld. Er wordt geen tijd bepaaldbinnen welken overeen stemming omtrent de plannen moet zijn verkregen. Heeft de gemeente concessie verleenddan is zij daaraan voor 50 jaren gebondenal wordt tengevolge van niet-goedkeuring der plannen het werk niet uitgevoerd. De heer Goudsmit. Als de plannen niet worden goedgekeurdzoo geldt quod nullum est nullos habet ejjectus. De heer Cock. Waai twee heerenzoo uitstekend bevoegd om over rechts-quaesties tv oordeelenredetwisten en van gevoelen verschillendurf ik niet tusschen beiden komen en vraag of hetom alle quaesties te voor komenniet voldoende zou zijn te spreken van eene «voorloopige" concessie. De Voorzitter. Dan zal ik straks de alzoo gewijzigde conclusie in stemming brengen. De heer Cock. Ja, mijnheer de Voorzitter! maar ik wenschte toch ook tegemoet te komen aan het bezwaar van den heer Bijleveld. Hij is niet gerust en ik, die trouwens wel eens geneigd ben pessimistisch te denken, ben het ook niet geheel. Welk kwaad zoude er in zijn hier eene tijds bepaling in te lasschen? Wat denkt de heer De Kanter b. v. van een half jaar? De heer Bijleveld redeneert, indien ik hem goed begrijp, aldusde Baad geeft heden concessie; wel is waar onder de reserve, dat men over sommige voorwaarden nader zal onderhandelen en het eens worden. Stel echter eens, dat men het over die voorwaarden moeielijk eens kon worden en dat concessionarissen daarom die onderhandelingen jaren lang, des noods 50 jarensleepende hieldendan zouden wij al dien tijd gebonden zijn en al dien tijd zonder waterleiding zitten. De heer Goudsmit betwist deze redeneering. Ik heb getracht beide heeren tot elkaar te brengen door te spreken van eene voorloopige concessie. Doch ik geef toe, dat deze wijzi ging den heer Bijleveld niet geheel kan bevredigen. Als wij er dus eens eene tijdsbepaling bijvoegden, b. v. één jaar, of een half jaar? De heer Goudsmit. Daar zullen heeren concessionarissen u wel hartelijk voor bedanken. Zij zullen niet alle moeite en opofferingen doen om over een jaar de concessie weer kwijt te raken. De heer De Laat de Kanter. Men zou kunnen bepalen, dat binnen zekeren termijn de plannen bebooren te zijn goedgekeurd, en dat bij gebreke daarvan de concessie vervalt. De heer Van Iterson. Zou het hezwaar niet vervallenindien wij tusschen artt. 3 en 4 een nieuw artikel voegden, luidende: «Wanneer binnen een half jaar na toewijzing der voorloopige concessie de goedkeuring in art. 2 bedoeld niet verkregen is, zal deze concessie geacht worden te zijn ver vallen." De heer Bijleveld. Met zoodanige bepaling zoude ik mij kunnen ver eenigen. Daarmede is mijn bezwaar opgeheven. De heer Goudsmit. Maar het bezwaar is inderdaad denkbeeldig. Het bestaat niet. De heer Van Iterson. In dien strijd meng ik mij niet. Mijn voorstel strekt alleen om den heer Bijleveld te bevredigen. In uw oog kan het toch geen kwaad dat zoodanige bepaling wordt opgenomen? De heer Goudsmit. Ik ben er bepaald tegenik vind zoodanige bepaling overbodig. De heer Bijleveld. De heer Goudsmit wijst voortdurend op het bestaan van voorwaarden. Welke zijn dan toch die voorwaarden? Geen andere dan dat de concessionarissen verplicht zijn plannen in te dienen. Daaraan zullen zij natuurlijk voldoen. En vervolgens: dat als die plannen zijn goed gekeurd de concessionarissen het werk zullen uitvoeren. Nergens vind ik echter, voor het geval dat die plannen niet worden goedgekeurd den toestand geregeld. De heer Goudsmit. Als men de woorden «behoudens goedkeuring van den Baad" aan het slot van het voorstel toevoegt, vervalt dit bezwaar. Dc heer Cock. De zinsnede regelt twee zaken. In de eerste plaats geeft de Baad daarbij concessie, en in de tweede plaats machtigt hij het Dagelijksch Bestuur om te onderhandelen over een contract. De heer Bijleveld nu heeft er vrede mede dat achter het tweede voorstel wordt bijgevoegd «behoudens goedkeuring van den Baad",' maar vreest dat men zal beweren dat die bij voeging alleen slaat op het tweede voorstel en niet op het eerste. Ik kau die vrees wel deelen. De Voorzitter. Ik geloof dat het voorstel van den heer Van Iterson de geheele quaestie coupeert. De heer Cock. Het voorstel van den heer Van Iterson ondersteun ik sterk. De heer Bijleveld. Ik ondersteun mede dat voorstel. De Voorzitter. Als wij zoover komen, zal ik het in stemming brengen. De heer De Laat de Kanter. Ik wensch nog te wijzen op art. 15 der voorwaardenwaarin staat dat de concessionarissen een som van f 50000 deponeerenwelke zij verbeuren als zij niet voldoen aan hunne verplich tingen. De heer Goudsmit. Als men er nu bijvoegt: «bij niet goedkeuring door den Baad vervalt de concessie van rechtswege." De heer Bijleveld. - Variis modis bene fit. Als er slechts in de even tualiteit behoorlijk worde voorzien. De Voorzitter. Zoo nu niemand meer het woord verlangt, sluit ik de debatten over de algemeene strekking van het voorstel en zal ik de artikelen in behandeling brengen. Art. 1. De heer Van Heukelom. Ik zou wel wenschen voor te stellen den eersten regel van dit artikel aldus te veranderen«De concessionarissen zullen de werken maken naar aanleiding van de schetsen indertijd door den gemeente-architect aan de gemeente ingediend." De Voorzitter. Daartegen bestaat zeker geen bezwaar. Wij toch hebben die plannen ook als schetsen beschouwd. De heer Cock. Nu, geloof ik, komt de quaestie te pas wat er onder «gemeentebestuur" te verstaan is. Mij komt de vraag, uit een rechtskundig oogpunt beschouwd niet twijfelachtig voor. Maar wij hebben gezien dat de opvatting van onzen geachten Wethouder van Fabricage eene andere is. Het is hier intusscben de plaats niet om over vragen van gemeenterecht te dis cussieeren. Het komt hier op de bedoeling aanen van dat standpunt kan ik mij zeer goed vereenigen met het denkbeeld van den heer De Kanter, dat men in dit artikel het Dagelijksch Bestuur zal moeten bedoelen. De heer Goudsmit. Is die quaestie niet eerder in verband te brengen met artikel 2? Den eersten maatregel, dien van uitvoering, nemen Burg. en Weth. en de Baad keurt dien goed. Hier behoort onder «gemeentebestuur" dus verstaan te worden Burg. en Weth.; in art. 2 moet voor «gemeente bestuur" gelezen worden: gemeenteraad. Kunnen mijne medeleden zich daar mede vereenigen? De heer Cock. Daarmede kan ik mij zeer goed vereenigen. De heer Van der Lith. (Volgt later.) De Voorzitter. Ja. Verlangt nog iemand het woord over art. 1 De heer Cock. Ik wensch nog eene vraag te doen. Er staat in het artikel dat zij zich verbinden om twintig kilometers pijpen te leggen. Moet dit niet zijn plus minus twintig? De heer Van der Lith. (Volgt later.) De heer De Laat de Kanter. Het net is iets meer dan 20 kilometer, namelijk 20040 M. «Minstens" acht ik dus zeer goed. De Voorzitter. Maar waarom zouden wij het woord «minstens" opne men Het net is toch reeds zoo volledig mogelijk De heer Van der Lith. (Volgt later.) Art. 1 wordt hierop, zooals het gewijzigd is, aangenomen met 21 stemmen tegen 1die van den heer Krantz. Art. 2. De heer Goudsmit. Ik zie hier wel bepaald den tijd waarop de plannen moeten zijn ingediendmaar niet den tijd binnen welken de concessie moet zijn aanvaard. Zooals het nu staatzouden concessionarissen daarmede wel jaren kunnen wachten. De heer Van Iterson. Het doet mij genoegen dat de heer Goudsmit hiervan spreekt. Dit brengt mij op het denkbeeld dat er algemeen eene verkeerde opvatting zou kunnen bestaan, die ik nu bij den heer Goudsmit bespeur. De eerste woorden moeten toch luideD«Binnen drie maanden na de aanvaarding der voorloopige concessie," enz. Want als wij nu be palen dat de plannen moeten zijn aangeboden drie maanden na de defini tieve concessiedan zou een kostbare tijd nutteloos verloren gaan. Ik wensch dus de drie maanden te laten loopen onmiddellijk na de vaststelling der voorloopige concessie. V

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 7