J medegedeelde voorwaarden; en", want het voorstel is tweeledig«ons college te machtigen om met genoemde concessionarissen de vereischte overeenkomst op den grondslag van bedoelde voorwaarden aan te gaan." De «bedoelde voorwaarden" zouden nu behandeld worden. Maar vóór wij die goedkeuren moeten wij weten waartoe hunne goedkeuring ons zal brengen en waartoe zij ons zal verbinden. Zie ik weldan moet ik bekennen dat het Dagelijksch Bestuur daarbij van mij te veel, al te groote macht vraagt. Er zijn hier twee voorstellen. In de eerste plaats om in eens concessie te geven aan de heeren Van der Vliet en Bosch Keitz. Ik neem aan dat het de be doeling is slechts voorloopig concessie te gevenom met die heeren verder te kunnen onderhandelen. Want als de Raad nu reeds terstond definitieve concessie gaf, dan zou werkelijk het geval zich kunnen voordoendoor eenige sprekers gevreesd, dat die heeren later, bij mogelijk niet-eens-worden omtrent de détail-voorwaarden, zoudeR kunnen zeggen: «ik heb concessie gekregen en zoolang ik die bezit, kunt gij aan niemand anders die ver gunning geven." Ik herhaal dan ookdat ik het er voor houddat de bedoeling geene andere is geweest dan slechtstot tijd en wijle men het over alle bijzonderheden der zaak eens zoude zijn, eene voorloopige concessie te gevenal moge het dan ook niet duidelijk uitgedrukt zijn. Het tweede voorstel, en dit is het voornaamste, heeft veel wijder strek king. Het komt daarop neer, dat, als wij maar eens de zeer rekbare en onvolledige concept-voorwaarden zullen goedgekeurd hebbenBurg. en Wetb. gemachtigd zullen zijnzooder eenig verder toedoen onzerzijdseen definitief contract in alle zijne bijzonderheden met concessionarissen te sluiten. Daar tegen héb ik hoofdbezwaar. Zoude het niet veel beter, veel passelijker zijn, dat de Raad de definitieve goedkeuring van het contract aan zich behield? De thans vast te stellen voorwaarden zouden dan in hoofdzaak voor Burg. en Wetb. en de Commissie van Fabricage tot een handleiding kunnen strek ken bij de onderhandelingenten einde niet van een gril als ik mij ver oorloven mag dit woord te bezigen van den Raad afhankelijk te zijn. Door de goedkeuring van die voorwaarden geven wij dus heden een basis aan het Dagelijksch Bestuur waarop het verder kan onderhandelen. Maar dit ontneemt niets aan de noodzakelijkheid om later de voorwaarden zooals zij in een contract zullen zijn geformuleerdaan de goedkeuring van den Raad te onderwerpen. Burg. en Wetb, kunnen daartegen geen bezwaar hebben. Doch er is meer: ik voor mij vat mijne verantwoordelijkheid tegenover de burgerijtegenover de kiezersvan wie daar straks ook al gesproken is zoodanig op, dat zij mij verbiedt, in eene zaak zoo gewichtig als deze, de plichtendie mij zijn opgelegden de daaruit voortvloeiende verplichtingen over te dragen op het Dagelijksch Bestuur. Ik stel zeer groot vertrouwen in dat bestuur, maar dat neemt niet weg dat m. i. bet concipieeren en redi- geeren van een contract, zooals hier bedoeld wordt, met eene maatschappij, die aan baar hoofd heeft bekwame advokatenen in den goeden zin van het woord uitgeslapen mannen eene zaak is inderdaad van zoo moeielijken en ingewikkelden aarddat eene laatste goedkeuring door de leden van den Raad gansch niet overbodig schijnt. Aangenaam zoude ik het verder vinden en hoogst raadzaamdat nog bovendien onze stadseonsulent over zoodanig contract rapporteerde alvorens het definitief geteekend worde. De ondervin ding toch heeft geleerd (o, a. te 's Gravenhage) hoe uit een contractdat 50 jaren zal gelden, ten gevolge van tveranderde omstandigheden, nieuwe uitvindingen enz. zeer moeielijke en ingewikkelde processen kunnen voort vloeien. De stadseonsulent behoort dus daarover te worden gehoord en de Raad eveneens. Wil men dezen weg bewandelen en in dezen geest de goedkeuring der te bediscussieeren concept-voorwaarden opvattendan zal ik gaarne aan die discussiën deel nemen. En nu ik toch over die concept- voorwaarden spreek verklaar ik gaarne dat ik het volkomen met den heer Goudsmit eens ben, dal, wanneer daarin gezegd wordt, dat ook het tech nisch plan door het «gemeentebestuur" moet goedgekeurd worden er geen twijfel kan zijn of men moet daardoor verstaan goedkeuring van den ge meenteraad, niet enkel goedkeuring van Burg. en Weth. Men heeft slechts het eerste artikel der gemeentewet op te slaan om zich daarvan te over tuigen, om niet te spreken van art. 126 en anderen. Doch ik doe dien geachten spreker opmerken, dat die, m. i. allezins juiste, opvatting van het woord «gemeentebestuur" door den geachten Wethouder De Kanter niet schijnt gedeeld te worden. Bij de discussie zal dit punt dus nader moeten beslist worden. Mocht ik verder aan deze discussie deelnemen, dan is ditik herhaal ditin de opvatting dat de te behandelen voorwaarden zullen zijn een basis voor de Commissie van Fabricage of het Dagelijksch Bestuur om te onderhandelen. Zij moeten aan de concessionarissen kunnen zeggendeze hoofdpunten vindt de Raad goedlaten wij nu verder onder handelen. De definitieve voorwaardendie het gevolg zullen zijn van die onderhandelingen behooren dan echter door den Raad nog te worden ge arresteerd en gehomologeerd. De heer Goudsmit. Ik geloof dat er geen bezwaar kan bestaan tegen het denkbeeld van den heer Cock en dat Burg. en Weth. inderdaad het zelfde beoogden, al staat dit niet zoo duidelijk vermeld. Het doel van Burg. en Wetb. was, geloof ik, ook geen ander dan een basis van onder handelingen vast te stellen, om later de gebeele zaak definitief terug te brengen bij den Raad. De Voorzitter. Dat lag niet in de bedoeling van Burg. en Weth. Zjj waren van meening dat, als de nu voorgestelde artikelen werden aange nomen, een basis zou zijn verkregen om, namens den Raad, met de conces sionarissen een contract te sluiten. De beer Goudsmit. Dat is niet noodig. Aao alle bezwaren kan wor den tegemoet gekomen langs den weg door den heer Cock aangegeven. Burg. en Weth. zeggen aan concessionarissen: ziet hier onze basis van onderhandelingen. Wilt gij deze, dan concipieeren wij een contract dat wij bij den Raad lot goedkeuring terugbrengen. Ik geloof stellig dat de conces sionarissen bereid zullen worden bevonden dien weg te volgen. De heer Cock. Ik wenschte naar aanleiding van het gesprokene door den heer Goudsmit nog dit te zeggendat ik daar straks aan het voorstel van Burg. en Weth. de opvatting heb gegeven die volgens mij er aan ge geven moet worden, maar dat ik zeer wel heb ingezien, dat Burg. en Weth. die opvatting niet huldigen en bepaald vragen om nu eens en vooraltoos ge machtigd te worden een contract te sluiten zonder den Raad verder in de zaak te kennen. Daar verzet ik mij ten sterkste tegen. Eerlijk moet ik bekennen dat, welk vertrouwen ik ook stel in het Dagelijksch Bestuur, zoo als het thans is saamgesteld en zooals het wordt gesecondeerd door de Commissiën van Financiën en van Fabrieage, ik zou meenen mijn plicht te verzaken, indien ik zoo groote vrijheid aan het Dagelijksch Bestuur schonk als het vraagt. Dit is natuurlijk eene individueele opinie van mijdie ik niemand wil opdringen. Mij komt het échter voor dat de zaak veel te delicaat is in hare uitvoering en veel te gewichtig in haar gevolgen om niet al de waarborgen voor eene goede behandeling, die men in zijn bereik heeft, te gebruiken. Het geldt hier toch het stellen van een contract, dat de gemeente 50 jaren bindt. Ik wil er wel bijvoegen dat m. i. aan de voorwaarden ons thans voorgelegdveel ontbreektdat daarin vele lacunes zijn. Ik noem slechts enkele gevallen die daarbij niet voorzien zijn. Wat moet er gebeuren over 50 jaar als de concessie is afgeloopen? Hoe zal het dan gaan met de gronden waarvan Burg. en Weth. zich reeds den eigendom hebben verzekerd en die aan concessionarissen overgaan Zullen de andere grondendie nog niet onteigend zijnonteigend worden ten name van con cessionarissen of ten name der gemeente? En "boe zal het ook met die gronden gaan bij expiratie van de concessie? Zoo zijn er meer vraagpunten. Ik wensch intusscben al de artikelen der concept-voorwaarden niet eens zoo heel nauwkeurig na te gaandaar ik even als de heer Goudsmit ze niet anders wil beschouwd hebben dan als zeer globale voorwaardendienende tot bandleiding voor verdere onderhandelingen. Maar verscheidene punten eiscben wijziging of verduidelijking. Zóó wat betreft den maximumprijs. Men neemt daarvoor aan den prijs te Amsterdam. Beteekent dit den prijs zooals die nu is of wel over tien jaar b. v. zal wezen. Dat is een zaak van belang. Ik zou het zeker den concessionarissen zoo erg kwalijk niet nemen, zoo zijna een contract gesloten te hebben met een gemeenteraaddie volkomen op de hoogte is van de kracht en de gevolgen van contracten voor het geval de prijs van het water te Amsterdam b. v. over tien jaren eens verdubbeld werdook tegen ons zeidennu moet ook hier te Leiden de prijs verdubbeld worden, want anders had in het contract moeten staan: de prijs zooals die was te Amsterdam op dien datum van het jaar 1876. Ook omtrent de overneming van de zaak door de stad, hetzij over 50 jaren hetzij vroeger, is geen bepaling gemaakt. Nu de geheimhouding is opge heven mag ik gerust zeggen dat de andere aanvragers om concessie aan dit punt wel hebben gedacht. Wat zal er over 50 jaar moeten gebeuren? Als die verloopen zijn is het contract geëxpireerd. Aan wien zal het bui zennet dan toebebooren? Of zal men het tegen eenen te bepalen prijs kun nen overnemen Van dat alles is in de concept-voorwaarden niets voorzien. Op dat tijdstip mogen wij toch niet staan d la merci van de concessiona rissen. Zij zijn, ik doe er niets aan te kort, zeer achtbare menschen maar in elk geval behartigen zij de belangen eener maatschappij en boven dien zijn zij even sterfelijk als wij. De heer Goudsmit. Zou wellicht het bezwaar van den heer Cock kun nen worden weggenomendoor achter de laatste woorden van het voorstel van het Dagelijksch Bestuur deze woorden te voegen «behoudens goedkeu ring door den Gemeenteraad P" De heer Cock. Zekermits dan ookwaar van concessie sprake isge lezen worde «voorloopige concessie." De heer Goudsmit. Op die wijze zouden de bezwaren zijn opgeheven. De concessionarissen weten dan dat na de onderhandelingen alsnog de goed keuring van den Raad vereischt wordt. De heer De Laat de Kanter. Als het denkbeeld van de beide vorige sprekers ingang vindt, dan vrees ik dat wij later eene herhaling zullen hebben van de discussiën van beden. Door den heer Cock is, evenals door den heer Bijleveld, opgemerkt dat de concessionarissen zouden kunnen zeggen: tbans hebben wij de concessie en behouden die, ook al worden wij bet niet eens over de voorwaarden. Die opmerking is misschien zeer juist, ep daarom acht ik bet ook zeer wenschelijk dat daartegen voorzien worde, door te spre ken van eene voorloopige concessie. Maar m. i. behoort het geheel en al tot den werkkring van Burg. en Weth., als eenmaal de Raad besloten heeft de concessie te verleenen en de voorwaarden waarop het zal geschie den zijn vastgesteldom dan aan dit besluit van den Raad uitvoering te geven door het sluiten van eeD contract met de concessionarissen. De heer Cock heeft gewezen op eenige lacunes in de voorgestelde voorwaardeno. a. dat niet zou bepaald zijn wat over 50 jaar moet geschieden. Ik kan dien spreker geruststellen. Er kan een artikel worden bijgevoegdbevattende daaromtrent dezelfde voorwaarde als door een der andere maatschappijen is gesteld, namelijk: het recht tot overname tegen het twintigvoud van het bedrag der gemiddelde winst over de laatste drie jaren. Deelt echter de Raad het gevoelen van den heer Cock en wenscht men latere goedkeuring van het contract, dan zal men dezelfde discussie weer daarover hebbendie nu gevoerd wordt. Daar straks verzekerde ik dat de heeren Van der Vliet en Bosch Reitz de nu voorgestelde voorwaarden als basis van het contract zullen aannemen. Of zij echter genegen zullen zijn geamendeerde voorwaar den aan te nemendaarvoor durf ik niet instaan. Bij het voorstellen van amendementen zal men dus wel doen altijd eenigszins voorzichtig te zijn en zich binnen zekere grenzen te beperken. Met de bijvoeging van de bepa ling omtrent de overname over 50 jaren nemen de concessionarissen echter genoegen. De heer Cock. Ik wil alleen op het gesprokene door den heer De Kanter antwoorden dat, indien ik nu reeds gesproken heb van lacunes, die in de voorwaarden bestaandit alleen geschiedde om aan te toonen hoe noodzake lijk het is, dat de gemeenteraad zelf het contract later nog eens a tête réposée overwege en het eerst dan finaal homologeere en ratificeere. Bij de beraad slaging van heden mogen die voorwaarden, volgens mijne opvatting, niets anders zijn dan een basis van onderhandeling, waaraan wij onze goedkeuring hechten. Dat het Dagelijksch Bestuur volgens de gemeentewet geroepen is de besluiten van den Raad uit te voerengelijk de vorige spreker be toogde, betwist ik geenszins. Maar het is bier de vraag, in hoever die besluiten in hunne details moeten uitgewerkt zijn alvorens er de uitvoering van te geven aan het Dagelijksch Bestuur. Om die Teden verlang ik vast stelling van bet contract door den Raad. De uitvoering van dat aldus vast gestelde contract wensch ik volstrekt niet aan Burg. en Weth. te ontne men. Ik geloof echter niet dat het in den geest der gemeentewet zon zijn, dat de Raad bij eene zoo uiterst belangrijke zaak, als het aangaan van een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 6