117
De heer Juta. Ik moet beginnen met mijn leedwezen uit te drukken
dat vdór de behandeling dezer zaak de geheimhouding niet is opgeheven.
Het is reeds gebleken, o. a. toen de heer Bijleveld het woord voerde, dat
zulks een hindernis is voor de vrije uiting der gedachten. Ook ik zal
daardoor misschien in moeielijkheid komenmisschien te ver gaandoch
trachten binnen de perken te blijven door de geheimhouding opgelegd.
Mocht echter een der leden eer. voorstel willen doen tot opheffing daarvan
dan zal ik mij gaarne daarbij aansluiten. Burg. en Weth, en de Commissie
van Fabricage zijn hoofdzakelijk uitgegaan alleen van het financieele stand
punt, terwijl het technische gedeelte geheel op zijde gelaten is, en zulks is
m. i. voor ecne juiste beoordeeling niet goed. Door één der concessionarissen
ik mag niet zeggen wie is verwezen naar het plan van den gemeente
architect, met bereidverklaring dat plan te volgen en daarnaar heeft hij ook
inderdaad zijne berekeningen gemaakt. Nu zijn er verschillende aanvragers,
terwijl één daarvan natuurlijk de meest gunstige fiDancieele voordeelen aan
biedt; daarom en daarom alleen nu is deze voorgedragen. Maar indien nu
de voordracht is aangenomen en het blijkt dat het technisch gedeelte van
de aanvtaag niet voldoet, dat bijv. ook ik ben geheel leekmaar wensch
een paar punten te mogen releveeren het reservoir te klein isde
hoogte van den watertoren te geringdat de geheele aanleg met één
woord veel te bekrompen is, zoodat per slot van rekening zoude blijken dat
voor de concessie, die deze aanvragers verkregen, omdat zij inderdaad gun
stige financieele voorwaarden aanbodengeheel onvoldoende zal ingeschreven
zijn en de waterleiding, in plaats van f 450,000, bijv. 6 a 7 ton zal kosten
dan zullen wij voor het alternatief staan die aanvrage geheel op zijde te
schuiven en opnieuw te beginnen of de geheele duinwaterleiding te laten
varen. Maar dan zal ook eene grove onbillijkheid tegenover de andere
aanvragers zijn gepleegd, die nu niet in aanmerking zijn gekomen, want
degenendie op ruime schaal eene soliede duinwaterleiding willen daarstellen
en volgens dien maatstaf niet zoo gunstige financieele voordeelen hebben
kunnen aanbieden, zullen feitelijk achter zijn gesteld, terwijl per slot
van rekening toch geen waterleiding van ƒ450,000, maar van 6 a 7 ton
zal daargesteld worden. Daarommijnheer de Voorzitter, ben ik het vol
komen eens met den heer Bijlevelddat wij billijkerwijze nu niet eene
aanvrage in beginsel mogen gunnen met uitsluiting van andere aanvragen.
Wij moeten m. i. eerst deskundigen doen oordeelen over de plannen van al
de aanvragers, ook wat het financieel gedeelte betreft, en dan voorlichting
vragen of inderdaad het plan van dien persoon of van die firmadie bet
zoo goedkoop kan uitvoerengoed te keuren is. Zoolang wij daaromtrent
geer.e zekerheid hebben acht ik mij zedelijk verplicht tegen dusdanige gun
ning te stemmen.
De heer Goudsmit. Ik geloof inderdaad dat wij wederom afdwalen van
ons terrein. Men stelt de zaak voor alsof de concessie zoo maar in blanco
wordt verleend aan de heeren Van der Vliet en Bosch Beitzmaar de zaak
loopt volkomen zooals de laatste spreker bij wijze van wensch heeft uitgedrukt.
De concessie is niets anders dan eene voorloopige conditioneeleindien het
plan zal zijn ingediend, indien dit plan vervolgens door de deskundigen zal zijn
goedgekeurdindien de Baad na ingewonnen advies der deskundigen aan het
plan zijn zegel zal hebben gehecht, dan alleen wordt de concessie verleend.
Men tast dus niet in den blinde en geeft geen rechten hoegenaamd prijs.
Art. 1 zegt o. a.: «De concessionarissen zullen de werken maken volgens
de plannen door den gemeente-architect aan de gemeente ingediendmet
zoodanige wijzigingen als door hen voorgesteld en door het gemeentebestuur
goedgekeurd worden." Dat is derhalve eene conditio sine qua non. Op die
basis steunt, bij goedkeuring van het plan, het verleenen der concessie.
Artikel 2 laat daarop volgen: 'Binnen drie maanden na de aanvaarding der
concessie worden door de concessionarissen de plannen met bijbejioorende
teekeningen van alle werkenvan de prise d'eau tot aan de gemeente Lei
den toeaan bet gemeentebestuur ter goedkeuring aangeboden." Dus al
wat men wenscht is inderdaad hier gerealiseerd. Ik moet nog even terug
komen op hetgeen de heer Van Iterson te berde heeft gebracht: alsof 'ge
meentebestuur" hier beteekende Burgemeester en Wethouders. Ik geloof dat
deze interpretatie onjuist is. De gemeentewet verstaat in bet algemeen, waar
er sprake is van gemeentebestuur, hieronder Burg. en Weth. benevens den
Baad. Bovendien geloof ik datbij eene zaak van zoo grooten omvang en
gewicht, dit volgt uit den aard der zaak en dat eindelijk eene zoo groote
verantwoordelijkheid niet mag worden geschoven op de schouders van Burg.
en Weth. alleen. Wat betreft het beweren dat er geen controle is, waarvan
de heer Bijleveld een grief maakte, zoo bad ik niet dadelijk ingezien dat
art. 11 alleen betrof het gevaldat aan eene naamlooze vennootschap de
concessie wordt overgedragen. Art. 11 is zoo algemeen mogelijk. Het zegt:
»Bij de statuten zal o. a. worden bepaald: a. dat de sub 10 gestelde voor
waarde ook geldt voor elke verandering in de statuten te makenb. dat een
der commissarissen door den gemeenteraad zal worden benoemd; c. dat de
jaarlijksche balans door het gemeentebestuur zal moeten worden goedgekeurd
voordat zij. kan worden vastgesteld. En dit is niet alleen in het geval dat
eene naamlooze vennootschap in de plaats van de concessionarissen treedt,
maar zeer algemeen in elk geval. Maar ik herhaal wat ik gezegd heb:
mocht de heer Bijleveld daarin geen genoegzame controle zienwie zal ons
beletten een scherpere controle vast te stellen? Ik zeide dat wij van het
terrein afdwalen. Hier is de vraag te beslissenkan in geval van goedkeu
ring der plannen door den Baad en de deskundigen aan de concessie al of
niet gevolg worden gegeven? Nu is nj. i. door de bestrijders der concessie
aan te toonendat door de andere aanvragers betere voorwaarden zijn aan
geboden dan door diegenen, aan wie Burg. en Weth. de concessie wenschen
te verleenen. Maar zoolang ons geene betere voorwaarden worden aangeboden,
dan behooren de zoodanige te worden aangenomen die voor de gemeente het
minst bezwarend zijn. Maar, zegt men, wat voorloopig kan schijnen goed te
zijn kan later blijken veel bezwarender te zijn. Dit hangt af van de plans,
^ie zal het ontkennen? Maar daarover zullen wij later hebben te oordeelen;
de concessie is hypothetischindien de ingediende -plannen onze wenschen en
inzichten bevredigen.
De heer Van dek Lith. (Volgt later.)
De heer Habtevelt. Ik doe thans het voorstel, mijnheer de Voorzitter,
om de geheimhouding op te heflenen wel in de eerste plaats op grond
dat het publiek dan kennis kan nemen van het uitgewerkte rapport van de
Commissie van Fabricage, waarvoor ik haar, evenals de heer Van Iterson,
hulde brengmaar ook om verkeerde en scheeve gevolgtrekkingen weg te
nemen, die reeds nu hun weg vinden, en zeker niet zullen verminderen
door de gevoerd wordende discussiën onder den last van geheimhouding.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund.
De Voobzittek. Ik open de discussie daarover.
De heer De Laat de Kanteb. Mijnheer de Voorzitter 1 Ik wensch de
redetien mede te deelen, waarom het voorstel tot geheimhouding van mij is
uitgegaan. Door het gemeentebestuur is eene oproeping gericht aan indus-
trieeien om hunne plannen voor den aanleg eener duinwaterleiding in te
dienen; daaraan is door de ons bekende aanvragers voldaan, die in het ver
trouwen op onze discretie hunne berekeningen in onze banden hebben gesteld.
In het algemeen zijn de industrieelen niet gesteld op openbaarmaking van de
door hen gemaakte berekeningen. En nu acht ik het een moreele plicht die
berekeningen geheim te houden. Een der aanvragers om concessie heeft
zijne aanvraag in druk uitgegeven; dit staat hem natuurlijk vrij, maar de
anderen hebben dit niet gedaanen ik geloof dus dat openbaarmaking
een misbruik van het door hen in ons gesteld vertrouwen zou zijn. Ik ver
klaar mij dus daartegen.
De heer Cock. Ik zou gaarne aan den Wethouder van Fabricage willen
vragen, of de vier firma's, die concessie aanvragen, bij huone aanvrage
uitdrukkelijk het verzoek om geheimhouding hebben gevoegd. Ik doe die
vraag daarom, omdat ik van den moreelen plicht, waarvan de heer De
Kanter sprakniet overtuigd ben. De heeren aanvragers wenden zich tot
het gemeentebestuur om uitvoering te geven aan het plan tot aanleg eener
duinwaterleiding. Zij weten dat de Baad ten deze alleen eene beslissing
neemt en zij weten ook dat het dienzelfden gemeenteraadwaar het geldt
het aanleggen of opheffen van inrichtingen van openbaar nutverboden is
in het geheim betzij te beraadslagen, hetzij te besluiten. Dit staat uitdruk
kelijk in art. 44 der gemeentewet en is trouwens vrij algemeen bekend.
Ieder Nederlander wordt geacht bekend te zijn met 's lands wetten en de
heeren aanvragers zijn uitgeslapen genoeg om de wet te kennen. Als zij
dus niet uitdrukkelijk geheimhouding gevraagd en als het ware bedongen
hebben, houd ik het er voor dat wij door geen moreelen plicht, hoe ook
genaamdtegenover hen gebonden zijn. Zij wisten immers zeer goed dat
de publieke zaak ook publiek zoude behandeld worden. Ik ondersteun dus
het voorstel van den heer Hartevelt en reeds vroeger bad ik dit gaarne
willen doen.
De heer De Laat de Kanteb. De heer Cock heeft mij gevraagd, of ik
kon zeggen of de aanvragers geheimhouding verzocht hadden. Zij verzochten
die niet; waarschijnlijk hebben zij dat overbodig geacht. Het beroep op
art. 44 der gemeentewet gaat echter m. i. niet op. Wij behandelen niet
de aanvragen der andere heerenmaar die van de heeren Van der Vliet
en Bosch Beitz, die op dit oogenblik in openbare discussie zijn; het kan
dus bezwaarlijk gezegd worden dat wij in strijd met art. 44 der gemeente
wet handelen. Mocht dit voorstel worden afgekeurd en aan een der andere
aanvragen de voorkeur worden gegevendan zullen de berekeningen van
dezen op hare beurt een onderwerp van openbare beraadslaging moeten
uitmaken.
De heer Cock. Ik wil alleen antwoorden dat de geheele «anvrage van
de heeren Van der Vliet en Bosch Beitz door ons niet anders kan worden
beschouwd dit is uit de discussie gebleken dan in verband tot de
andere aanvragen Zelfs de concept-voorwaarden der Commissie van Fabri
cage, waarover wij heden moeten stemmen, zijn niet de vrucht alleen van
de aanvragen der heeren Van der Vliet en Bosch Beitz, maar tevens van
de aanvragen en plannen der drie andere concessionarissen. Ik zie dus geen
kans eene splitsing te maken, zooals de heer De Kanter schijnt te willen.
Bovendien de bedoeling der gemeentewet kan niet zijn geweest halve
publiciteit.
De heer Habtevelt. Mag ik opmerken dat het voorstel der Commissie
wat wij thans bediscussieeren is voortgekomen uit de vier aanvragen. Nu
is het zeer zeker noodzakelijkdat men die vier aanvragen kentwil men
juiste gevolgtrekkingen maken.
De heer De Laat de Kanteb. Vooreerst moet ik tegenspreken dat
het plan daaruit is voortgekomen. Maar in de tweede plaats wijs ik op de
Tweede Kamer, waar het geldt de aanvraag om concessie voor eenen spoorweg.
Het is geen gebruik dat de Minister de verschillende aanvragen mededeelt;
bij maakt alleen de concessie bekend waarop hij de goedkeuring der Kamer
vraagt, en daartoe bepalen zich dan ook de beraadslagingen.
De heer Cock. Mag ik den heer De Kanter doen opmerkendat de
Tweede Kamer niet door de gemeentewet wordt geregeerd.
De heer Kbantz. Ik ben begonnen met te zeggen dat ik mij niet
vleide veel ondersteuning voor mijn beginsel te zullen vinden. Maar ik
voor mij heb dien troost, dat men over 25 jaren, waarschijnlijk reeds voor
dien tijd, innig spijt zal hebbendat men niet gedaan heeft wat ik meende
te moeten aanbevelen. Beeds nu blijkt uit de discussie hoe verschillend de
opvatting van sommige artikelen is.
De Voobzitter. Mag ik opmerken dat thans het voorstel van den heer
Hartevelt aan de orde is?
De heer Gocdsmit. Ik wil alleen dit nog zeggen, dat de concessionarissen
waarvan hier sprake is, zoo weinig op geheimhouding zijn gesteld, dat ik
voor de indiening van het rapport de voorwaarden heb geweten.
De Voobzitter. Alleen waren zij bekend aan de leden dezer vergadering
niet aan anderen.
Het voorstel van den heer Hartevelt, tot opheffing der geheimhouding,
wordt aangenomen met 17 tegen 5 stemmen.
Tegen stemdende heeren De Fremery, Librecht LezwijnDe Laat de
Kanter, Van Wensen en de Voorzitter.
De Voobzitter, Dus hebben nu de leden vrijheid over de andere aan
vragen te spreken.
De heer Bijleveld. Straks is door mij bezwaar gemaakt tegen het plan
zooals bet nu is voorgelegd. Ik meende daartoe recht te hebben. In art. 1
lees ik 'De concessionarissen zullen de werken maken volgens dg plannen