124
I
De concessionarissen weten toch dat het gemeentebestuur geen andere me
dewerking kan verleenen.
De heer Van Iteeson. Dan zou ik liever lezen«moreelen steun."
De heer Goddsmit. Ik blijf bij mijn gevoelendat waar iemand vor
melijk belooft, hij ook zeker eene verbintenis op zich neemt. Is er spraak
van medewerking, dan zouden de concessionarissen wel eens tot den Burge
meester kunnen zeggen: waarom hebt gij dezen of genen niet overreed zijn
eigendom over te doen? Tegen de bijvoeging van zedelijke medewerking of
iets dergelijks heb ik minder bezwaar.
Aldus gewijzigd wordt art. 9 goedgekeurd.
Art. 10 (oud).
De heer Van Iteeson. Ik wensch voor te stellen vóór art. 10 eene be
paling in te lasschen in den geest van den heer Bijleveld: «Van wege het
Gemeentebestuur wordt toezicht gehouden over het financiëel beheer der
exploitatie." Voor het geval nl. dat de concessionarissen zeiven exploiteeren.
De heer Bijleveld. Ik zou in overweging willen geven dat het Dage-
lijksch Bestuur dit denkbeeld overnam en later in de definitieve voorwaarden
opnam. Het is moeielijk hier artikelen te redigeeren. En later krijgen wij
de zaak toch terug.
De heer Van Iteeson. Daar heb ik niets tegenwant nu regelen wij
toch de voorwaarden slechts in grove trekken. In het contract moet alles
duidelijk omschreven zijn.
De heer De Laat de Kanteb. In art 10 (oud) moet voor «Gemeente
bestuur" gelezen worden «Burg. en Weth.", niet «gemeenteraad". De goed
keuring der statuten kan men veilig overlaten aan Burg. en Weth. Anders
krijgt men hier eene derde discussie over de concessie.
De heer Goddsmit. Tegen het voorstel van den heer De Kanter ben ik
sterk gestemd. Onze schuldenaar zou zijne verplichting op een ander kun
nen schuiven, zonder goedkeuring van den Baad. Dat gaat niet.
De heer Cock. Ik stel voor in dit artikel te lezen: «de gemeenteraad".
In stemming gebracht, wordt dit voorstel aangenomen met 19 tegen 8
stemmen.
Tegen stemdende heeren De Fremery, Librecht Lezwijn en De Laat de
Kan ter.
Art. 10 (oud) wordt aldus gewijzigd goedgekeurd.
Art. 11 (oud).
De heer Cock. Hier zal «gemeentebestuur" toch zeker «gemeenteraad"
beduiden?
De heer De Laat de Kanteb. Ja, dat is zoo.
Artikel II wordt aldus goedgekeurd.
Artt. 12 en 13 worden eveneens goedgekeurd.
Art. 14.
De heer Cock; Nu geef ik Burg. en Weth. den wenk dit artikel in
rijpe overweging te nemen, en vooral te denken aan de regeling der overname
van alle werkenzoowel voor als na de expiratie der vijftig jaren.
De heer De Laat de Kanteb. Onze bedoeling is hier bij te voegen
dat na 60 jaar de gemeente de zaak kan overnemen tegen het twintigvoud
van de gemiddelde winst over de laatste 3 jaar. Dat is dezelfde voorwaarde
als door de Duitsche maatschappij is gesteld. Ik weet zeker dat de con
cessionarissen met deze bijvoeging genoegen nemen.
De heer Cock. Ik dank den heer De Kanter voor die mededeeling.
Niets zal mij aangenamer zijn dan dat deze concessionarissen de concessie
erlangen op voorwaarden, die èn voor hen èn voor ons billijk zijn.
De heer De Laat de Kantee. Zij geven hierdoor tevens het bewijs
vertrouwen in het welslagen van de zaak te stellen.
De heer Bijleveld. Hoewel de hamer, mijnheer de Voorzitter, reeds
over dat art. is heengegaanzoo zoude ik toch nog een oogenblik willen
terugkomen op art. 13 (oud). Volgens dat art. zal de zuivere winst boven
de 5 pCt. gelijkelijk tusschen de maatschappij en de gemeente worden
verdeeld. Ik heb niets tegen die bepaling maar zij isgeloof ikminder
volledig, want daarbij is niet voorzien in het toch denkbare geval, dat
geen overdracht aan eene maatschappij plaats heeft.
De heer De Laat de Kantee. Ik kan verzekeren dat de concessiona
rissen er niet aan denken zeiven de concessie te exploiteeren.
De heer Bijleveld. Aangenaam zoude het mij zijn dat Burg. en Weth.
mijne opmerking ad notarn namen, om daarop bij de latere redactie der
voorwaarden te kunnen letten.
Art. 14 (oud) wordt goedgekeurd.
Art. 15 (oud).
De heer Goddsmit. Hier moet voor «gemeentebestuur", zeker «Burg. en
Weth." worden gelezen.
Het art. wordt aldus goedgekeurd.
Art. 16 (oud).
De heer Goddsmit. Ik stel voor, tot vermijding van meerdere en meer
kostbare formaliteitenhet benoemen van één arbiter niet aan de rechtbank
maar aan den kantonrechter op te dragen.
Aldus gewijzigd wordt art. 16 goedgekeurd.
Nu is aan de orde de conclusie van het voorstel van Burg. en Weth.
luidende, zooals die door de voorstellen van de heeren Van Iterson en
Goudsmit gewijzigd is, als volgt: «Wij stellen uwe vergadering alsnu voor
om aan de heeren Mr. W. Van der Vliet te Amsterdam en Mr. C.
Bosch Keitz te Den Helder voorloopige concessie te verleenen tot het maken
aanleggen en exploiteeren van eene waterleiding van de duinen nabij Katwijk
tot- en in de gemeente Leiden onder de boven medegedeelde voorwaarden
en ons college te machtigen om met genoemde voorloopige concessionarissen
de vereischte overeenkomst op den grondslag van bedoelde voorwaarden aan
te gaanbehoudens goedkeuring van den gemeenteraad."
De heer Jüta. Ik wensch nog even de reden op te geven waarom ik
tegen de conclusie zal stemmen. Er wordt aan de concessionarissen eene
concessie toegestaan wegpns het financieel voordeeldat hun aanbod voor de
gemeente oplevert. Ik nu ben overtuigd, dat indien het plan tot stand
komt en 20 kilometers pijp in de stad zullen liggen, de som van 4y ton
niet voldoende zal blijken te zijn en wij dus later toch genoodzaakt zuHen
zijn een minder gunstig financieelen toestand goed te keuren.
De heer Bijleveld. Bij den aanvang der discussie werden mijnerzijds
bedenkingen tegen het voorstel in het midden gebracht. Door de ontvangen
inlichtingen van het Dagelijksch Bestuur en vooral ook van den geachten
voorzitter van de Commissie van Fabricage en door de aangebrachte wijzi
gingen zijn mijne bezwaren grootendeels opgeheven en zal ik alsnu gaarne
mijne stem aan de voordracht geven.
De heer Cock. Ik ben zeer voor deze geheele zaak en zal er duszooals
zij nu geregeld is, van ganscher harte vóór stemmen. Ik vraag dan ook
alleen het woord naar aanleiding van de opmerking van den heer Juta,
dat de kosten later zullen blijken meer dan 4^- ton te bedragen. Zonder
te beweren zaakkundig te zijn, ben ik het op dit punt met dien heer eens,
doch ik doe hem opmerkendat dit slechts een zeer zijdelingsch eflect op
den financieelen toestand der gemeente kan uitoefenen. Wij garandeeren
de rente voor niet meer dan 4* ton. Het eenige gevolg van hoogere aan-
legkosten zou dus voor ons zijn, dat wij zooveel jaren langer winst zouden
derven. Maar wij kunnen nooit meer betalen dan de renten van 4j ton.
De heer Jdta. Diezelfde redenen brengen mij juist tot de overweging
dat den drie anderen aanvragers onrecht wordt gedaan. Bij slot van reke
ning zal dus kunnen blijken dat de aanleg der duinwaterleiding minder
gunstig resultaat heeft opgeleverd voor de gemeente dan de andere con
cessionarissen aanboden die natuurlijk een minder voordeelig aanbod kon
den doen, omdat zij meer solide en juist raamden.
De heer Debcksen. Ik wensch alleen nog te verklaren dat ik voor de
conclusie zal stemmen, op grond van het zeer voorloopig karakter dezer
voorwaarden.
De conclusie wordt hierop aangenomen met 20 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Juta en Krantz.
X. Voordracht tot nadere regeling van de jaarwedden van den directeur
en den boekhouder der stedelijke gasfabriek, concept-verordening, houdende
reglement op het beheer en bestuur dier inrichting; voorstel van den heer
J. Scheltema betrekkelijk de boekhouding.
(Zie Ing. St. nos. 7, 17, 88, 117, 134 en 143.)
De Vooezittee. Ik heb een brief ontvangen van den heer Scheltema
van den volgenden inhoud
Heemstede, 12 Juli 1876.
Edel-Achtbare Heer!
Uit het convocatie-biljet voor de vergadering op morgen zie ik dat onder
n°. 10. aan de orde zijn gesteld de voordracht en concept-verordening, met
een voorstel van mijde gasfabriek betreffende. Aangezien ik morgen niet
tegenwoordig zal kunnen zijn, neem ik bij deze de vrijheid u te herinneren
dat ik in mijn antwoord (Hand. n°. 134, verz. bij de Leidsche Ct. van
27 Juni) op het advies van HH. Commissarissen der gasfabriek over mijne
memorie, wel een voorstel heb aangekondigd, maar dat ik daaraan nog
geen gevolg heb kunnen gevenomdat ik eerst dan een voorstel wensch
Te doen, wanneer de schriftelijke gedacbtenwisseling over den inhoud mijner
memorie is afgeloopen. Eerst dezer dagen, bij de Leidsche Ct. van 10
Juli, is verschenen het advies van de Commissie van Financiën, in wier
handen mijne memorie in de raadsvergadering van 22 Mei was gesteld.
Dat advies moest ik niet alleen afwachten, maar ik meen het ook kor-
telijk te moeten beantwoorden alvorens een voorstel te doen.
Het was mij dus nog niet mogelijk mijn voorstel in te dienen, hetgeen
nu echter zoo spoedig mogelijk geschieden zal. Uit dien hoofde neem ik
de vrijheid u beleefd te verzoekenaan den Baad te willen voorstellen om
de behandeling van de onder n°. 10 vermelde onderwerpen te verdagen tot
na de indiening van mijn voorstel, aangezien ze daarmede in het nauwste
verband staan.
Met verschuldigde hoogachting heb ik de eer te zijn
Edel-Achtbare Heer,
Den Heer Voorzitter van den Uw dienstw. dienaar
Gemeenteraad van Leiden. J- Scheltema.
Dientenvolge stel ik voor de zaak uit te stellen.
De heer De Fbemeby. Tegen den wensch van den heer Scheltema, om
deze zaak op heden nog niet te behandelen, bestaat, zoo ik meen, geen
overwegend bezwaar bij Commissarissen van de gasfabriek. Ik herinner
alleen dat ons voorstel reeds is gedaan in de eerste dagen van Januari, zoo
dat sinds dien tijd reeds 6 a 7 maanden zijn verstreken. Ik zou daarom
tot den heer Scheltema, ofschoon hij thans niet tegenwoordig is, wel het
verzoek willen richten zijn voorstel zoo mogelijk binnen veertien dagen
te willen inzenden.
De Vooezittee. Burg. en Weth. nemen het voorstel van den heer De
Fremery gaarne over.
Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten.
VERBETERING. Bladz. 117, kol. 2, reg. 8 v. o., staat dat het voor
stel van den heer Hartevelttot opheffing der geheimhouding, werd aange
nomen met 17 tegen 5 stemmen; dit moet zijn: met 15 tegen 7 stemmen.
Tegen stemden de hh. De Fremery, Librecht Lezwijn, De Laat de Kanter,
Van Wensen, Van HeukelomDu Rieu en de Voorzitter.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.