114 Leiden, 15 Juni 1876. In overleg met den heer schoolopziener in het 3e district van Zuid holland, hebben wij de eer u te verzoeken aan den gemeenteraad te willen voorstellen, dal aan de openbare scholen voor on- en minvermo genden het aantal onderwijzers 2e klasse met één vermeerderd en het aantal hulponderwijzers met één verminderd worde. Wij gevoelen ons tot dit verzoek genoodzaakt door de mislukking van de bij herhaling aangewende pogingen tot vervulling der bestaande vacaturen. Op de herhaalde oproepingen melden zich weinig of geen sollicitanten aande vacaturen blijven onvervuld en het onderwijs ondervindt daarvan de nadeeligste gevolgen. Wanneer uit de thans ingediende voordrachten benoemingen zijn geschied, blijven nog zeven plaatsen open, welk getal vermoedelijk eerstdaags weer grooter zal worden door de benoeming van een onzer hulponderwijzers elders. De oproepingen zijn reeds geschied op het maximum der jaarwedde, f550, en met het oog op verscheide- nen van ons personeel, die reeds sedert eenigen tijd goede diensten hebben bewezen tegen een salaris van /550, zouden wij niet gaarne zien, dat aan nieuw-aankomenden, misschien personen van even 18-]arigen leeftijdeene hoogere jaarwedde werd toegelegd. Toch heeft de onder vinding geleerd, dat voor f560, geen werkkrachten meer te bekomen zijn. Wij meenen met ons verzoek te handelen in hel belang van het onderwijs, dat reeds te lang door het gebrek aan personeel geleden heeft, en vleien ons, dat eene oproeping van onderwijzers op eene jaar wedde van f 600—800 meer kans op slagen aanbiedt en ons werkkrach ten zal verschaffendie door hunne meerdere jaren en ondervinding een dergelijk salaris meer waard zullen zyn. Tevens zou door dezen maat regel de billijkheid tegenover het beslaande hulppersoneel ook niet uit het oog verloren worden. De hoofdonderwijzers der openbare scholen voor on- en minvermogenden. Aan Heeren Burgemeester en J. 1'. Labcel. Wethouders van Leiden. A. Van der Harst. N. P. Brouwer. J. Wüyster. N°. 163. Leiden, 21 Juli 1876. In verband met het voorstel om den koopprijs van den grond bij de voormalige Marepioort, aangevraagd door G. Tibboel, vast te stellen op 2 per centiare, schijnen er, onzes inziens, alleszins termen te bestaan om een diergelijk besluit te nemen ten aanzien van het verzoek van L. Maas om grond aan den vestwal bij de Kaiserstraat ter bebouwing, tegen de inwilliging waarvan wij op zich zelve geen bezwaar hebben. Bovendien komt ons'een koopprijs van f 2 per centiare in dit gedeelte der gemeente volstrekt niet te hoog voor en zouden wij het ten sterkste ontraden om lot den afstand tegen een minderen prijs over te gaan, niet zoozeer met het doel om de gemeentekas met eenige honderden guldens te bevoordeelenals wel ten einde te voorkomen dat gemeente- grond verre beneden de waardedie daaraan ontegenzeggelijk moet worden toegekend, worde afgestaan, en de ondernemers van bouwplannen zullen voorzeker daarvan niet worden afgeschrikt door de betrekkelijk geringe som waarmede de kosten van hel bouwen ten gevolge van de betaling van den voormelden koopprijs zullen worden verhoogd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N° 164. Leiden, i\ Juli 1876. De kennisneming van het rapport van Burgemeester en Wethouders in zake de markt- en liggelden heeft ons tot de overtuiging geleid dat het bedrag dier heffingen in geenen deele in strijd kan worden geacht met het voorschrift van art. 254 der gemeentewet krachtens welk niet meer mag worden geheven dan noodig is tot dekking van de kosten van aanleg, onderhoud enz., hoezeer wij niet gaarne met Burg. en VJTeth. zouden willen aannemen dat alle door hen opgegeven uitgavenbepaal delijk die voor de vernieuwing van de drie in het rapport genoemde bruggen, in deze in rekening moeten worden gebracht. Die vernieuwin- gen°toch zijn zeker niet geschied alleen met het oog op eene verbetering van den toegang naar de beestenmarkt, maar daartoe had ook moeten worden overgegaan al ware die markt in een geheel ander gedeelte der gemeente geplaatst. Overigens zijn wij met Burg. en Weth. van oordeel dat er noch voor vermindering noch voor afschaffing der bedoelde opheffingen termen be staan en kunnen wij ons mede vereenigen met de voorgestelde wijziging der betrekkelijke verordeningen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij ran J. C. DB.ABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 4