98 De heer Cock. Daarop heb ik gerekend. De heer De Fremery. De meerderheid dezer vergadering is het trouwens eens dat hel onverschillig is of, als een zaak tot stand moet gebracht wor den, wij de vereischte gelden vinden door verkoop van inschrijvingen dan wel door geld op te nemen. Vroeger is reeds in principe aangenomendat als wij geen inschrijvingen meer mochten bezitten wij dan door geldleenin- gen in de behoeften zouden voorzien. Bij de gehoorzaal heeft dit reeds plaats gehad en in Augustus e. k. zal de geheele som reeds zijn terugbe taald, de huur zal dan eene zuivere bate zijn voor de gemeente. Van een min gunstigen toestand onzer financiën kan daarom geen sprake zijnen ik ben integendeel van meening, dat als wij een inventaris opmaken van de gebouwde eigendommen tegenover den verkoop van inschrijvingen, het zou blijken dat de financieele toestand zeer gunstig mag genoemd worden. De heer Cock. Ik dank den heer De Fremery voor de gegeven inlich tingen. Ik zalzooals ik reeds straks zeidetegen de voordracht stemmen maar met het oog op eventueele aanneming er van geef ik Burg. en Wetb. in overweging achter de woorden: »te vinden door verkoop van Inschrijving op het Grootboek" te voegen #of door geldleening." Ik zie nu dat wij in den toestand verkeerenwaarin ik voorzag en ook menigmaal voorspeld heb dat wij zouden komen. Toen ik tien jaar geleden de eer had lid van den Baad te worden, bezat de gemeente nog aan Inschrijving op het Grootboek een kapitaal van eene efiectieve waarde van twee ton. Nu moeten wij gaan leenen. De heer Du Rieu. Ik zal tegen de voordracht stemmen, mijnheer de VoorzitterI omdat ik niet overtuigd ben, al zijn er ook nog zoovele adres sen ingekomen, van de noodzakelijkheid tot uitbreiding der beestenmarkt voor vier markten in het jaar. Mocht het soms moeielijk vallen alle beesten te plaatsendan behoortdunkt mijvoor die enkele keeren daarin door een tijdelijken maatregel voorzien te worden. Maar ik acht mij niet gerechtigd zulk eene aanmerkelijke som toe te staan voor de voorgestelde uitbreiding. Daarenboven ben ik tegen hèt dempen van de Korte Lange- gracht, eene frissche, ruime gracht, die nog beter zou worden als men de gracht verlengde langs de molenwerf. De heer Dercksen. Ik wensch te verklaren, dat ik na hetgeen ik in October te dezer zake heb gesprokenik niet van zienswijze ben veranderd en dus tegen de geheele voordracht zal stemmen. De heer Bijleveld. Ook ik wensch te verklaren dat ik mij genoopt zal zien mijne stem tegen de voordracht van Burg. en Weth. uit te brengen. Bij mij heeft echter het overwicht de zaak van de markt tegen het bou wen eeDer school heb ik geen bezwaar. De Voorzitter. De Commissie van Financiën verlangt de quaestie van het bouwen der school geheel afgescheiden van die der markt. Burg. en Weth. stellen er echter prijs op; dat hun voorstel, zooals het door hen is geformuleerd, in behandeling zal komen. Als de Commissie van Financiën meent amendementen op ons voorstel te moeten indienenkan zij dat doen de Raad zal dan beslissen. Burg. en Weth. achten de bezwaren van de Commissie van Financiën tegen het bouwen der school van geen overwegen den aard. Door den heer Juta zijn reeds die der Commissie, tegen het bouwen der school op de uit te breiden beestenmarkt, in het breede weder- legd. Bij mij staat het vast, dat het althans in de eerste 50 jaren niet te verwachten is dat er behoefte zal zijn aan nieuwe uitbreiding van de markt; zelfs bij toenemende uitbreiding en bloei der markt is dat niet te verwachten. Maar mocht het na zooveel jaren toch werkelijk noodig zijn weder tot uitbreiding der markt te besluiten, welnu, dan zou ik nog geen berouw gevoelen over de thans voorgedragen plaatsing der school. Mocht zich na dien tijd behoefte tot uitbreiding doen gevoelen, welnu, de school zal dan hare diensten gedurende dat tijdvak ruimschoots hebben aangebracht. Wat den toegang tot de markt betreft, aan beide zijden zal men eene ruimte hebben van 7}- m.dus ruimte genoeg om het vee te leidenterwijl men daarenboven op marktdagen bij maatregel van politie nog zou kunnen bepalen, dat eene zijde bestemd is voor het vee, de andere voor toegang tot de school. De heer Habtevelt. Het is der Commissie van Financiën niet voorge komen dat het voorstel tot demping van de Korte Langegracht is gedaan om de school te kunnen bouwen. Thans echter schijnt het er wel iets van te hebben. Wij dachten dat de uitbreiding der beestenmarkt noodig was voor runderenlammeren enz. Is werkelijk die uitbreiding noodigdan moet men de Korte Langegracht daarvoor geheel houdenook met het oog op uitbreiding in de toekomst. Koppelt men echter het bouwen eener school aan die quaestie vastdan moet de Commissie zeggendat zij het noodzakelijk verband tusschen beide niet inziet en integendeel bezwaar heeft een deel van het te verkrijgen terrein voor het bouwen van eene school te bestemmen. De Commissie neemt dan ook geen enkel woord terug van de bezwaren tegen het plaatsen van de school in haar rapport geopperd. Wel is waar heeft de heer Juta de opmerking gemaakt, dat geen enkele van al de adressanten die zoozeer voor de uitbreiding der beesten markt ijverdenzich verzet hebben tegen de oprichting der school op die markt. Maar ik vraagwat kan het die adressanten deerenof en waar eene school zal verrijzenmits zij maar eene voldoende uitbreiding van de markt verkrijgen. Eerst dan zullen zij klagen over het bouwen van de school daar ter plaatse als de tijd gekomen zal zijn(die wij allen hopen dat eens zal komen) dat het gansche terrein voor beestenmarkt blijkt noodig te zijn. Het is, dunkt mij, genoegzaam gebleken, dat wij niet tegen de kosten opzien voor de te bouwen school voor minvermogendenmaar wij wenschen die niet op de te dempen Korte Langegracht. Wij blijven van oordeeldat het bouwen van de school op die plaats onraadzaam is. Waarom zal men een groot flink plein, dat men met veel kosten verkregen heeft, om voor iedere uitbreiding der beestenmarkt ook in de toekomst gereed te zijn, dadelijk weer voor een gedeelte innemen, door er eene school op te bouwen? Zal de nabijheid van de lammerenmarkt geen nadeel voor het onderwijs opleveren? Het gejoel en getier op die markt moet het onmo gelijk maken behoorlijk onderwijs te gevenen zou het niet voorzichtig zijn, vooruit te bepalen, dat er op die dagen vacantie wezen zal? En wat aangaat de bezwaren aan de toegangen tot die school verbondendeze worden m. i. veel te gering geschat. Zonder groote onachtzaamheid kan1 er b. v. een stier losbreken en angst en schrik verspreiden onder een groot aantal kinderen. De groote drukte op de markt is reeds voldoende, om het ter bepaalder tijd ter school komen te belemmeren. De heer Cock heeft de financieele quaestie besproken. Bij ons was slechts sprake van de ƒ20000, benoodigd voor de uitbreiding der markt, en die zijn door ver koop van inschrijving te vindenals besloten mocht worden nog daaren boven ƒ40000 te verkoopen voor de school, dan zal de commissie natuur lijk er op letten of er zooveel inschrijving op het grootboek te verkoopen is. De Voobzitteb. De heer Hartevelt schijnt van meening dat wij de demping van de Korte Langegracht voorstellen om de school te kunnen bouwen. Bij ons vorig voorstel was echter nog geen quaestie van het bouwen eener school. De behoefte aan eene nieuwe school heeft zich eerst later doen gevoelen door vermeerdering van het aantal scholierenwaarvan nu reeds 300 in andere lokalen, op de Oude Vest en de teekenschool op de Breêstraat geplaatst zijn, terwijl met het najaar, door de opheffing van eene particuliere school, 300 kinderen tot onze gemeentescholen zullen overgaan. Daar wij de behoefte tot het bouwen eener school niet konden voorzien tijdens wij ons primitief voorstel deden, kan er dus, dit blijkt duidelijk, geen spraak zijn van eene aaneenkoppeling van beide plannen ter wille van de school ofzooals de heer Cock zich uitdruktevan het voor spannen van het plan tot het bouwen eener school aan dat tot demping der gracht, ten einde het laatste er door te krijgen. Aan Burg. en Weth. gaat echter het verkrijgen van eene goede beestenmarkt zeer ter harte, maar zeer zeker niet minder de stichting van eene school op een zoo uitstekend ge deelte der stad. Ik wenschte nu wel dat de heer Hartevelt met zijn scher pen, helderen blik, Burg. en Weth. eene andere geschiktere plaats kon aanwijzen voor het bouwen van de school. Gesteld echter dat wij in een even geschikte buurt huizen zouden kunnen koopen om in de plaats daarvan eene school te bouwendan ben ik er zeker van dat de Raad er voor zou terugdeinzen met het oog op de enorme kosten. Bij de steeds stijgende waarde der panden en de wetenschap dat de stad perceelen noodig heeft kunnen Burg. en Weth. althans niet inziendat men een voldoend aantal huizen voor een geoorloofden prijs zoude kunnen aankoopen. Wij hebben te vergeefs in alle hoeken van de stad gezocht. En als wij juist in dit gedeelte van de stad de school willen hebbendan is het zaak de school daar te bouwenwaar dit nu wordt voorgesteld. In het rapport van de Commissie van Financiën wordt de meening uitgedrukt als zoude indertijd de derde school voor minvermogenden hebben moeten komen tusschen de gewezen Koepoort en Wittepoort. Ik ben echter zoo vrij op te merken dat nimmer van eene school voor minvermogenden sprake was. De schoolopziener heeft die plaats indertijd aangewezen voor de tus- schenschool. De heer Habtevelt. Als ik nog even antwoorddan doe ik dit om u te doen opmerken, mijnheer de Voorzitter! dat ik de man niet ben, ge roepen om u de plaats aan te wijzen waar een school moet worden gebouwd, en om dan verder aan te toonen wat in uwe redeneering vrij duidelijk uitkomt; als wij de Korte Langegracht niet dempen is er ook geen plaats te vinden om eene school te bouwen. De Voorzitter. Met groote kosten zullen wij wellicht nog wel een plaats kunnen vinden, maar hier hebben wij juist de meest geschikte ge legenheid. De heer Juta. Ik wensch hier nog even op te merken, dat de Commissie van Financien instemt met het voorstel tot demping der Korte Langegracht maar niet met het bouwen der school op die plaats. Zoodoende zoude men dus verkrijgen 1®. de schapenmarkten 2®. een ruim pleinmaar daaren boven zou men dan nog naar eene plaats moeten zoeken en die tegen hoogen prijs kunnen aankoopen om eene school te bouwen. Dat nu vind ik geheel overbodig. Die laatste uitgave wordt door de voordracht van Burg. en Wetb. geheel gecoupeerd. De school moet toch ook komen; wij zouden er dus eene plaats voor moeten vinden. De groote uitgaven voor den bouw dier school kunnen echter verminderd worden door de school te plaatsen op het overschietende gedeelte der Langegracht, dat niet voor schapenmarkt wordt gebruikt. Toevalligerwijze nu is dat overschietende gedeelte der Korte Langegracht ook juist de meest geschikte plaats voor bet bouwen van eene school voor minvermogendenhetgeen zoo duidelijk is aangetoond in de missive van den heer districts-schoolopziener van 11 Mei jl. De Voorzitter. De heer Hartevelt meent dat het de taak van Burg. en Weth. is om eene plaats aan te wijzen voor het bouwen van de school. Volkomen waar, maar het is ook de taak van Burg. en Weth. vooraf deze vergadering te wijzen op de gevolgen, als de school niet geplaatst wordt daar waar Burg. en Weth. dit hebben voorgesteld. De heer De Laat de Kanter. Mijnheer de VoorzitterDe Commissie van Financiën schijnt een bijzonder groot gewicht te hechten aan haar be zwaar, dat door het bouwen van eene school op de te dempen Korte Lange gracht de marktruimte aanzienlijk zal worden verkleind. De heer Juta heeft reeds opgenoemd het aantal lammeren dat op de markt zal kunnen worden geplaatst; heeft de Commissie van Financiën nu ook onderzocht hoeveel lammeren er minder zullen kunnen geplaatst worden door het bouwen van de school op die plaats? Ik betwijfel het. Althans het blijkt nergers uit. Ik heb het echter wel gedaanen het resultaat is dat er 2000 lammeren minder zullen kunnen geplaatst worden als de school komt. De heer Juta heeft bovendien reeds gewezen op het gedeelte van de IJzerengracht dat nog voor de lammerenmarkt kan worden ingerichten dat vrij wel opweegt tegen de ruimte die door het bouwen van de school wordt ingenomen. Een ander bezwaar van de Commissie van Financiën is, dat de toegang tot de school van de zijde van de Mare wordt afgesneden. De groote aanvoeren van vee geschieden met stoombootendie de Oude Vest tot aanlegplaats hebben. Zij kunnen niet in de Korte Mare komen. Al kwam dus het vee niet zoo vroeg in den nacht ter markt dan zou het nog den toegang tot de school aan die zijde niet verhinderen. Maar de voorname toegangen tot de school zullen zijn de Prinsen- en Scheistraten, zoodat er uitdienhoofde geen het minst gevaar of bezwaar voor de schoolgaande kinderen bestaat. Wat nu de gezondheid betreftniemand zal wel gelooven dat het plan is de gracht te dempen met faecaliën het zal geschieden op de gewone wijze met puin en zand. Het bestek zal zorgvuldig worden opgemaakt, en bovendien moet de Provinciale Inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht het plan voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 4