97 alleen ondersteund de bezwaren van den heer Goudsrait tegen de door u, mijnheer de Voorzitter, en den heer De Fremery aan het voorstel gegeven uitlegging. De VOORZITTER. Mag ik den heer Goudsmit verzoeken zijn voorstel te formuleeren De beer Goudshit. Ik stel voor de alinea aldus te lezenBij gebreke van voldoening zal de toegang tot de school kunnen worden geweigerd. Het voorstel wordt niet ondersteund. De verordening op de invordering, in rondvraag gebracht, wordt met 19 stemmen tegen Istem, die van den heer Goudsmit, aangenomen. (De heer Scheltema had de vergadering verlaten.) XHI. Voordracht tot demping van de Korte Langegrachttot oprichting van eene derde school voor minvermogenden en betrekkelijk de verzoeken van G. Tibboel en de firma Jaeger en C°.ter bekoming van gemeentegrond bij de voormalige Marepoort. (Zie Ing. St. nos. 55, 78, 83, 94, 102, 107,108,109,110,111 en 118). De VOORZITTER. Ik open daarover de discussiën. De heer Juta. De Commissie van Financiën heeft slechts voorwaardelijk hare toestemming gegeven aan het voorstel om 20000 disponibel te stellen voor de dempiDg van de Korte Langegracht, op voorwaarde nl., dat op die gracht geen schoolgebouw worde geplaatst. Zij heeft hare bezwaren daar tegen geformuleerd in 4 punten. Het eerste punt (haar hoofdbezwaar) is dat de te verkrijgen schapenmarkt naderhandvooral na de verbetering der communicatiemiddelente klein zoude kunnen worden en men zoude zeggen hoe is het mogelijk dat men daar ooit een schoolgebouw heeft geplaatst? Dat zulk een toestand daar ooit zou geboren worden is, dunkt mij, wel eene illusiewant wanneer ik naga, dat op de tegenwoordige lammerenmarkt 15000 schapen kunnen geplaatst worden en die ruimte door de demping tweemaal grooter zal wordenzoodat er dus 45000 schapen kunnen geplaatst worden ook al wordt de school er gebouwd dan is het niet te ver wachten dat dit getal van 45000 ooit zal worden overschreden. Het is waar dat toen 15000 schapen op de tegenwoordige markt waren gebracht ze ge- droDgen stondenmaar het is ook waar dat in het tegenwoordige plan niet eens is opgenomen de ruimte te verkrijgen door demping van de verlengde IJzerengracht. Dus indien het bovengenoemde groote aantal schapen wordt aangevoerdkan ook daarvan gebruik worden gemaakt tot plaatsing. Het tweede punt betreft den toegang naar de marktdie van de zijde der Mare zoude belemmerd worden door de plaatsing van de school. Twee vrij breede doorgangen zullen daar toch den toegang verleenen. Maar wanneer ik ook bedenk, dat de aanvoer naar de markt gewoonlijk te 1, 2 a 3 uren des nachts plaats heeft, dus als van schoolgaan nog geen quaestie is, dan geloof ik dat die belemmering niet zoo groot is. Nog moet ik opmerken dat van de zijde van belanghebbendendie zoo mild adressen van adbaesie aan het plan hebben ingezonden, na bekendmaking van bet rapport van den gemeente architect, dd. 7 Mei jl.geen enkel bezwaar is ingebracht. Bestond er wezenlijk bezwaar, dat de markt gevaar liep te klein te worden door de plaatsing der school, dan zoude zeker door hen in de eerste plaats op dat gevaar zijn gewezen. Nu zulks niet is geschied, geloof ik ook niet dat bet bezwaar veel geldt. De overige bezwaren van de Commissie van Financiën zijn van anderen aard en raken meer de school en het schoolgaan. De hin derlijke gevolgen, waarop wordt gewezen, zijn waarlijk niet zoo groot, want tusscben de school en de markt bestaat een flinke speelplaats, zoodat het gedruisch en geraas niet zoo onmiddellijk de school zullen raken, maar er ver genoeg van verwijderd blijven. De toegang tot de school op de markt dagen is, geloof ik, ook geen overwegend bezwaar, want die toegang is tweeërlei: 1®. van den kant van de Mare, waar geene verhindering bestaat, want de markt zal wel zooveel mogelijk naar den kant van de IJzeren gracht gehouden wordenen 2°. aan den achterkant der school tusschen deze en de speelplaats, en valt juist tegenover den ingang der Prinsensteeg. Dus de kinderen loopenvan dezen kant afkomende, slechts dwars over de vrijgehouden passage tusschen de huizen en de schoolom deze te bereiken. Dus de toegang naar de school is inderdaad niet zoo belemmerend door het houden van de schapenmarkt. Een ander, vierde, bezwaar was of het niet de ongezondheid bevorderen zou, wanneer de school op eene pas gedempte gracht geplaatst werd. Ja, mijnheer de Voorzitter, ik weet het ook niet; maar ik heb er naar geinformeerden men heeft mij betuigd, dat bij eene demping met puin en aardecd niet met faecale stoftendat gevaar niet noemenswaardig groot zou zijn. Wij hebben hier meer gedempt, en het is niet gebleken dat de gezondheid der in de nabijheid wonende menschen door die gedempte grachten nadeel heeft ondervonden. Ik voeg hierbij dat al die bedenkingen ook overwogen zijn in de vergadering der schoolcommissie, maar dat deze van oordeel is dat die bezwaren niet van dien aard zijndat ze als wezenlijke verhinderingen tegen het plaatsen der school aldaar of tegen het geven van onderwijs kunnen gelden. l)it, mijnheer de Voorzitter! heb ik in het midden willen brengen om de plaats van het schoolgebouw te ver dedigen en mijne instemming te betuigen met het voorstel der Commissie van Fabricage en van Burg. en Wetb. Wat aangaat het voorstel van laatst genoemden nopens het verzoek van de heeren Jaeger C®., daarover zal zeker later gelegenheid gegeven worden iets te zeggen. De heer Cock. Tot mijn leedwezen, mijnheer de Voorzitter! zie ik mij genoodzaakt weder tegen dit voorstel van Burg. en Weth. te stemmen. Op den voorgrond stel ikdat ik dit niet doe met het oog op de voorgestelde stichting van een nieuw schoolgebouw. Immers, indien die school noodig is zal zij moeten gebouwd worden. Bovendien geldt het hier eene school voor minvermogendenvoor wiegelijk de heeren wetenik veel over heb. Is de school noodig, en bouwen wij haar niet, dan zouden trouwens de autoriteiten, met de wet op het lager onderwijs in de hand, ons er wel toe weten te dwingen. De school dus laat ik geheel buiten beschouwing. Maar het voorstel tot het bouwen van eene nieuwe school is door Burg. en Weth. vastgekoppeld aan een ander voorstel tot uitbreiding van de beestenmarkt, door middel van demping van de Langegracht; haast zou ik zeggen, dat het voorstel tot het bouwen eener school was voorgespannen aan dat tot demping der gracht, ten einde dit laatste er door te krijgen. Tegen die uitbreiding van de beestenmarkt nu, op zich zelve, heb ik al wederom geen bezwaar, maar wel is dit bet geval met het plan tot uitbreiding van de beestenmarkt op de wijze als thans is voorgesteld. Bij de behandeling der begrooting, in October, heb ik reeds te kennen gegeven niet gestemd te zijn tegen uitbreiding der beestenmarkt, maar toen alleen gewezen op eenige, naar het mij voorkwamonjuiste cijfers ter aanbeveling van die uitbreiding bijgebracht. Ik heb toen gezegddat ik niet tegen uitbreiding zou gekant zijn, al was het niet mathematisch bewezen dat de uitbreiding op ditoogen blik noodzakelijk was. Ik hecht dan ook te veel aan den bloei van handel en nijverheid in deze gemeentedan dat ik mij tegen uitbreiding der bees tenmarkt zou verzetten. Maar ik kan er niet voor stemmen op de wijze als zij thans is voorgesteld. Weliswaar is de nu voorgestelde wijze m. i. veel aannemelijker, dan die bij de begrooting aan de hand gedaan. Ofschoon het toen niet zeer duidelijk was, scheen men de Langegracht voor runder- markt te willen bestemmenen zou er diensvolgens of eene splitsing of eene verplaatsing der tegenwoordige rundermarkt het gevolg van zijn geweest, iets dat ik voor uiterst gevaarlijk en onbillijk hield. Door het tegenwoor dige plan is dat bezwaar grootendeels weggenomen. Wij zullen de runder markt nu houden waar zij is, en als er plaatsgebrek is die uitbreiden tot de IJzerengracht, terwijl de Korte Langegracht dan gedempt zal worden en tot schapenmarkt zal dienen. Maar ik ben tegen het voorstel van Burg. en Weth. omdat ik de overtuiging bezit, dat men hetzelfde doel, wat men nu beoogt, namelijk vergrooting van de rundermarkt, veel beter en veel goedkooper zal verkrijgenindien men een gedeelte van bet water, dat thans langs de Beestenmarkt loopt, aanplempt en zoodoende die markt ver groot. Indertijd is hier rondgegaan een schetsje van den heer Scheltema dat van die gedachte -uitgingdoch dat ik slechts zeer oppervlakkig heb kunnen beschouwen. Het kwam mij intusschen voor op veel goedkooper en tevens veel doelmatiger wijze dezelfde voordeelen aan te bieden, die thans worden voorgespiegeld. Het zou toen worden onderzocht. Ik heb er echter verder niets meer van gehoord, althans in de publieke stukken niet. Ik blijf nu van opinie, dat zoolang niét bewezen is dat de wijze van vergroo ting van de beestenmarkt, als op dat schetsje was aangegeven, onmogelijk is, ik gehouden ben het plan 'tot droogmaking van de Langegracht af te stemmen als veel duurder en minder doelmatig. Afgescheiden hiervanis er nog iets waaromtrent ik gaarne inlichtingen zou wenschen te bekomen van het Dagelij ksch Bestuur en speciaal van den geachteu Wethouder van Financiën. In het voorstel door Burg. en Weth. gedaan wordt er van ge sprokendat de vereiscbte som van ƒ60000 voor het dempen der gracht en bouwen der school zat worden verkregen door verkoop van inschrijvin gen Op het Grootboek. Zelfs worden bij het voorstel suppletoire staten van begrooting gevoegd. Mocht de Baad ten voordeele van het voorstel van Burg. en Wetb. besluitendan zal ik het voorstel tot het vinden der ver- eischte gelden door verkoop van inschrijvingen niet meer bestrijdenhoe sterk ik daartegen ook gekant ben. Maar, mij dunkt, dat de eerste ver- eischte om inschrijvingen op het Grootboek te kunnen verkoopenis die inschrijvingen te bezitten. Eu nu hebben wijnaar mijne berekeningen, geput uit officieele stukken, zooveel inschrijvingen niet. Vandaar dat ik wel eenige inlichtingen wenschte te ontvangen. Wij hadden in de maand Oc tober laatstleden aan inschrijvingen, blijkens de Mem. van toel. tot de begrooting, natuurlijk ten name der'gemeente, voor ƒ79400 2^- pCt. no minaal, dat is, om ronde cijfers te nemeneen werkelijk bedrag van ƒ50000. Dat cijfer is vermeld op blz. 15 van de Mem. van toel. tot de begrooting. Aannemende (ofschoon ik het niet geloot, maar juist omdat bet in bet nadeel van mijne berekening is) dat er toen reeds gerekend was op ƒ20000 voor de te dempen gracht, dan hadden wij toen in October eene inschrijving ten bedrage van ƒ70000 a ƒ71000 effectief kapitaal. Nu zouden wij zeer zeker van dat bedrag wel ƒ60000 inschrijving kunnen verkoopen, maar in de laatste vergadering is reeds toegestaan een som van ƒ17000 effectief aan in schrijving te verkoopen ten behoeve van de Hoogewoerdspoort en in de daaraan voorgaande vergadering van 22 Mei is voor bedrijf kapitaal van de gasfabriek wederom beschikt over eene som van 30000 effectief aan in schrijvingen. Te zamen dus een bedrag van ƒ47000. Dit afgetrokken van het hoogste cijfer of ƒ71000 blijft over ƒ24000, waarover wij kunnen be schikken. Derhalve zouden wij om de bewuste 60000 te vinden een tekort hebben van 36000. Indien dus de voordracht van Burg. en Weth. mocht worden aangenomen, en mijne berekening juist is, dan zal er geen ander middel wezen om het benoodigde geld te verkrijgen dan door het gedeeltelijk te leenen. Bij mijne becijfering heb ik niet gerekend op de inschrijvingen ten name staande van het Pesthuis en het Gefaliede Bagijnenhof, daar ik niet weet of wij het recht hebben die te verkoopenen minstens geloof, dat wij voorzichtig zullen handelen door eerst een onderzoek in te stellen naar den oorsprong van die kapitalen. Trouwens ook het kapitaal ten name van, het Caecilia gasthuis is altijd beschouwd als geheel afgescheiden. Ik zou het wel der moeite waard vinden vóór de som ten name van het Pesthuis te verkoopen een onderzoek naar den oorsprong er van in te stellen. Er komt nog bijdat zonder een dergelijk onderzoek de administratie van het Grootboek dien verkoop door de gemeente Leiden hoogstwaarschijnlijk niet zou toelaten. De heer De Fremery. De financiëele zijde der quaestie heb ik thans niet zoo helder voor mijdaar ik niet zoo voorbereid ben als de heer Cock. Het cijfer door den heer Cock uit de begrooting aangehaaldstaande ten name der gemeente, bedraagt, meen ik, 71000 2| pCt. Buitendien is er nog eene inschrijving van ƒ58800 2f pCt. ten name van het Pesthuis. De heer Cock. Daar heb ik juist over gesproken. Ik zeide dat men niet zonder behoorlijk onderzoek over eene dergelijke som kon beschikken. De heer De Fremery. Tot dusver zijn dan toch de renten van dat kapitaal behoorlijk door de gemeente ontvangen, en ik geloof niet dat de administratie van bet Grootboek bezwaar zal maken op besluit van den Raad die kapitalen af te schrijven en aan de gemeente uit te keeren. De heer Cock. Ik heb juist gezegd dat ik niet kan denken dat men op dat kapitaal het oog had. Ik zou het zeer onvoorzichtig achten zonder onderzoek naar den oorsprong er over te beschikken. Maar buitendiendan nog zouden wij er nog maar eventjes zijn. #De heer De Fremery. Dan hebben wij ook nog het kapitaal van de Bank van Leeningeerst onlangs afgelost.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 3