61 ZltfHng van Donderdag SO April 1876, geopend 'a namiddags te 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen 1* Benoeming van een onderwijzer 2d« klasse aan de school n#. 1 voor onvermogenden. (48) 2°. Idem als var pp,, aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (49) 3». Verzoek van S. Muller Hzn. om restitutie van betaalde plaatselijke di recte belasting, dienst 1875. ^47 en 59) 4». Voordracht betrekkelijk de Schietbaan. (50 en 61) 5®. Idem tot wijziging van de verordeningen regelende de heffing en in vordering der belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten en van een liggeld van vaartuigen. (41 en 51). 6®. Idem van Commissarissen der Gasfabriek, tot aanvulling van hetbedriif- kapitaal. (52 57 en 60) 7°. Verzoek van J. J. Hasselbach en H. M. D. Van Gelder, ter bekoming van bouwterrein bij de voormalige Hoogewoerdspoort. (53, 56 en 62) 8®. Voordracht tot vernieuwing van de brug over de Singelgracht bii de Morschpoort. (54, 58 en 63). 9®. Verzoek van J. A. Kramer, stadswerkman, betrekkelijk het bedrag van het hem na bekomen eervol ontslag toekomend pensioen. (64) 10». Voordracht tot onderhandsche verhuring van het huisje buiten de voor malige Wittepoort. (65 en 66) 11®. Staat van af- en overschrijving op de begrooting der Schutterij, dienst 1875. (67) Tegenwoordig de heeren Scheltema, Van der Lith, Van Iterson, Van Wensen, Krantz, Dercksen Verster, Suringar, Le Poole, Librecht Lezwijn Hartevelt, De Laat de Kanter, Van Hettinga Tromp, Van der Zweep, Goudsmit, De Fremery, DriessenJuta, Van Heukelom, Bijleveld, Cook en Van den Brandeler. De heer Eigeman gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 30 Maart 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Missive van den heer J. Seelig, daarbij ontslag nemende als lid van den Gemeenteraad. Deze missive is van den volgenden inhoud: Leiden5 April 1876. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Wegens ophanden langdurige afwezigheid uit de gemeente Leiden, zie ik mij met innig leedwezen verplicht om mijn ontslag te nemen als lid van den Gemeenteraad. Bij de kennisgave daarvan aan uwe vergadering, zij het mij geoorloofd haar mijne beste werischen aan te bieden voor den voortdurenden bloei der gemeente. Hoogachtend heb ik de eer te zijn UEd. Dienstv. Dienaar, J. Seelig." Deze wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Het voornemen bestaatin eene volgende vergadering over te gaan tot benoeming van een lid der Commissie van Fabricage. 2°. Missive van Mr. W. Van der Kaay, houdende aanneming van zijne benoeming tot lid der plaatselijke commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs. Deze missive luidt als volgt »Leiden11 April 1876. Aan den heer Voorzitter van den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende heeft de eer u te berichtendat hij de betrekking van lid der commissie van toezicht op de scholen van middelbaar onderwijs, waartoe hij op 30 Maart 11. door den Baad dezer gemeente is benoemd aanneemt. W. Van der Kaay." 3°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Hollanddu. 3/8 April, n°. 30, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 30 Maarttot afstand van een gedeelte der Binnenvestgracht aan G. J. Boelen, Beide stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1®. Adres van N. C. Oudshoornom een keldergat te maken in de Burgsteeg. 2°. Adres van J. F. D. Bloteom ontslag als hulponderwijzer aan de school n°. 2 voor onvermogenden. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burg. en Weth. 3°. Adres van M. Crommelin om restitutie van betaalde plaatselijke directe belasting. 4°. Adres van P. Van den Berg om gebruik van grond bij den molen »de Stier." 5°. Reclame van J. A. Van Dijk, tegen zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. 6®. Bekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis, over 1875. 7°. Rekening der Bank van Leening, over 1875. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze rekeningen te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 8®. Verslag van Commissarissen (der Bank van Leening, over 1875. HANDD. OEM. 1876. t Dit wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd en zal in het gemeenteverslag worden opgenomen. De Voorzitter. Voorts heb ik de eer mede te deelen dat door den Kerkeraad der Walsche gemeente alhier is verzocht gebruik te mogen maken van de Raadzaal met annexe lokalen voor de bijeenkomst van de gedele geerden der Walsche kerken op 2127 Juni a. s. Tegen dat verzoek zal wel geen bezwaar bestaan; gelijke aanvrage werd vroeger altijd ingewilligd. Het verzoek wordt toegestaan. De Voorzitter. Nog heb ik de eer mede te deelen dat in de lees kamer is nedergelegd een exemplaar van het rapport der commissie uit den gemeenteraad van Utrecht, in zake het Leidsche Jaagpaden dat heden zijn ingekomen de adviezen van den heer Gemeente-advocaat in zake de ingebruikgeving van grond aan H. Veefkind Zn. en aan Engels Van Driel, welke stukken, na bij Burg. en Weth. te hebben gecirculeerd, in de volgende week in de leeskamer zullen worden gedeponeerd. Aan de orde is: I. Benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de school n®. 1 voor onvermogenden. v (Zie Ing. St. n°. 48.) De heeren Van Iterson, Goudsmit en Dercksen worden door den Voor zitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Tot de stemming overgegaan zijnde, wordt met 18 stemmen benoemd L. Heyboerte Leiden. Er waren 4 briefjes in blanco gelaten. IL Benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de school n®. 1 voor minvermogenden. (Zie Ing. St. n°. 49.) Wordt met 17 stemmen benoemd N. P. J. Woensdregt, te Leiden, zijnde 1 stem uitgebracht op J. Snijder, te Bolswarden 4 briefjes in blanco gelaten. III. Verzoek van S. Muller Hzn.om restitutie van betaalde plaatselijke directe belasting, dienst 1875. (Zie Ing. St. nos. 47 en 59.) Overeenkomstig de conclusie^ van het rapport van Burg. en Weth., waar mede de Commissie van Financiën zich vereenigt, wordt met algemeene stemmen besloten op het verzoek afwijzend te beschikken. IV. Voordracht betrek kellijk de schietbaan. (Zie Ing. St. nos. 50 en 61.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën vereenigt zich met het voorstel van Burg. en Weth.maar stelt voor te bepalen dat met de voor gestelde verbeteringen geen aanvang zal worden gemaakt, alvorens Burg. en Weth. zich zullen hebben verzekerd dat alle betrokken personen en col- legiën met het plan genoegen nemende veiligheid van de baan genoegzaam is gewaarborgd en ook de militaire autoriteit bereid zal worden bevonden de baan wederom ten behoeve van het garnizoen in gebruik te nemen en de vroeger betaalde huur te voldoen. Bij Burg. en Weth. bestaan geene bezwaren die conditiën in aanmerking te doen komen en voor dien tijd niet te beginnen met de uitvoering van het werk. De heer Van Heukelom. Ik kan moeilijk instemmen met het voorstel van de Commissie van Financiënwant ik aoht dit als een dood ppard aan een boom gebonden. De Commissie stelt toch onder anderen voor dat wij, alvorens over te gaan tot het doen eener uitgaaf van 500 voor herstelling van de schietbaanons zullen vergewissen of de militaire autoriteit genegen zal zijn van de baan gebruik te maken tegen betaling van ƒ50 'sjaars. Wanneer die vraag eens toestemmend beantwoord werd, wie waarborgt ons dat wij het volgende jaar niet weder klachten zullen hooren zoo als vroeger en dat men zich öp grond daarvan aan de overeenkomst zal onttrekken? Mijne opinie zou zijn dat wij de ƒ500 moeten besteden om de sehietbaan voor onze schutterij in orde te brengenzonder ons om anderen te bekom merenja ik zou geneigd zijn te bepalen dat niemand anders daarvan ge bruik zou mogen maken dan onze schutterij en zoodanige corporatiën en personen die als Leidsche bekend staan. Indertijd- hebben wij deze sohiet- baan laten maken (ik vraag bijna verscbooning dat ik die oude bekende zaak, die zoo dikwijls hier behandeld is, nog weder ophaal) naar de voor schriften van de militaire autoriteiten. Wij meenden alzoo daarmede in orde te zijn; maar van het eerste oogenblik af aan dat de baan in gebruik is genomen, hebben de klachten niet opgehouden, tot dat eindelijk de baan gesloten en nu vervallen is. Ik voor mij heb het er altijd voor gehouden dat die klachten over de baan ongegrond warenmaar dat de schuld lag bij de onhandige schieters. Ik vrees dat indien wij den wegdoor de Com missie van Financiën aangewezen, volgen, wij onze ƒ500 zullen uitgeven, dat wij nog weder klachten over de baan zullen vernemen en ten slotte nog in veel meer kosten zullen vervallen. De heer Dercksen. Ik beb geen bezwaar tegen deze voordracht, maar wenschte te doen uitkomen dat tot mijne verwonderiug daarbij gebruik is gemaakt van zekere cijfers. Men heeft namelijk doen paraisseeren 4 maal 100 gulden bezuiniging, die juist het bedrag zouden uitmaken om te bekos tigen wat gevraagd wordt tot herstel. Volkomen waar op zich zelf beschouwd. Nu zegt men echter verder: de uitgaven zullen gelijk blijven. Wil men daarmede zeggen dat, wanneer in vier jaren niets gedaan, maar ook niets ontvangen is en de baan ongebruikt is gelatendan precies hetzelfde resul taat wordt verkregen als wanneer er wel iets gedaan is en alsof zij in ge bruik ware geweest. Maar daarbij vergist men zich met niet minder dan 50 percent. Ik heb hiermede alleen willen constateeren dat men de voor dracht niet aanneemtomdat de Raad de cijfers niet zou kunnen degrou- peerenwanneer zij eenmaal gegroupeerd zijn op eene wijze die winstderving buiten rekening laat. De heer Scheltema. Een enkel woord naar aanleiding van hetgeen de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 1