Haxvd. gem. 1876.
Zifting van Donderdag 9 Maart 18«6,
's namiddags te 2 uur.
Voorzitter: de lieer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandcler.
Te behandelen onderwerpen:
1». Verzoek van Mej. C. A. Kouwenberg, om ontslag als onderwijzeres 2de
klasse aan de meisjesschool lstc klasse. (27)
2». Idem ais voren van C. Boezel, als hulponderwijzer aan de school n° 2
voor minvermogenden. (28)
3°. Idem als voren van Mej. M. E. Guyot, als hulponderwijzeres aan de
school n°. 1 voor onvermogenden. (30)
4». Idem als voren van M. A. Biekart, als hulponderwijzer aan laatstge
noemde school. (30)
5". idem als voren van N. Van der Walle, als hulponderwijzer aan de school
n°. 2 voor minvermogenden. (31)
6». Idem van Mevrouw de weduwe Tichler, om de bewaarschool op de
Oude Vest te mogen gebruiken voor de Leidsche breischolen. (29)
7°. Voordracht tot het indienen van een adres aan de tweede kamer der
Staten-Generaal betrekkelijk het wets-onlwerp tot reorganisatie van de
rechtbanken en kantongerechten. (32)
Tegenwoordig de heeren Van HeukelomSuringarHartevelt, Van der
Lith, De Fremery, De Laat de Kanter, Juta, Le PooleVan der Zweep,
Scheltema, Dercksen, Librecht Lezwijn, Van Wensen, VanHettinga
Tromp, Goudsmit, Cock en Van den Brandeler.
De^ heeren Du llieu en Eigeman gaven kennis verhinderd te zijn de ver
gadering hij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van 24 Februari 11.
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten dd. 29 Februari/3 Maart, n°. 8/1
houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 10 Februari tot afstand van
een gedeelte Singelwater aan De Heyder C°.
2°. Missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken, dd. 7 Maart,
houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 24 Februari, betrekkelijk
het getal en de jaarwedden der leeraren aan de hoogere burgerschool.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
3°. Missive van Dr. D. De Loos, houdende dankbetuiging voor het gun
stig besluit in de raadsvergadering van 24 Februari II. ten opzichte zijner
jaarwedde genomen.
Deze missive is van den volgenden inhoud:
«Leiden, 8 Maart 1876.
De Directeur der hoogere burgerschool heeft de eer u zijnen oprechten
dank te betuigen voor het gunstige besluit ten zijnen opzichte genomen in
uwe zitting van 24 Februari.
Hij geeft u gaarne de verzekering, dat het steeds zijn ernstig streven
zal zijn zijne beste krachten te wijden aan de inrichting, die aan zijne
zorg is toevertrouwd.
De Directeur der h. burgerschool,
Aan den Gemeenteraad van Leiden. D. De Loos."
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van N. C. Oudshoorn om een keldertoegang te maken in de
Burgsteeg.
2°. Verzoek van Van Gelderen, om ontslag als hulponderwijzer aan de
school n°. 2 voor minvermogenden.
3°. Adres van A. J. Kramer, stadswerkman, om pensioen.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken te stellen in
handen van Burg. en Weth.
4°. Adres van J. J. Hasselbach en H. M. D. Van Gelder, betrekkelijk
eene demping van de Binnenvestgracbt bij de voormalige Hoogewoerdspoort
en ter bekoming van grond.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen
van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën.
5°. Bapport van Burg. en Weth. op het verzoek van G. J. Boelenom
een gedeelte der Binnenvestgracht aan te plempen.
6°. Kekening van Commissarissen der gasfabriek, opleverende eene winst
van /65314.55t, met memorie van toelichting.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën.
7°. Verslag van de Plaatselijke schoolcommissie over 1875.
Dit stuk zal in het jaarlijksch gemeenteverslag worden opgenomen.
De Voorzitter deelt nog mede datin verband met de benoeming van
den heer L. M. De Laat de Kanter tot Wethouder, de werkzaamheden
onder de léden van het Dagelijksch Bestuur zoodanig zijn verdeeld, dat
aan den heer L. M. De Laat de Kanter, Fabricage en Brandwezen zijn
opgedragen; voorts dat in de eerstvolgende raadsvergadering zal worden
overgegaan tot de benoeming van een lid van het Bestuur van het Werkhuis
en van de Commissie van Toezicht op de gemeente-instellingen voor hooger
en middelbaar onderwijs.
Aan de orde is:
I. Verzoek van mej. C. A. Kouwenbergom ontslag als onderwijzeres
2de klasse aan de meisjesschool 1ste klasse.
(Zie Ing. St. n°. 27.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming toegestaan.
II. Idem als voren van C'. Boezel, als hulponderwijzer aan de school n°. 2
voor minvermogenden.
(Zie Ing. St. n°. 28.)
Toegestaan als voren.
III. Idem als voren van mej. M. E. Guyot, als hulponderwijzeres aan
de school n°. 1 voor onvermogenden.
(Zie Ing. St. n°. 30.)
Toegestaan als voren.
IV. Idem als voren van M. A. Biekart, als hulponderwijzer aan laatst
genoemde school.
(Zie Ing. St. n°. 30.)
Toegestaan als voren.
V. Idem als voren van N. Van der Walle, als hulponderwijzer aan de
school n°. 2 voor minvermogenden.
(Zie Ing. St. n°. 31.)
Toegestaan als voren.
VI. Idem van Mevrouw de weduwe Tichler, om de bewaarschool op de
Oude Vest te mogen gebruiken voor de Leidsche breischolen.
(Zie In*. St. n°. 29.)
Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen toegestaan.
VII. Voordracht tot het indienen van een adres aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, betrekkelijk het wetsontwerp tot reorganisatie van de
rechtbanken en kantongerechten.
(Zie Ing. St. n°. 32.)
De Voorzitter. Ik geloof niet dat het noodig is veel hierbij te voe
gen tot toelichting van dit voorstel. Het is u bekend dat dezer dagen een
wetsontwerp tot opheffing van eenige arrond.-rechtbanken aan de tweede
kamer is ingediend en dat daarbij met een tal kleinere gemeenten Leiden
als eerste plaats wordt aangewezen. Ik mag niet ontveinzen dat dit voorstel
op Burg. en Weth. een zeer pijnlijken indruk heeft gemaakt. De wetgevende
macht zal eerlang te beslissen hebbenof eerstgenoemden zich met die in
stellingen ook daarbij het middenpunt van intellectueele ontwikkeling en be
schaving zullen zien ontvallen, voor dezen zoo onmisbaar; maar zij zal ook
te beslissen hebben of Leideneene der aanzienlijkste steden van ons vader
landmet meer dan 40,000 zielen, de zetel der roemrijke hoogeschool, de
hoofdzetel van Rijnland, de eerste gemeente in nijverheid en industrie in
Zuidholland met zijn zoo aanzienlijke Bijnstreek, door dien maatregel zal
getroffen worden. Hier worden dus niet localemaar algemeene belangen
bedreigd. Burg. en Weth. achten het daarom dat het de plicht dezer ver
gadering is al het mogelijke te doen om dien slag te verhoeden en zij
zouden het zeer op prijs stellen zoo hun voorstel door dezen Eaad met
algemeene stemmen werd aangenomen.
Geen der leden vraagt het woord.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Dan verzoek ik de leden over te gaan tot de benoe
ming van eene commissie tot het ontwerpen van het adresen ik stel voor
die commissie uit drie leden te doen bestaan.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Goudsmit. Mijnheer de VoorzitterZoudt gij zelf die com
missie niet kunnen benoemen?
De Voorzitter. In het gegeven geval acht ik het beter dat de ver
gadering zelve de commissie henoeme.
Ik verzoek de heeren Hartevelt, Dercksen en Van der Zweep, met mij
het stembureau uit te maken.
Voor de benoeming van het eerste lid hebben er twee stemmingen plaats.
Bij de eerste stemming verkrijgen de heeren Goudsmit 8 stemmen, Van
den Brandeler 7, Bijleveld en Suringar ieder 1 stem.
Niemand de volstrekte meerderheid verkregen hebbende, wordt tot eene
tweede vrije stemming overgegaan. Daarbij verkrijgen de heeren Van den
Brandeler 11 stemmenGoudsmit 5 stemmen en Suringar 1 stemzoodat
de heer Van den Brandeler benoemd is.
Voor de benoeming van het tweede lid heeft slechts eene enkele stem
ming plaats, waarbij de heer Goudsmit erlangt 14 stemmen, de heeren
BijleveldSuringar en Cock ieder 1 stemzoodat de heer Goudsmit be
noemd is.
Tot derde lid wordt benoemd de "heer Cock, met 12 stemmen. De
heer Suringar verkreeg 2 stemmen en de heeren Van der Lith, Bijleveld
en Van Heukelom verkregen ieder 1 stem.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Goudsmit en Cock vragen, of zij
bereid zijn het lidmaatschap dezer commissie op zich te nemen?
Beide heeren verklaren zich daartoe bereid.
De Voorzitter. Ook ik zal volgaarne dat lidmaatschap op mij nemen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering ge
sloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.