25
INGEKOMEN STIKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. SO. Leiden4, 29 Januari 1876.
Burg. en Weth. verklaren in hunne missive dd. 17den Januari jl. aan
den gemeenteraad, dat, ten gevolge van het overlijden van den heer H. A.
Visser, in leven ambtenaar ter secretarie alhier, eene vacature is ontstaan,
in het personeel der ambtenaren, in welke vacature door de benoeming
van een nieuw ambtenaar niet behoeft te worden voorzien.
Tot dus verre was de heer H. H. N. Franchimont buiten bezwaar van
de gemeentekas ter secretarie werkzaam en er bestaan bij Burg. en Weth.
alleszins termenom dien beambte thans eene bezoldigiog toe te kennen
van ƒ400, gerekend te zijn ingegaan met l Januari van dit jaar.
Tegen dit voorstel bestaat bij de Commissie van Financiën geen bezwaar
en adviseert zij tot inwilliging daarvan, oradit men van een gesalarieerd
ambtenaar diensten kan vergen, die een volontair a volonté kan waarnemen.
Met de bestemming der overblijvende f 700 van het traktement van wijlen
den heer H. A. Visser (deze genoot L100) heeft de Commissie daaren
tegen wel bezwaar, en zulks om de volgende reden
Voor onze thans loopende begrooting 1876 zijn de traktementen der amb
tenaren ter secretarie verhoogd en vastgesteld; het dienstjaar is naauwelijks
ingegaan, of eene extra verhooging van 100, aan 7 dier ambtenaren te
geven, wordt voorgedragen, eigenlijk op grond dat er ƒ700 overschiet en
het totaal cijfer bij de begrooting goedgekeurdniet wordt overschreden.
De meerdere werkzaamheden, die over de overblijvende ambtenaren zul
len moeten worden verdeeld, door het niet voorzien iu de vacature, kan
wel niet als geldend argument dienende Commissie althans ziet daarin
meer het bewijsdat die werkzaamheden best door hen kunnen worden
waargenomen zonder dat zij zich zullen overwerken. Twee heeren bij den
burgerlijken stand en twee bij de rekenkamer werkzaam, zijn daar boven
dien geheel buiten.
De Commissie van Finantiën beschouwt den post van ƒ700 als een toe
vallige bate voor de stadskas, en huldigt geeuszins het denkbeeld, dat die
som moet worden uitgegeven omdat die nu eenmaal is uitgetrokken.
Eerst bij de begroeiing voor 1877, als een of meer verdienstelijke amb
tenaren tot verhooging van traktement mochten worden voorgedragenzal
de tijd daar zijn die voorstellen te overwegen.
Onder verwijzing naar het staatje der plaats gehad hebbende verhoogin
gen van traktementen der ambtenaren ter secretarieadviseert uwe Commissie
om de overblijvende 700 als eene bate voor het loopende dienstjaar te
beschouwenen alzoo niet te treden in de voorgestelde verhooging van
ƒ100 aan de zeven door Burg. en Weth, genoemde personen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
STAAT, houdende verhooging van de jaarwedde der Gemeente-ambtenaren.
1871
1872
1873
1874
1875
a. Afdeeling Algem. Zaken.
Nat. Mil. en Schutterij.
2.
900
1200
1300
3.
ii
800
1000
b. Financien.
1.
Eyndhoven
700
800
900
2.
400
500
600
900
c. Burg. Stand.
Bevolking.
1.
Nieuwveen
1100
1200
1300
2.
600
700
800
3.
500
600
700
Thans
voorge
dragen.
1(00
1100
1000
1000
1400
900
800
N°. 31. Leiden, 3 Februari 1876.
In de zitting van 21 October jl. werd in behandeling genomen het voor
stel betrekkelijk eene verhooging van de jaarwedden der leeraren aan de
gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijsdoch op grond
van het blijkens de betrekkelijke rapporten daaromtrent bestaande verschil
van gevoelen niet afgedaanmaar ons college uitgenoodigd een nader voor
stel in te dienen na verhoor van de schoolautoriteiten.
Inmiddels werd bij de vaststelling van de begruoting voor dit jaar op den
post: jaarwedden der onderwijzers op het Gymnasium ƒ702, en op dien
voor de Hoogere Burgerschool ƒ1035 meer dau het gewone bedrag uitge
trokken, welke verhooging bij aanneming van ons voorstel noodig zoude
zijn geweest.
Ingevolge het bovenaangehaald raadsbesluit hebben wij de stukken in
handen gesteld van de vereenigde commissie van toezicht en van den heer
inspecteur van het middelbaar onderwijs, terwijl de, naar aanleiding daar
van ingekomen rapporten in de Handelingen van den Gemeenteraad onder
n°. 6 der ingekomen stukken zijn opgenomen.
De Commissie heeft thans in haar oorspronkelijk voorstel eenige wijziging
gebracht, waarmede de inspecteur zich in hoofdzaak kan vereenigenterwijl
de Commissie naar aanleiding van eenige door dien ambtenaar gemaakte
bedenkingen aangaande enkele onderdeelen van het voorstelbaar gevoe
len daaromtrent nader beeft uiteengezet.
Na rijpe-overweging van de bovenbedoelde rapporten, waarvan wij met
de meeste belangstelling hebben kennis genomenvinden wij geen bezwaar,
om, evenzeer als de betrokken autoriteiten, op onze vroeger ingediende voor
stellen terug te komenovertuigd dat bet door de Commissie thans aanbe
volen stelsel in velerlei opzicht de bezwaren zal opbellen, die aan de tegen
woordige regeling der jaarwedden zijn verbonden, en dat de aanneming
daarvan inderdaad zal strekken in het belang van de beide inrichtingen van
onderwijs hier bedoeld.
HANDD. OEM. 1876.
liet verschil van het nu aanhangig voorstel met dat, hetwelk in de zit
ting van 21 Octoher jl. werd behandeld, bestaat in het volgende:
Vooreerst wordt thans eene verhooging van 400 in twee koeren telkens
na 4 jarenin de plaats gesteld van eene verhooging met 25 pCt. binnen
den tijd van 5 jaren.
Vervolgens worden de jaarwedden van den Rector van het Gymnasium
en van den Directeur der Hoogere Burgerschool in de trapsgewijze verhoo
ging begrepen.
Ten derde worden de personeele toelagen alle ingetrokken en bij de
vaste jaarwedden gevoegd.
Ten vierde worden de grondslagen der jaarwedden van den rector, den
conrector, en den praeceptor van het Gymnasium en van de leeraars in de
physica, de wiskunde en de natuurlijke historie herzien.
Eindelijk wordt bepaald dat de verhooging niet wordt toegepast op de
jaarwedden van de leeraren in het hebreeuwsch, het boekhouden, schoon
schrijven, hand- en rechtlijnig teekenen en gymnastiek.
Het eerste en laatste punt vermeeneri wij zonder eenige bedenking of
opmerking te kunnen overnemen, en refereeren ons aan de daarvoor in de
stukken aangevoerde gronden.
Wat het tweede punt aangaat, de trapsgewijze verhooging der jaarwedden
van rector en directeur, zijn wij nog onze vroeger verdedigde zienswijze
toegedaan dat met het oog op den aard dier betrekkingen eene verhooging
in eensten einde overeenstemming te brengen met de jaarwedden in andere
groote gemeenten vastgesteld, ware te verkiezen. Nu evenwel de school
autoriteiten in zoodanige gelijkstelling van de hoofden dier inrichtingen met
de overige leeraren geen bezwaar schijnen te zienvinden wij geen termen
ons thans bij dat gevoelen niet neder te leggen.
Niet zonder leedwezen meenen wij ons te moeten vereenigen met het
voorstel der Commissie om de personeele toelagen bij de vaste jaarwedd n
te voegen, ten gevolge waarvan de bezoldiging van de heeren Van der Mey,
Brongersma en Byvanek bij aanneming van de voorgestelde regelingniet
zal worden verhoogd. Reeds in ons rapport van II October jl. wezen wij op de
wenschelijkbeid om deze toelagen bij de voorgestelde verhooging niet in aan
merking te nemen, als zijnde van geheel buitengewonen aard en de inspecteur
is blijkens zijn rapport van 14 December jl. mede deze zienswijze toegedaan.
In beginsel zijn wij van onze vroegere meening in deze niet terugge
komen, doch wij zijn eenigszins huiverig om bij de aanzienlijke vermeer
dering van uitgaven waartoe zal moeten worden overgegaan eene verhooging
van het door de Commissie aangevraagde voor te stellen.
Evenzeer zijn wij om dezelfde reden van oordeel, dat de grondslag der
jaarwedden van den praeceptor van het gymnasium en van de leeraars in
de geschiedenis, aardrijkskunde, moderne talen en Nederlandsche taal ge
voegelijk kunnen worden vastgesteld op 1600, zooals door de Commissie
wordt voorgesteld, zonder daardoor eenigszins te kort te doen aan de voor
eene vaststelling op [800 door den inspecteur aangevoerde argumenten.
De overige door den inspecteur gemaakte opmerkingen hebben ons aan
leiding gegeven nog nader met de Commissie van toezicht in overleg te
treden, bepaaldelijk wat befreft de vaststelling van een maximum van les
uren waarvoor wel termen schenen te bestaan vermits zoodanig maximum
voor de leeraren in de moderne talen bij raadsbesluit van 5 Februari 1874
reeds is vastgesteld.
De Commissie acht evenwel blijkens den hierbij overgelegden brief van
30 Januari jl. zulks minder wenschelijk, op grond waarvan wij gemeend
hebben geen voorsttd te moeten doen tot opneming van dergelijke bepaling
io het door de Commissie ontworpen besluit.
Overigens schijnt onzes inziens de onderwijzer in het rechtlijnig teekenen
in de onderwerpelijke regeling te moeten worden opgenomen vermits het
onderwijs in dat vak alleen wordt gegeven op de Hoogere Burgerschool
en niet, zooals het handteekenen en de gymnastiek, mede op de lagere scholen.
Wij laten alsnu eene opgave volgen van de vermeerdering van uitgaven
die bij aanneming van het voorstel der Commissie voor dit jaar zal worden
vereischt.
Vooreerst de verhooging van den grondslag der jaarwedden van den
rector van ƒ2500 tot ƒ3000 500.
conrector van ƒ1800 tot ƒ2000 n 200.
praeceptor van 1200 lot ƒ1600 400.
den leeraar in de physica van f 1800 tot ƒ2000 200.
twee leeraren in de wiskunde van 1600 tot f 1800 400.
een leeraar in het Engelsch van ƒ1350 tot ƒ1600 250.
een leeraar in het Hoogduitsch van ƒ1400 tot 1600 200.
een leeraar in de natuurlijke historie van ƒ900 tot 1000 100.
totaal 2250.
Vervolgens hebben de navolgende heeren met 1 Januari van dit jaar een
vier- of meerjarigen diensttijd volbracht en zouden derhalve aanspraak hebben
op eene verhooging hunner jaarwedde met ƒ200 als:
Dr. VV. H. D. Suringar, rector van het gymnasium (benoemd tot
praeceptor 13 Februari 1826 en tot rector 6 October 18(6) f 200.
Dr. H. W. Van der Mey, conrector van het gymnasium (benoemd
17 Augustus 1865)200.
Dr. J. Verdam, praeceptor (benoemd 23 September 1869) 200.
Dr. De Loos, directeur der Hoogere Burgerschool (benoemd
21 Juli 1864)200.
en de leerarenDr. C. A. X. G. F. Sieherer, (benoemd 6
October 1846)200.
J. Van Loghem, (benoemd 21 Juli 1864)200.
Dr. H. Brongersma (benoemd 15 December 1866)200.
Dr. VV. P. Wolters (benoemd 10 October 1867)1200.
C. Van Tiel (benoemd 17 December 1868)200.
W. G. C. Byvanek (benoemd 4 Mei 1871)200.
Dr. A. W. Kroon Jr. (benoemd 5 November 1870)200.
te zamen2000.
Hierbij gevoegd de vermeerdering wegens de verhooging van den
grondslag der jaarwedden, ad f2250, maaktr 4250.
Ingevolge het vervallen van de personeele toelagen moet van laatstgenoemd
bedrag worden afgetrokken eene som van ƒ2150, vermits de navolgende
personeele toelagen tot ^dusverre worden genotenals door de heeren Surin-