35 INGEKOMEN STUKKEN, ter inzage ran de leden nedergelegd. Leiden, 21 Februari 1876. Wij hebben de eer uwe vergadering bierbij over te leggen het verzoek van Johannes Boomom een hardsteenen stoep te leggen voor zijn huis aan de Oude Vest n°. 163. Wij hebben het gevoelen van de Commissie van Fabricage daarop inge wonnen en zijn met haar van oordeel dat er geen bezwaar bestaat het onderwerpelijk verzoek in te willigen aangézien het leggen van die stoep geen hinder zal toebrengen aan de publieke passage, mits bij het verleenen van vergunning worde bepaald dat zij niet hooger dan 2 centimeters boven de straat uitstekezoodat wij u in overweging geven op die voorwaarde de plaatsing toe te staan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met versehuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Johannes Boom, wonende aan de Oude Vest alhier. Dat hij als eigenaar van het perceel, geteekend n#. 163, aan bovenge noemde straat, daarvoor wenschte te doen leggen eene hardsteenen stoep. Ingevolge de algem. policie-verordening daartoe uwe toestemming vereischt wordende, wendt hij zich tot UEd. Achtbaren met verzoek dit toe te staan. 'tWelk doende, enz. Leiden, 29 Jn. 1876. J, Boom. N#. 26. Leiden, 22 Februari 1876. De Commissie van Financiën heeft kennis genomen van een schrijven van Burg. en Weth., dd. 14 dezer, voorkomende onder n°. 24 der gedrukte Handelingen van den Gemeenteraad, waarin wordt opgekomen tegen het rapport dier Commissie van 29 Januari n°. 20, waarbij zij om redenen ad viseert tegen de verhooging der jaarwedden van zeven beambten ter Secre tarie, ad ƒ100 ieder. Hoewel deze missive van Burg. en Weth. niet in handen van Financiën is gesteld, vermeent de Commissie daaromtrent toch het stilzwijgen niet te mogen bewaren, al heeft het ook den schijn, als of Burg. en Weth. van oordeel zijn, dat de geheele zaak niet bij de Commissie te huis behoort, of liever niet behoeft gebracht te worden (zie het slot hunner missive). Het heeft bij Burg. en Weth. bevreemding opgewekt, dat de Commissie van Financiën in overweging geeft, om het gezamenlijk bedrag van de jaar wedden der ambtenaren thans met 700 te verminderen. Wel zoodra er een ambtenaar minder noodig is, waardoor ƒ700 vrijvallen, dan is er geen sprake van vermindering in jaarwedden voor de overblijvendenmaar wordt eenvoudig het bewijs geleverd, dat men het op de begrootiug voor 1876 met ƒ700 minder doen kan, dan daarvoor uitgetrokken was. Blijkt uit de redenering van Burg. en Weth. niet ten duidelijkste, dat zij het geld eenmaal toegestaanwenschen te verdeelen Van hetgeen de Commissie van Financiën bij de begrooting van 1873 heeft gezegd, neemt zij thans geen woord terug. Men leze echter in zijn geheel wat toen bij volgn. 52 werd ter neder geschrevenen niet slechts ten deele. De traktementen zijn sints 1873 verhoogd (zie den staat bij het rapport van 29 Januari n°. 20 voorn.) en voor onze begrooting van 1876 vastgesteld; blijkt ons in den loop van dit jaar, dat enkelen der ambtenaren zieh bij zonder hebben onderscheidenen dat men het voor het vervolg met één minder zal kunnen volhouden, welnu, dan drage men voor 1877 die ambte naren tot hooger traktement voor. De Commissie van Financiën is het niet te doen om voortdurend de ƒ700 te besparen. De voorzichtigheid schrijft ons dit ook voor, als wij letten op hetgeen Burg. en Weth. o. a. zeggen over het verlies in den kundigen ambtenaar Visser: 'Herhaaldelijk zullen zich gevallen voordoen, waarin het gemis van de kennis en de ondervinding van den overledene levendig wordt gevoeld, ten gevolge waarvan meerdere werkzaamheid en inspanning van de overige ambtenaren uit den aard der zaak moet worden gevorderd." Mag hieruit niet worden afgeleid, dat de mogelijkheid bestaat, dat men in den loop van dit jaar zien zal, dat de overledene moet worden gerem placeerd, en men het zonder een nieuw ambtenaar b. v. op ƒ800 of iels minder niet stellen kan, en wat zal daarvan het noodwendig gevolg zijn? Vermeerdering van uitgaven op dat nommer der begrooting, want, heeft men eenmaal de ƒ700 verdeeld dan kan men die niet weder terug nemen. Langs dezen weg zal eene vermeerdering van uitgaven worden voorkomen. De Commissie van Financiën blijft bij haar oordeel, om dit jaar de 700 niet te verdeelen over de zeven ambtenaren ter secretarie. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. Zitting van Donderdag 24 Februari 1876, 's namiddags te 2 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandcler. Te behandelen onderwerpen: 1°. Beëediging en installatie van den heer L. M. De Laat De Kanter, als lid van den Gemeenteraad. 2°. Verzoek van Dr. Jac. Van Kaathoven, om continuatie als stadsheel- kundige. (22) 3". Benoeming van een Wethouder. 4°. Idem van een Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. 5». Voordracht betrekkelijk de regeling der jaarwedden van de leeraren aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. (73. 190, 251, 260 en 264 van 1875; 6, 21 en 23 van 1876) 6°. Idem betrekkelijk de jaarwedden van de ambtenaren ter Secretarie. (11, 20 en 24) 7°. Verzoek van J. Boom om een stoep te leggen voor zijn huis aan de Oude Vest. (25) HANDD. O BH. 1876. Tegenwoordig de heeren Eigeman, Van der Zweep, Le Poole, Van Het- tinga Tromp, Seelig, SuringarJuta, Ilartevelt, Librecht Lezwijn, De Fremery, De Laat de Kanter, Van Wensen, KrautzVan Iterson Dries- sen, Van der Lith, Van HeukelomDercksenCock, Verster, Bij le veld Scheltema, Goudsmit en Van den Brandeler. De heer Du Rieu gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. Aan de orde is: T. Beëediging en installatie van den heer De Laat de Kanter, als lid van den Gemeenteraad. De Secretaris doet voorlezing van het eedsformulier. De heer De Laat de Kanter legt daarop in handen des Voorzitters de bij de gemeentewet gevorderde eeden af. De Voorzitter. Mijnheer De Laat de Kanter 1 Ik wensch u geluk met uwe komst in ons midden en met het vertrouwen door de kiezers in u ge steld. Ik hoop van harte dat uwe tegenwoordigheid in deze vergadering aan de belangen dezer gemeente moge bevorderlijk zijn. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 10 Februari worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Missive van Dr. W. H. D. Suringarhoudende dankbetuiging voor de hem gebrachte hulde bij gelegenheid van zijne 50-jarige ambtsvervulling bij het Gymnasium. Deze missive luidt als volgt: »Aan den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende gevoelt zich gedrongen zijnen hartelijken dank te betuigen aan den Gemeenteraad voor de vereerende hulde, welke hem op den 13den d. m. ter gelegenheid van zijne 50-jarige ambtsvervulling, bij monde van het Dagelijksch Bestuur, is aangeboden. Gaarne voegt hij de verzekering hierbij, dat hij, zoolang gezondheid en krachten hem geschonken worden zal voortgaanonder opzicht van HH. Curatoren, niets onbeproefd te laten wat bevorderlijk zijn kan voor den bloei der inrichting, aan welker hoofd hij geplaatst is. W. H. D. Suringar Leiden, 19 Februari 1876. Rector van 't Gymnasium." Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres om ontslag van mej. C. A. Kouwenberg als onderwijzeres 2de klasse aan de meisjesschool 1ste klassemet de daaromtrent uitge brachte rapporten. 2°. Staat van veranderingen in de lijst der eigendommendie de gemeente naar het burgerlijk recht bezit. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter deelt nog mede dat eene som van ƒ15000 uit de gemeen tekas tegen onderpand van effecten in prolongatie is gegeven tegen 3 pCt. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is verder: II. Verzoek van Dr. Jac. Van Kaathoven, om continuatie als stads-heel- kundige. (Zie Ing. St. n°. 22.) De heeren Librecht LezwijnSuringar en Driessen worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het stembureau uit te maken. Met 18 stemmen wordt als stads-heelkundige herbenoemd Dr. J. Van Kaathoven. Dr. Batenburg verkreeg 1 stem, terwijl 4 briefjes in blanco waren gelaten. III. Benoeming van een Wethouder. Eerste vrije stemming. Uitgebracht op de heeren: De Laat de Kanier 11 stemmenDu Rieu 8 stemmenJutaSeeligScheltema en Dercksen elk 1 stem, zijnde 1 blanco briefje ingeleverd. Geene volstrekte meerderheid van stemmen verkregen zijnde, wordt, inge volge artikel 36 van het reglement van orde voor de vergaderingenover gegaan tot eene Tweede vrije stemming. De uitslag daarvan is dat op zich vereenigen de heeren: De Laat de Kanter 12 stemmen, Du Rieu 11 stemmen en Seelig 1 stem. Alsnu wordt overgegaan tot eene herstemming tusschen de heeren De Laat de Kanter en Du Rieu. Eerstgenoemde erlangt 12 stemmen, de heer Du Rieu 11 stemmen, terwijl 1 blanco-briefje in de bus is gevonden, zoodat de heer De Laat de Kanter, als hebbende de meerderheid van stemmen op zich vereenigdtot wethouder benoemd is. De Voorzitter. Is de heer De Laat de Kanter voornemens gebruik te maken van het recht hem bij de gemeentewet toegekend om de benoeming in beraad te houden of wenscht hij zich thans reeds daaromtrent te ver" klaren De heer De Laat de Kanter. Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch nu reeds te verklaren, dat ik de betrekking aanneem. Ik vraag verlof daar een enkel woord bij te voegen. De benoeming is mij zeer welkom en is zeer vereerendmaar zij is grootendeels een votum van vertrouwendat blijkbaar ver van algemeen is, wat trouwens niet anders te verwachten was. Ik neem daarom de betrekking aan met bijvoeging, zoowel voor de leden die mij hun vertrouwen schonkenals voor de leden wien eene andere keuze meer welgevallig zou zijn geweest, van de verzekering dat ik haar aanvaard, met het voorbehoud omwanneer zij mocht blijken voor mij te zwaar te zijn, haar dan neer te leggen, en er open en rond voor uit te komen dat het thans in mij gestelde vertrouwen beter besteed is aan een ander.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 9