36 IV. Benoeming van een ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Met 19 stemmen wordt als zoodanig benoemd de Leer De Laat de Kanter; de heer Du Eieu bekwam 1 stem, terwijl 4 blancorbriefjes waren ingeleverd. De heer De Laat de Kanter verklapt deze benoeming aan te neipen. V. Voordracht betrekkelijk de regeling der jaarwedden van de leeraren aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 73, lyO, 2B1, 260 en 264 van 1875; 6 21 en 23 van 1876.) De Voorzette?.. Verlangt iemand daarover algemeene beschouwingen te voeren? Zoo niet, dan zal ik het voorstel van Burg. en Weth. artikels- gewijze in rondvraag brengen. Thans breng ik in behandeling art. 1 en wel het voorstel; a. om het trak tement voor den rector van het gymnasium vast te stellen op 3000, meteene verhooging tweemaal van ƒ200 en weglating der personeele toelage van 500. De Commissi#: van Financiën beeft het voorstel gewijzigd en gemeend dat traktement op 3000 te moeten voordragenzonder verhooging noch personeele toelage. Burg. en Weth, hebben evenwel gemeend ook na daar omtrent in nader overleg met de gemengde commissie van toezicht te zijn getredtfibet laatste pgnt toe te moeten geven en stellen voor pen trak tement van 300 met 2 maal ƒ200 verhooging De heer Van Hettinoa Tromp. Artikel 1 Llij£t ten opzichte van (Jen rector van het gymnasium zooals het luidtmaar alleen letter b ondergaat verandering. Daarvoor wenschte de Commissie van Finppcien voor te stellen een vaste bezoldiging op ƒ3400 en niet op/3100. Wat d,e yerhooging betreftgeeft zij eene wijziging in art. 2 aan. Dus de vaste som van ƒ3000 voor den rector blijft in elk geval bestaan, maar n#. 2 behoort gewijzigd te worden. De heer Hartevelt. Het traktement van den directeur der hoogere burgerschool wenscht de Commissie van Financiën op 3400 vast te stellen en "de belooning van ƒ100 voor het onderwijs in de warenkennis te laten vervallen. Litt. a van artikel 1 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. b. Voor den directeur van de hoogere burgerschool op 3000, vermeer derd met ƒ100 voor onderwijs in warenkennis, ƒ3100. De Voorzitter. De Commissie van Financiën wenscht noch de verhooging noch de personeele toelage voor het onderwijs in warenkennis in aanmer king te doen komen. De heer Goüdsmit. Ik geloof het stelstel van de Commissie van Finan ciën te moeten aanraden;, cloor dadelijk het traktement van den directeur op i 3400 vast te stellen. Ik vind het weinig eigenaardig de bezoldiging van den directeur eerst te verhoogen na 2 of 4 jaren. Bij de docenten is dit eerdpr te verdedigendaar geldt het dikwerf een proef als het ware maar naar mijne bescheiden meening staan en rector en directeur te hoog, dan dat ZÖ door eene jaarlijksche verhooging een prikkel tot aan- moediging zouden behoeven. Ik zou dus met de Commissie van Financiën willen voorstellende jaarwedde van den directeur onmiddellijk te brengen op ƒ3400. De reden .waarom zijn traktement hooger moet zijn, is, gelijk in de stukken wordt aangewezendezedat bij gelijke verdiensten van den rector de aard der werkzaamheden van den directeur der hoogere burgerschool meer tijd vordertzoodat er geene onevenredigheid bestaat wanneer men dezen hooger salarieert. De Voorzitter. Burg. en Weth. zullen zeer gaarne het voorstel over nemen. Zooals men zich zal herinneren is primitief ons voorstel geweest den directeur een traktement van ƒ3400 te geven. Nadat de gecombineerde commissie was gehoordhebben wij echter toegegeven maar ik geloof ook dat met de betrekking van directeur eene aanmoediging van ƒ200 niet wel rijmt. Burg. en Weth. stellpn thans voor het traktement te brengen op 3400. De beer Qoc)t. Mijnjieer de Voorzitter! Ik wensch voor noch tegen het voorstel te sprekenmaar ik doe opmerken dat door het aan te nemen vooruitgeloopen wordt op hetgeen pas bij art. 2 behandeld zal wordenen implicite nu reeds besloten wordt, dat de directeur der hoogere burgerschool in de progressieve tractementsverhooging van tweemaal ƒ200 niet zal deelen. Dit zal dubbel aanleiding tot verwarring gevennu het traktement van den rector reeds vastgesteld is zonder vérhooging, kennelijk, dewijl men er op rekende dat deze laatste in de progressieve vermeerdering wèl zoude deelen. Ik wenschte hierop de aandacht van de heeren te vestigen. De Voorzitter. De wenk van den heer Cock is niet onjuist, zoddat ik geloof dat het beter is deze quaestie aan te houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. c. Voor den conrector 2000. De Voorzitter. Voor mij zeiven heb ik het eenigermate betreurd der gelijke beslissing te moeten nemen. Ik heb altijd gemeend dat de con rector Van der Mey en de heeren Brongersma en Byvanck eenige ver kregen rechten hadden. Indertijd is eene vermeerdering van traktementen gegeven omdat de Kaad zijne bijzondere ingenomenheid met hen wenschte te kennen te gevende verhoogingen zijn thans echter aan den gemeente raad onderworpendaarin eene wijziging voor te stellen zou tot groote moeielijkheden aanleiding geven. Burg. en Wèth. stellen thans voor de jaarwedde van den conrector op 2000 te bepalen. Ook daaromtrent is de Commissie van Financiën eenstemmig. De heer Goüdsmit. Heeft hij nu ook ƒ2000? De Voorzitter. De conrector heeft thans ƒ2200, maar deze vermin dering wordt gecompenseerd doorzooals bij art. 2 is voorgesteldde verhooging na meer dan vier dienstjarendie voor den conrector met 1 Januari van dit jaar zal ingaan. De heer Goüdsmit. Ik dank u zeer. Litt. c wordt goedgekeurd. d. Voor den leeraar in de physica ƒ2000. De Voorzitter. Ten gevolge van de trapsgewijze verhooging zal ook deze leeraar 2200 genieten. Wordt goedgekeurd. e. Voor twee leerprqn in -de wiskunde, iedpr pp 1800. Voor den derden leeraar in de wiskunde op ƒ1400. g. Voor den praeceptor van het gymnasiumvoor drie leeraren in de Ned. taal-en letterkunde geschiedenis en aardrijkskunde, en voor zes leeraren in vreemde talen en hare letterkunde, ieder op ƒ1600. De Voorzitter. Met betrekking tot de jaarwedden sub e, eu g is da Commissie van Financiën eenstemmig met Burg. en Weth. De heer Van der Lith. Ik kan mij niet vereenigen met hat stelsel hier voorgestaan om twee leeraren in de wiskunde eene verhooging van traktement toe te kennen van ƒ1600 tot ƒ1800, terwijl de praeceptor van het gymnasium en de overige leeraren onder g genoemd op de oude bezoh diging van ƒ1600 worden gelaten. Wat is bet leidende denkbeeld dat bij het ontwerpen van deze verordening heeft voorgezeten Het is om te trachten mutatiën van personeel aan onze gemeente-instelliDgen van hooger en middelbaar onderwijs zooveel mogelijk tegen te gaan. Dat kan alleen door behoorlijke bezoldiging. Pat is de meening waarvan Lfit voorstellen dezer verordening is uitgegaan. Nu heeft het mijne opmerking getrofien dat de inspecteur van het middelbaar onderwijs in zijn advies, afgedrukt in n°. 6 van de Handelingendoet uitkomen hoe juist de mutatiën bet sterkst zijn bij de leeraren waarvan hier sprake is, zoodat dus bij hen nog meer noodzakelijkheid bestaat voor een hooger cijfer van bezoldigingdan bij de anderen. Ik geloof dat bovendien op bet standpunt van rechtvaardig: beid geen onderscheid jn bezoldiging moet bestaan tusscben eenen leeraar in de wiskunde en in d« letterkundige vakken. Maar bovendien zou ik dit niet wenscLppvermits men anders daardoor ligt tot het denkbeeld zou overhellen, dat bet onderwijs in de letterkundige va^en vap minder watp|de was en minder hoog in rang staat op de middelbare scholen dan de wis kunde. 'fegep die uapening ujoet ik mij zeer stellen en ik zou oqg£arq$ zien dat zij door de vergadering werd gedeeld. Ik zou wenscben volkomen gelijkheid tusschen beide vakken. Er zijn dus ra. i. aan het tegenwoordige voorstel drie inconvenienten. Ten eerste zondigt men tegen het leidende denkbeeld van de verordeningten tweede zondigt men tegen de rechtvaar digheid omdat personen wien gelijke werkzaamheden zijn opgedragen ook gelijke bezoldiging behooren te genieten; en ten derde zondigt men °mdat de letterkundige vakken van bet middelbaar onderwijs even goed recht van bestaan hebben als de wiskundige vakken. Ik geef derhalve ip over weging om, onder litt. g, de wedden van den praeceptor en andere leeraren niet op 1600 maar op f 1800 vast te stellen. Ik weet dat daaraan eene aanmerkelijke uitgave is verbonden, want die vermeerdering zal aan de staf! jaarlijks 2000 kosten. Het is de vraag of wij die som voor den trots onzer gemeente, de hoogere burgerschool, niet over hebben, of wij haar niet gaarne besteden aan eene instelling als onze hoogere burgerschool thans staande op eene hoogte, waardoor, gelijk de Commissie van toezicht zegtdeze inrichting niet de plaats inneemt naastmaar boven de meeste burgerscholen in het vaderland. Dit wenschte ik aan de aandacht der ver gadering te onderwerpen. De Voorzitter. Die zaak is ook besproken in de gecombineerde com missie; maar, dat verschil van traktement is voornamelijk daarin te zoeken dat voor de betrekking van leeraar in de wiskunde zeer moeielijk voor die som een candidaat is te vinden en men dan dikwijls moet vervallen in de benoeming van personen die eigenlijk volgens de wet niet benoembaar zijn (lan door wetsduidjng. Daartegen hebben enkele leden der commissie groot bezwaar. De heer Van der Lith. Deze opmerkingmijnheer de Voorzitter, heb ik pok reeds gelezep iu de gewisselde stukken. Maar vergun mij daartegen op te merken, dat de Inspecteur van het middelbaar onderwijs beweeg er meer keus is voor hen die sjch voor de wiskunde aanbjedendan voor anderen. Ook is door u aangevoerddat oqder de leeraren in de letter kundige vakken somtijds personen zijn niet bevoegd om te dpceerenoveral waar wij ze nopdig hebben. En nu herinnerde ik mij nog dat er aan onze hoogere burgerschool een Engelschman onderwijs gaf, die niet precies ber voegd was overal onderwijs te gevenen niet voor alles kon gebruikt wor den. Juist het argument dus dat de leeraren in de wiskunde behoorlijk moeten bezoldigd wordengeldt voor de anderen evenzeer. Hier is het eenvoudig een geldquaestie. Heeft de Baad er 2000 voor over, om per- souen te verkrijgen zoo goed als het maar kan Ik erken dat bet voqf het Dagelijksch Bestuur moeielijk was eene hoogere bezoldiging voor te dragen. Ik wil echter gaarne daarvan de verantwoordelijkheid dragen. De Voorzitter. Datgene wat door den Inspecteur is te kennen gegeven is in de gecombineerde vergadering besprokenen heeft ook bij Burg. en Weth. wel degelijk een punt van discussie uitgemaakt. Maar hetgeen de heer Van der Ljth zooeven heeft gezegd, dat Burg. en Weth onlangs een docent in de nieuwe talen hebben voorgedragen die daartoe onbevoegd wasis niet juist. Deze toch werd aangesteld voor het gymnasium, d. i. bet houger onderwijs, op wien alzoo de wetsbepaling voor het middelbaar onderwijs niet toepasselijk is. De lieer Van der LiTh. Het blijkt dan toch, dat wij den man niet gehad hebben dien wij moesten hebben. Ik stel een amendement voor om in litt. g de som van ƒ1600 te brengen op 1800. De Voorzitter. Dat zal dan wellicht op de volgende leeraren ook moeten worden toegepast. De heer Van der Lith. Tien leeraren zullen elk eene verhooging van 200 erlangen, zoodat daardoor eene jaarlijksche uitgave van ƒ2000 meer zpl veroorzaakt wordeq, De Voorzitter. Wenscht de heer Van der Lith die som in eens te verdeelen? De heer Van der Lith. Ik wensch allen leeraren onder litt. g eene vermeerdering van 200 toe te kennen. De heer Goudsmit. Hoezeer altijd gestemd voor vérhooging van salaris, daar waar zij noodzakelijk is, zoo kan ik mij niet geheel vereenigen met het voorstel van den heer Van der Lithuit dien hoofde dat dn praeceptor, die nu 1600 heeft en wiens traktement de heer Van der Lith tot ƒ1800 wenscht te verhoogen in den regel zal behooren tót die jongelui, die voor hun eerste plaats sollieiteeren. Het meerendeel alzoo van die jonge menschen, dienadat zij 1 a 2 jaren de academie hebben verlatenbeginnen met een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 10