HANDIUNGIN TAN DEI fiHEEITEBAAD TAN LEIDEN. IMjEROUEN STIRRER, ter inzage van de leden nedergelegd. N°. 13. Leiden, 20 Januari 1876. Door de heeren De Heyder en Co. is een gedeelte van de Singelgracht tusscben <)e Zijl- en voormalige Hoogewoordspoorten ter aanplemping aange vraagd ten behoeve van eene voorgenomen uitbreiding hunner fabriek, ter wijl door de Gebroeders Van Wensen bij twee mede aan uwe vergadering gerichte adressen tegen eene inwilliging van het verzoek bezwaren zijn in gebracht,- welke stukken, vergezeld van de daaromtrent door de Commissie van Fabricage uitgebrachte adviezenhierbij worden overgelegd. De Commissie heeft met de meeste zorgvuldigheid de belangen van beide adressanten overwogen en is tot de overtuiging genomen dat er geen bezwaar bestaat het aangevraagde gedeelte van de Singelgracbt aan De Heyder en Co. ter aanplemping af te staan, mits eenige voorwaarden worden in acht ge nomen die onder meerderen ten doel hebben de nadeelen te Voorkomen die de aanplemping voor de zaak van de Gebroeders Van Wensen ten gevolge zoude kunnen hebben. Het komt óns voor dat door de voorgestelde bepalingen de belangen van laatstgenoemde adressanten behoorlijk zijn behartigd en dat er geen termen bestaan om te treden in het door hen ten slotte gedaan'verzock strekkende om in geval tot de aanplemping mocht worden besloten aan hen af te staan dat gedeelte der Singelgracht, hetwelk gelegen is tusschen den grens van het erf der firma De Heyder en Co. en den hoek van den Vestwal. In de eerste plaats is door laatstgenoemde firma ook dat gedeelte het eerst aangevraagd, maar bovendien zoude het door haar beoogd doel, uitbreiding van hare fabriek, niet kunnen worden bereikt, wanneer van het oorspron kelijk aangevraagd terrein het thans door Gebroeders Van Wensen verlangd gedeelte word afgenomen. Wij stellen uwe vergadering mitsdien voor om overeenkomstig de conelusie van het rapport der Commissie van Fabricage te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 15 December 1875. Terwijl bij ons in onderzoek was het verzoekschrift, dd. 21 September jl. van de heeren De Heyder en C°.beoogende het erlangen van 's Baads toestemming, tot het aanplempen van een gedeelte der Singelgracht, achter hunne Stoomweverij en tot het hun in eigendom afstaan van den daardoor te verkrijgen grond, werd mede in onze handen gesteld een adres dd. 25 November jl. van de firma Gebroeders van Wensen, bezwaren behel zende tegen het toestaan dier aanvrasg als kunnende leiden ten nadeele van de belangen hunner aangrenzende fabriek. Volgens de overgelegde teekening wordt de aanplemping gewenscht langs een stuk open grondbchoorende aan eerstgenoemde adressantenen langs den aangrenzende!) hoogen Vestwal, uitmakende een gedeelte van het terrein der fabriek van Gebroeders van Wensen voornamelijk dienende tot droog plaats van lijm. De belanghebbende partijen gehoord en de lokale omstandigheden in aanmerking genomen, is ons voorgekomen, dat geen schade aan het be drijf san laatstgenoemden tengevolge van de aanplemping kan te weeg ge bracht worden, indien op den nieuw te verkrijgen grond, voor zooverre onmiddellijk gelegen vóór gemelden Vestwal, geen daarboven uistekende gebouwen worden opgericht; en voorts in bet geval van gebruikmaking van dien grond als bergplaats van steenkolen, sintels, of andere aan verstuiving onderhevige stoffen, door de firma de Heyder en C°. afdoende maatregelen worden genomen tegen de gevolgen van verstuiving, voor zooveel die, bij windrichtingen op dat gedeelte Vestwal, nadeelig kan zijn voor de drooging der lijm. Tegenover de op die wijze voor te komen bezwaren 'der heeren Gebroe- - ders van Wensen de overwegingen stellende: dat de aanvraag der heeren de Heyder en C°. geschiedt in het belang der industrie, en zij zich voor stellen door de gewenschte aanwinst van grond aan hunne zaak eene be langrijke uitbreiding te geven; dat het Hoogheemraadschap van Bijnland geen bezwaar heeft regen de aanplemping, mits met betrachting der door dat college gestelde bepalingen; dat ook bij ons geen bedenking bestaat, mits in bet belang der scheepvaart, langs het aangeplempte gedeelte in de in breedte verminderde gracht eene voldoende diepte wordt aangebracht en onderhoudenen dat de heeren De Heyder en C°. hebben aangeboden om de door aanplemping te verkrijgen grond aan den waterkant van eene houten schoeiing te voorzien en aan den kant van het naburige perceel te zullen berasteren, op de wijze van het bestaande rasterwerk, vermeenen wij op hun verzoek in toestemmenden zin te moeten adviseeren. Met betrekking tot de voor den afstand door de gemeente te stellen financieele voorwaardenverwijzen wij naar het raadsbesluit van 8 December 1866, waarbij aan de firma De Heyder C°. een gedeelte der singelgracht ter aanplemping in eigendom is afgestaan, ter grootte van 270 centiaren, tegen een koopprijs van ƒ100, naar aanleiding waarvan wij, de aanmerke lijke kosten van aanplemping, uitdieping enz. in aanmerking genomen, voor do onderhavige aanwinst van grond, ter grootte van 1050 centiaren, eene betaling van ƒ300 ruim voldoende achten. Besumeerendehebben wij de eer voor te stellen dat aan den openbaren dienst worde onttrokken een gedeelte van de singelgracht, bij het kadaster bekend onder Sectie A, N°. 523, eene opper vlakte beslaande van 1050 centiaren; dat dit gedeelte aan de fabriekanten De Heyder C°. ter aanplemping op hunne kosten worde afgestaan onder de volgende voorwaarden, als: 1°. dat de singelgracht na de aanplemping op alle punten eene breedte, op de hoogte van vijf decimeters -7- A. P.behoude van 25"meters en de kanten der aanplemping op htinne kosten worden voorzien van eene lood rechte schoeiing, steeds in goeden staat te onderhouden; 2°. dat bovendien in het midden der gracht langs het aangeplempte ter rein op minstens vijf meters breedte en eene diepte van drie meters, de 1876. gracht voor hunne rekening worde uitgediept, met gelijkvloeiende afglooiing naar de oeverkantenalles onder toezicht en op aanwijzing van den gemeente-architect; 3°. dat de aangeplempte grond van het perceel Sectie A, N°. 520, toe- behoorende aan de Gebroeders Van Wensen, behoorlijk worde afgescheiden, door eene houten Rastering van twee meters hoogte voor rekening der firma De Heyder C°. te stellen en behoorlijk te onderhouden 4°. dat op het gedeelte van den aangeplempten grond, voer zooverre ge legen onmiddellijk vóór den 3.45 meters boven A. P. hoogen vestwal, be- hoorende tot de fabriek der Gebroeders Van Wensengeen daarboven uit stekende gebouwen worden opgericht; 5°. dat bij gebruikmaking van den aangeplempten grondtot bergplaats van steenkolen of van andeFe aan verstuiving onderhevige materialen door de heeren de Heyder C°., door middel van overdekking ter beoordeeling en ten genoegen van het Gemeentebestuurafdoende maatregelen van voor zorg worden genomen tegen door de verstuiving aan genoemde aangren zende fabriek te bewerken schade, 6°. dat de afstand van het water geschiede tegen betaling van eene koopsom van ƒ300 en dat de kosten van overdracht komen ten laste van de nieuwe eigenaren. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. Leiden, 5 Januari 1876. Door de in ons rapport van 15 December jl. in overweging gegeven voorwaardenaan de firma De Heyder C°. te stellenbij het toestaan der door haar aangevraagde aanplemping, achten wij de belangen der Heeren Gebroeders Van Wensen volkomen gewaarborgd tegen alle hinderlijke of nadeelige gevolgen die door bebouwing of op andere wijze gebruik maken van den aangeplempten grond mochten kunnen ontstaan. Na de vroeger geopperde en door die voorwaarden op te heften beden kingen, wijzen zij in hun later adres op de mogelijkheid in het verschiet, dat voor hen de slechting van den vestwal mocht noodzakelijk worden; in welk geval elke bebouwing van den aangeplempten grondwan hoe onbe duidende hoogte ook, hurvie belangen zou kunnen-schaden. Dat bezwaar is gegrond op onbestemde mogelijkheden in de toekomst. Tegenover staan de omstandigheden: dat de firma De Heyder C°., de gevraagde uitbreiding van grond dadelijk noodig heeft; dat die zal leiden, tot indienststelling van een aanzienlijk grooter getal werklieden, dan thans in hare fabriek te werk te stellen is; dat om daartoe grond te erlangen, geen ander middel bestaat, dan de gevraagde aanplemping; en eindelijk dat de reeds besproken voorwaarden, naar onze overtuiging, met het oog op den bestaanden toestand alle redelijke bezwaren van de heeren Gebroeders Van Wensen opheffen. Indien wij daar te boven overwegendat als zij in de toekomst uitbrei ding van grond voor hunne .fabriek behoeven, daartoe ruimschoots gelegen heid bestaat, door aanplemping langs de hun vrij blijvende andere zijde van den vestwal, dan gelooven wij met plichtmatige behartiging der belan gen van beide partijen te handelen, door te blijven aanraden tot toestem ming van het verzoek der firma De Heyder C.overeenkomstig ons advies van 15 December jl. Ana HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. Aan den Baad der gemeente Leiden. Geven met vcrschuldigden eerbied te kennende Heyder en C°., fabrie kanten ter dezer stede, dat zij ter uitbreiding hunner industrie wenschen aan te plempen een gedeelte water van de Singelgracht bij hunne stoomweverijaangeduid op de hierbijgaande situatie-teekening dat zij de door die aanplemping verkregen grond aan den waterkant van een houten schoeiing zullen voorzienen aan den kant van het naburige perceel zullen berasteren, op de wijze van het thans bestaande rasterwerk; dat bij het Hoogheemraadschap van Bijnland tegen deze aanplemping geen bezwaar bestaat, blijkens het door Dijkgraaf en Hoogheemraden ge nomen besluit, waarvan copij van het door adressanten daarvan ontvangen afschrift hierbij gaat; weshalve de ondergeteekenden zich tot U Edel. Achtb; wenden met verzoek hun ook tot die aanplemping vergunning te verleenen en den daardoor verkregen grond in vollen vrijen eigendom af te staan. 't Welk doende, Leiden, 21 September 1875. De Heyder Co. Aan den Baad der gemeente Leiden, Geven eerbiedig te kennen Gebroeders Van Wensenfabriekanten in zeem- en maroquinleder, lijm en traan, dat zij uit de Leidsche Courant, vermel dende het verslag der Handelingen van den Gemeenteraad van 30 September 11., hebben gezien een adres van de firma De Heyder Co. alhier, tot aanplemping van een gedeelte van den Singel; dat zij, na informatie bij den gemeente-architect, hebben gezien, dat deze aanplemping zou loopen langs een belangrijk gedeelte van bun erf, door hen van de gemeente Leiden aangekocht, voornamelijk als droog plaats der lijm, en tevens tot genot van het Singelwater; dat bij het toestaan van die aanplemping, zoowel door mogelijke bebou wing, als door nederlegging van steenkolen of andere stuivende stoffen, noodzakelijk hun fabrikaat geheel moet bederven, zoodat dat deel huns erfs waar langs de bedoelde aanplemping loopt, voor hun gebruik ongeschikt wordt. Weshalve zij de vrijheid nemen den. Baad eerbiedig te verzoeken, de ge vraagde aanplemping niet toe te staan, alvorens een van uwentwege in te stellen onderzoek in loco te hebben bevolen waarvan zij niet twijfelen dat het rapport aanleiding zal geven bovengenoemd adres te wijzen van de hand. 't Welk doende, Leiden, 25 November 1875. Gebroeders Van Wensen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 1