7 jaren. Wel, indien wij eens zoo verre komen, van uit de renten van een op te richten fonds ƒ4500 te moeten betalen, dan zal dat kapitaal ruim 100,000 moeten bedragen. De Commissie van Financiën beeft eene berekening gemaaktvoor zooverre die mogelijk wasen kwam tot eene jaarlijksche bijdrage van 500. Verdere berekeningen laat ik gaarne aan ieder lid van den Raad over. Ik wensch evenwel de discussie niet te rekken en doe het voorstel weg te laten de woordenin een daartoe op te richten pensioenfonds." Het voorstel wordt voldoende ondersteund. In omvraag gebracht, wordt het aangenomen met 17 tegen 3 stemmen. Tegen stemden: de heeren Suringar, Goudsmit en Eigeman. Artikel 8 wordt daarop aangenomen met 14 tegen 6 stemmen. Tegen stemdende heeren Suringar, DercksenDu RieuScheltema Verster en Eigeman. Artikel 9. De heer Goudsmit. Ik wenschte wel te vragen, of in dit artikel niet be hoort bepaald te worden dat de bijdrage jaarlijks op de begrooting zal wor den verantwoord. De Voorzitter. In de 1ste alinea kan bijgevoegd worden: »en op de begrooting gebracht." De 2de én 3de alinea's moeten nu vervallen. Aldus gewijzigd, wordt art. 9 met 17 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemdende heeren SuringarScheltema en Eigeman, Artikel 10. Wordt zonder discussie met 17 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Dercksen, Du Rieu en Bijleveld. Artikel 11. De heer Librecht Lezwijn. Ik wenschte te vragen, of in den eersten regel na »binnen ééne maand" niet zijn uitgevallen de woorden»na de inwerkingtreding" of »na de vaststelling dezer verordening." De heer Goudsmit. Ja, die omissie schijnt begaan te zijn. Men zou ook kunnen zeggen: ^daarna." De heer Van Iterson. Ik zou willen aanraden te lezen»na de vaststel ling der verordening." Zij wordt gecenseerd in werking te treden op 1 Ja nuari. De discussie echter is nog niet afgeloöpen en kan niet affoopen, daar de stemmen hebben gestaakt. Er zal dus nu nog eenige tijd moeten verstrijken en wij zijn reeds tot den 6den Januari genaderd. Ik vrees dat er dan in deze maand te weinig tijd zal overblijven, om belanghebbenden het noodige beraad te geven ter beslissing der vraag, of zij al dan niet wenschen deel te nemen. De heer Goudsmit. Men zou kunnen lezen: »na de afkondiging." De Voorzitter. Ik heb er niets tegen. Art. 11 wordt hierop, aldus gewijzigd, aangenomen met 19 stemmen tegen 1, die van den heer Du Rieu. Artikel 12. De heer Suringar. Dit artikel kan nu geheel vervallen. Het was ge baseerd op de instelling van een pensioenfonds. De heer De Fremery. Ik had het voornemen hetzelfde voorstel te doen. Tot dusver is na weivolbrachten diensttijd immer pensioen verleend; ik ver moed dat de aanvrage ook vervolgens niet zal worden afgewezen en dan eischt de billijkheid dat ook de andere beambten bijdragen en zij niet meer dan onvermijdelijk is boven anderen worden bevoordeeld. De heer Goudsmit. Ik moet den vorigen spreker doen opmerken dat er tot dusver geen recht van pensioen bestond en er dus ook geen bezwaar kon be staan pensioen te geven uit pure billijkheid. Voortaan echter zal ei* een recht van pensioen zijn. En om nu iemand, die slechts twee jaar b. v. zal hebben bijgedragendat recht niet die gunst te gevendat kan m. i. niet opgaan. Stel dat iemand 55 jaar oud is en 35 dienstjaren heeft, en hij wordt op zijn 60ste ontslagen op een jaarlijksch inkomen van ƒ400, dan zal hij 20 hebben bijgedragen en 2/3 van zijn tractement als pensioen ontvangen. Tot nu toe bestond daartegen geen bezwaar; maar dat bezwaar wordt nu grooter, nu een' onvoorwaardelijk recht op pensioen is gegeven. Daardoor vervalt ook het argument van den heer De Fremery. Men krijgt nu een recht op pensioen. De heer De Fremery. Ik erken dat er bezwaren aan verbonden zijn maar daartegenover staat dat de gemeentekas toch nog eenige vergoeding erlangt voor de belangrijke uitkeering, die later zal worden gevraagd. De heer Goudsmit. Als men van dien major uitgaatjadan komt men tot die conclusie. De heer De Fremery zegt: als men het recht geeft; maar dat recht wordt juist niet gegeven. De heer Van der Lith. Is het wel mogelijk dat iemand pensioen zal ontvangen als hij twee jaar heeft bijgedragen? Ik lees toch dat men min stens 15 jaar moet hebben gediend. De heer Goudsmit. Het is hier eene transitoire bepaling. Ik vind het geven van pensioen aan deze ambtenaren als gunst billijkmaar als een recht exorbitant. De heer Dercksen. Ik acht art. 12, dat immers eene overgangsbepa ling bevatniet zoo gelukkig geslaagd als de heer Goudsmit dit vindt. Men mag veilig aannemen dat de ambtenaren, die thans op betrekkelijk hoogen leeftijd zijn gekomen toch pensioen zullen verlangen en het ook zouden verkrijgen zonder bestaan dezer verordening. En door deze bepa ling nu zou het misschien kunnen gebeuren dat die gunst niet zoo spoedig werd toegestaan. Er zouden dus slachtoffers gemaakt worden! Dit dringt er te meer toe dit wel wat draconisch artikel wegtelaten. De heer Goudsmit. Daarom is de tweede alinea opgenomen. De heer Harteveit. Ik wensch dat geheel het artikel wegvalle. De Voorzitter. Dan moet gij tegenstemmen. De heer Hartevelt. Jamaar ik wensch te zeggenwaarom. De enkelen, die een hoogen leeftijd hebben bereikt, zullen nu, zij het ook kor ten tijd, 1 percer.t bijdragen. Stelt men hen daartoe niet in de gelegenheid, dan zal men toch doen wat men tot nu toe deed pensioen verleenen als C gunst. Ik nu wensch alle gunstbetoon te doen vervallen, en door recht te zien vervangenanders wordt gunstbetoon weder regel. Art. 12, hierop in stemming gebracht, wordt verworpen met 18 tegen 2 stemmen. Voor stemden: de heeren Du Rieu en Goudsmit. De Voorzitter. De eindstemming kan nu geen plaats hebben, daar over twee artikelen de stemmen hebben gestaakt. Alsnu zou aan de orde zijn punt 3 der onderwerpen voor heden aan de orde gesteld, maar wegens het vergevorderde uur stel ik voor dit punt aan te houden tot de volgende vergadering. Daartoe wordt beloten. De heer Goudsmit. Indien gij zoudt kunnen goedvinden de pensioenver ordening spoedig tot afdoening te brengen, zal het mij aangenaam zijn. Zij is al zoo lang aan de orde geweestdat het schijnt dat er een fatum op rust. De Voorzitter. Zoo spoedig mogelijk zal ik de vergadering weder bij eenroepen. Daarna wordt de zitting gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij- van J. C. DRaBBE. 10

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 8