De Voorzitter. Ik breng in omvraag,Jiet ;jtpof$teI,iqt piefojjslwJelipg,
door den heer Bijleveld gedaan en door twee leden oQcjersteund.
van den schoolopziener.van 8 Mpajt. Ik geloof dat liet nipt kwppd zijn
zou hier die missive voor te lezen, zoomede de missive van den schoolopziener
van October. Hij schrijft echter in het door mij aangehaalde uitdrukkelijk,
dat de flii noodzakelijk zijn voor vermeerdering van het onderwijs.
De Voorzitter. Ik zal den Secretaris verzoeken (jen bedoelden tarief
vcor te lezen.
-fjjf Tl bit os
De Secretaris leest daarop den volgenden brief, gedagteekend 8 Maart
}?7», voor:
'Ingevolge uw verzoek, heb ik in een uitvoerig schrijven aan den beer
Inspecteur de noodzakelijkheid betoogd van een rijkssubsidie voor de ge
meentelijke vormschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Leiden en
zijne tQsschenkomst bij de regeering verzocht om die te verkrijgen. Mijne
missive is door den Inspecteur met eene warme aanbeveling aan den Minister
Geertsema gezonden en door mij in een persoonlijk onderhoud, eerst met
dezen daarna met den Minister Heemskerk nader toegelicht. Deze pogin
gen zijn met pen gunsfigen uitslag bekroond. Bij Zijner Majesteits beslpit
van 25 Februari 1.1., p°. 13, is aan de gemeente Leiden, ten behoeve van
genoemde vormschool, een rijkssubsidie verleend van ƒ2000 voor het loo
pend jaar en vervolgens, tot wederopzeggens toe, jaarlijks tot hetzelfde be
drag. Ik heb de eer n daarvan bij dezen kennis te geven.
In overleg met den Inspecteur was door mij verzochthet subsidie be
taalbaar te stellen aan bet onderwijzend personeel, dus in mindering van
de jaarwedden van gemeentewege uitbetaald. De Minister vreezende, dat
dit bij de wisseling van lipt personeel tot grooten omslag aanleiding zal
geven, beeft op dit deel van het verzoek anders beschikt en bepaald, dat
het subsidie betaafbaar zal worden gesteld ten name van dp gemeente
hierdoor kan (lie omslag'worden vermeden omdat de regeJipg 1 bczoldi-
ging'van het personeel de taak is van het gemeentebestuur.
De Gemeenteraad hèeft, bij de aanneming der gewijzigdp verordening
ter regeling "vari lietonderwijs aan de vormschool, aan Burge^éeafpr^i)
Wethóüderé verzocht èle noodlge sïppjièn te doen, ter verkrijging van een
subsidie gelijkstaande minstens' aan het bedrag der verhooging van uitgaven
door die wijziging «tëfoórzaakt. Dit bedrag was 1275. In overleg met
u beb ik een subsidie van ƒ2000 gevraagd, vooral met het oog op uit
breiding van personeel en leermiddelen, die ook na de jongste verbeterin
gen nog wenscbelijk bleef. Ik neem de vrijheid dit thans te herinneren,
opdat, wanneer de tijd tot het doen van voorstellen hieromtrent gekomen
is, die voorstellen bij u en bij den Gemeenteraad gunstig mogen worden
ontvangen.
De schoolopziener in het 3e district van Zuid-Holland
Aan Heeren Burgemeester en M. J. de Goeje."
Wethouders van Leiden.
De beer Cock. Ik zal er niets meer bijvoegen. Uit de voorlezing is
mij niet gebleken dat de Minister officiéél aan bet subsidie de beperking
heeft verbonden, die de schoolopziener door zijne aanvrage er aan schijnt
gegeven te hebben.
De Voorzitter. Dan zal ik nu de debatten sluiten- Het voorstel van
den beer Van der Litb verklaar ik, namen9 Burgemeester en VVelbouders,
gaarne over te nemen.
De heer Bijleveld. Een pnkele vraag zij mü vergund, mijnbeer de
Voorzitter! Bedoelt gij bet voorstel van (ten heer Van der Litb tot wijziging
der verordening?
De Voorzitter. Ja, dat is de bedoeling.
De heer Bijleveld. Kan dat punt thans wel behandeld worden? Het
staat toch niet op de agenda voor deze vergadering vermeld en is niet vooraf
aan den Voorzitter medegedeeld. Ik zal mij nu niet uitlaten of ik voor of
tegen de wijziging gestemd benmaar moet alleen bezwaar maken dit voor
stel thans in behandeling te nemen.
De heer Goudsmit. Het komt mij voor dat formeel de beer Bijleveld
volkomen gelijk heeft. Maar men zal wel willen erkennen dat het hier
geldt: c'est la légalitè gui tue. Een volgenden keer zal men toch niets anders
kunnen doen dan herhalen wat nu bereids breedvoerig gezegd is en betoogd.
Ik geef dus den heer Bijleveld in bedenking over zijn formeel bezwaar been
te stappen.
De heer Van Iterson. In het voorstel dat op het convocatiebiljet voor
deze vergaderiug wordt vermeld is sprake van wijziging van art. 5 der ver
ordening. Als er nu toch eenmaal wijziging dér verordening aan de orde
is, zal het wel geoorloofd zijn ook wijziging te brengen in een ander
artikel.
De heer Bijleveld. In de eerste plaats moet ik den heer Van Iterson
antwoorden dat het volkomen juist is dat in het voorstel van wijziging der
verordening sprake ismaar dat de verlangde wijziging bepaald omschreven
en het artikel dat gewijzigd moet worden bepaaltj is aangeduid. Als het
stelsel kan opgBan, dat bij de behandeling van een voorsttl betrekkelijk een
bepaald Hangeduid gedeelte eener verordening, deze ook in anderen opzichte
en dus ook in haar geheel, door een staande de vergadering gedaan voorstel
kan worden gewijzigd, zoo staan wij aan vele verrassingen bloot. Men bepale
zich in het vervolg dan bij de eenvoudige vermelding op de agendadat
een voorstel zal worden behandeld tot wijziging van dit of dat besluit, van
deze of gene verordening daarin is dan alles opgesloten. De wegdien men
nu wensebt in te slaan, is bovendien zeker in strijd met liet reglement van
orde. In de tweede plaats moet ik verklaren dat bel mij genoegen doet
dat de beer Goudsmit nut mij medegaatin zooverre, dat die geachte
spreker erkent, dat liet door mij geopperd formeel bezwaar bestaat. Dat
bezwaar weegt bij dat geacht lid niet zoo zwaar; bij mij "heeft hét niets
van zijn gewicht verloren, ik moet het blijven aandringen. Ook het for-
roeele moet in deze vergadering m i. van beteekenis blijven en geëerbiedigd
worden.
De heer Van der Lith. Ik voor mij heb er geen bezwaar in dat de
behandeling van mijn voorstel worde uitgesteld. Het doet er, naar het mij
voorkomt, weinig toe, of de zaak nu beslist wordt of niet. Maar toch
moet ik verklaren niet te kunnen inzien dat legen de behandeling nu zelfs
een formeel bezwaar zou kunnen worden ingebracht. De Gemeentewet verzet
er zich immers volstrekt niet tegen dat steeds ook over andere, dan aan de
prde gebelde zgfcenvpq^tellpn worden gedaan of besluiten genomen. Ik
peet (jus rppt wagji)it,men.,J)et bezwaar put.
De heer Bijleveld. Ik meen daareven reeds te- hebben opgemerkt-dat
,jk het bezwgar put uit ons reglement van orde. Ik' zal de quaestie niet
verder be.-prejtén, daar ik de discussiën niet onnoodig wil rekken. Maar ik
inoet mij tegen de behandeling, op dit oogenblik, van - het voorstel van den
heer Van der Lith blijven verklaren.
De Secretaris leest de bepaling van het reglement van orde voor.
De Voorzitter. ifrjiit blijkt dat zpqyeel n)f?SvJjyk ..pllepn (je.pfui (Ie
orde gestelde voorstellen behandeld norden. Dit voorstel nu is een gevolg
van de discussiën. Ik stel dus voor tot de behandeling er van over te ggan.
De bezwaren tegen die behandeling kqpipn mij njpt. pserjyggend geqqeg ypqr
om liet voorstel niet in behandeling te nemen. Veijangt de heer Bijleveld
ook het voorstel te doen het thans niet te belyandqlppZjpp ja.^iyqydt dit
ondersteund
Het voorstel tqt niet-hehandelipg wordt ppdergteund dqor de heeren
Dercksen en Cock.
De VqpRZiTTER. Dan zal ik nu bet voorstel gjtn den heer Bijleveld, om
de wijziging jn art. 3 van den heer Van der Lith, door Burgemeester en
We^Iipuders ovprgeppmenniet te behandelenin omvraag brengen.
De heer Dercksen. Gij moest, meen ik, juist in omvraagbrengen uw
voorstel qui het voprstel van -den heer Van der Lith dadelijk te behandelen.
De Voorzitter. Het voorstel van den heer Bijleveld tot niet-behande-
ling is thans aan de orde.
De heer Dercksen. Njet-bebandeljng is immers yegel. (Indien gij ppgp
uitzondering daarop voorsteltbehoort dit voorstel jn omyy^ag gehecht „te
worden.
De heer Bijleveld. Ik he|> er niets tegen dat .gij ipijn be^wggr tegen
de behandeling in den vorm van een voorstel hebt gekleed, mijnheer de
Voorzitter! Ik moet echter zeggpn geen voprstel te hebben geflfP"- ')e
bedenking van den heer Dercksen aebt ik dus wel gegrond en geef u dftl*
halve in overweging uw eigen voorstel tot behandeling'in omvraag Jirpg-
gen. W'ilt gij echter stemming o»er,mijn bezwaar, in den vorm van een
voorstel gekleed, doen plaats hebben, dan zal ig mij daartegen pietvedetten.
I)e Voorzitter. Ik heb u gevraagd pf gij van uw bezvygarfign ,ypprs(el
maaktet, en zoo ja, of bet werd ondersteund. De heeren Dercksen en Cock
heiden hebben toen uw voorstel ondersteund. Hadden zij bezvygftr t^gen U}V
vporstel, dan hadden zij eenvoudig zich van ondersteuning moeien,qpthqpdep.
ït zkl nu uw voorstel tot niet-behandeling in omvraag brepgep.
Het vppr^tpl wordt verworpen ippt 11 tegpp 8 stemmen.
Voor stemetem: de heeren Dercksen, Cock, Bijleveld, Jiigeman, Van der
ZweepLe PooleVan Hettinga Tromp en Hartevelt.
De Voorzitter. Dan zal ik nu de verschillende voorstellen in behan
deling brengen.
In de eerste plaats het voorstel van den heer Van der Lith, door Bur
gemeester en Wethouders overgenomen om achter art. 3 der Verordenjpg
in te voegen 'tenzij in liet belang van bet onderwijs eene verdere splytsing
wordt noodig geacht, waaromtrent jaarlijks de goedkeuring van den Itapd
zal worden vereisclit."
Verlangt hierover nog iemand het woord?
De heer Dercksen. Ja, mijnheer de Voorzitter! Tk wgp^ch de opmer
king te maken dat ik van het artikelzooals het nu is geredigeerd groove
onaangenaamheden vrees. «Tenzij wordt nopdig geacht", luidt pen der VP|1-
zinnen. Wie zal over die noodzakelijkheid heslissen? Zal de liaafiJj^tdqjg)
a priori of wordt dit gedaan door dé sehoolautoriteiten P
De Voorzitter. De sphqplgutqriteiten zp(len te beslissen hebben.
De heer Van der Lith. De llaad zal onmogelijk eene beslissing kunnen
nemen.
Dq beqr Goudsmij. Als de sqboolautoriteiten de beslissing genomen
hebben zal de Baad die beslissing kunnen goed- of afkeuren.
De heer Dercksen. A posteriori, niet a priori.
De heer Goudsmit. Als de Baad over alle ondergeschikte punten
a priori moest beslissen, zou er geen einde aan zijn arbeid komen'. Mij
dunktdat er genoegzame waarborg in gelegen is dat de Raad de voor
stellen der sehoolautoriteiten kan afkeuren.
De Voorzitter. Ik moet ook herinneren dat bij de Hoogere Burger
school en het Gymnasium zekere som beschikbaar blijft, die niet gebruikt
wordt als er geen parallel klassen noodig zijn. De Baad hetft de beschik
king daarover aan Burgemeester en Wethouders overgelaten.
De heer Van der Lith. Begrijpt de heer Dercksen welwaarom ik
mijn voorstel heb gedaan? Ik meen dit te mogen betwijfelen. Ik heb het
voorstel gedaan om te voorkomen dat eene onregelmatigheid zich herhale
als zich nu hefft voorgedaan. Nu, bij aanneming van mijn voorstel,
zeggen wij: er kunnen parallelklassen geopend worden, maar daarvoor moet
later goedkeuring worden gevraagd. De sehoolautoriteiten moeten bij den
Baad komen en van deze goedkeuring verzoekep.
De heer Dercksen. Uit het artikel, zooals het nu is voorgesteldblijkt
nietbinnen welken tijd de goedkeuring gevraagd moet worden.
De heer Van df.r Lith. Jaarlijks zullen de sehoolautoriteiten moeten
beoordeelen of er noodzakelijkheid toe bestaat.
De heer Van Iterson. Men zou er kunnen bijvoegen: jaarlijks fin $pn
loop van de maand November".
De heer Van der Lith. Tegen die bijvoeging bpb ik eepig beztyjar.
Het zou kunnen gebeuren dat de noodzakelijkheid tot ?plitsïpg ziph;
in December voordeed.
De heer Van Iterson. Ljet b^zp'aar van den hper. Dercksen kprpt mij
voor juist te zijn. Men meet voorkompp dpt pie^ pi Mei de goedkeuring
worde gevraagd van eene splitsing dip in Pecembpr hetft plaats gevonden.
Dit zou wel eene dwaasheid zijn, waartoe wij het Dagelijlfspl) Bestuur niet