werk niet wat hoogP Vroeger werd daarvoor uitgetrokken 3001 later 150 en nu in de laatste jaren niets. De Voorzitter. Alser ƒ500 wordt uitgetrokken en die som niet geheel noodig is, dan schaadt dat nog niet, want dan wordt de som niet uitgegeven. De heer Scheltema. Jamaar men weet hoe dat in den regel gaat als er eene vaste som wordt uitgetrokken. Zij wordt dan zoo lichtelijk ten volle gebruikt. De heer Seelig. Ik meen dat gij, mijnheer de Voorzitter, overheldet om de f 500 van art. 57, indien daarop niet toegestaan, over te brengen op het volgnommer thans in behandeling, gelijk de Commissie van Financiën heeft voorgesteld. Wel is waar had ik liefst gezien, en dat was, meen ik, ook uwe meening, dat het bedrag op volgnommer 57 ware toegestaan maar aangezien dat afgestemd is, ben ik er sterk voor, op grond der nood zakelijkheid, om die som te brengen op den post voor dag- en weekgelden. De Voorzitter. Ik heb gezegd dat, als bij art. 57 de 500 waren toe gestaan wij deze dan zouden kunnen toeleggen aan een bepaald persoon ook heb ik gezegd, dat ik die wel zou willen overbrengen naar de dag gelden mits dat wij er vrije beschikking over hadden, en niet bij wijze van schrijfloonen. Nu ik de som bij art. 57 verloren heb als vasten post, wensch ik die echter te behouden onder de daggelden. Dat is de bedoeling. De heer Hartevelt. Het schijnt, mijnheer de Voorzitter, en ik wil het aannemen, dat er een misverstand bestaat, en ik moet de persoon zijn, die misverstaan heeft. Om nu allen schijn van wreveligheid te vermijden, zal ik toegeven en het voorstel van de Commissie van Financiën in wezen houden, dat zij primitief heeft gedaan, om 500 op no. 96 meer uit te trekken, om daaruit zooveel noodig te bekostigen het voor fabricage te verrichten teekenwerk. De heer Van Heukelom. Ik ben nooit voorstander geweest van dezen post. Ik zou gaarne zien dat de Commissie van Financiën de ƒ500 introk. Ik meende dat uit dien post van ƒ14000 eene bijdrage voor tee kenwerk zou kunnen gevonden worden. Ik geef volkomen toe dat er be hoefte bestaat aan een persoon om den architect met teekenen en andere werkzaamheden bij te staan; maar nu men op dezen post ƒ600 meer vraagt, nu is dat artikel mij nog zuurder. De verhooging van ƒ500 op no. 96 wordt met 17 tegen 5 stemmen goedgekeurd. Tegen stemdende heeren Dercksen Cock, Scheltema, Verster en Le Poole. De Voorzitter. Ik wensch nu nog een enkel woord te zeggen over het door de Commissie van Financiën aangeprezen denkbeeld tot openbare uitbesteding, ook voor de vernieuwing van straten. Burgemeester en Wethouders zijn bereid b. v. bij de thans voorgestelde bestrating van de Maarsmans- steeg eene proeve te nemen, om dan te zien hoe de zaak uitvalt. Maar bezwaarlijk zouden wij er in kunnen treden om de som te verminderen. Blijkt bet dat door uitbesteding de kosten minder zijndan zal dat min dere eene bate zijn. Ik stel dus voor de som van 14000 (ongerekend de straks aangenomen verhooging van ƒ500) in haar geheel te laten, ouder bereidverklaring tot het nemen eener proeve voor aanbesteding, b. v. der Maarsmanssteeg. De beer Van Hettinga Tromp. Het blijkt uit haar rapport, dat de Commissie van Financiën zeer voor bet beginsel van openbare uitbesteding is. Naar den afloop van eene vroeger plaatsgevonden aanbesteding] wordt beweerd dat eigen beheer beter en goedkooper is. Wij betwijfelen echter, of bij de toen gemaakte berekening wel alles is in aanmerking genomen en nauwkeurig becijferd. Maar al moge die bewering bij een klein werk waar heid bevatten, bij aanbesteding op groote schaal en aangenomen als alge- meene maatregel, verkrijgt men andere voordeelen, die mede in rekenin» komen. Het tal van vaste werkliedenthans het gansche jaar door bezob digd, kan dan voor een groot gedeelte gemist worden. Maar voornamelijk is aanbesteding het eenige middel van goéde controle op de uitgaven van fabricage, welke controle thans ten eenenmale ontbreekt en ter wille waarvan wij aanbesteding wenschelijk achtenal mocht dit ook iets duurder uitkomen. De Voorzitter. Ik moet daarop antwoorden dat controle bij publieke uitbesteding ook moeielijk is, want men zou daarvoor een afzonderlijk opzicht moeten hebben. Dit pleit wel eenigszius tegen de wenschelijkheid maar, zooals ik zeidewij zullen de zaak beproeven met enkele straten. De heer Van Hettinga Tromp. Mijne bedoeling is niet enkele straten, maar alle straten-aanleg of vernieuwing bij uitbesteding te doen plaats hebben. Binnen betrekkelijk korten tijd kunnen de werkzaamheden dan afloopen, ouder voortdurend toezicht van den daarvoor aanwezigen op zichter. De heer Seelig. Ik wil er toch op wijzen dat de proef met aanbeste ding bij de bestrating van den toegangsweg tot het station van den lioll. IJzeren spoorweg mislukt is, omdat het bleek, dat men het werk in eigen beheer beterkoop kon verrichten. Au fond heeft in beide gevallen de be rekening van het kostende der bestrating plaats per centiare. Ik weet in derdaad niet, wat men met aanbesteding zou winnen, maar ik ben er niet tegen dat men nogmaals eene proef neme. De heer Hartevelt. Ik zou willen vragen of men wel met juistheid weet te berekenen wat die weg tot aan het station gekost heeft. Er zijn inderdaad tal van zaken, die bij eigen beheer over het hoofd worden gezien en misschien door de Commissie van Fabricage moeielijk te controleeren zijn, ja met de meeste activiteit toch aan haar oog ontgaan. De heer Seelig. De Commissie van Fabricage heeft tot dusver geen motief om te twijfelen aan de juistheid der opgaven, die zij krijgt. Ik zou wenschen dat de Commissie van Financiën inzage kwam nemen van de werkstatenen dan preciseerde, welke hare bezwaren zijn. De heer Hartevelt. Wel degelijk neemt de Commissie van.Financiën inzage van de door den heer Seelig bedoelde staten bij de rekening en verantwoording, maar daaruit zal zij niet veel leeren. Ik zou daar meer van kunnen zeggen, ten bewijze dat de controle niet goed of niet afdoende is, maar laten wij die discussie nu liever staken; ik verklaar mij bereid tot confidentieelo bespreking. 3875. De Voorzitter; Ik houd mij gaarne aanbevolen voor nadere inlich tingen. De stemming over Hoofdstuk III wordtwegens het staken der stemmen over de ƒ750 tot herstel van de Morschpoort, aangehouden tot eene vol gende vergadering. Op voorstel van den Voorzitter wordt bepaald dat de vergadering zal worden voortgezet in eene ten 7 uren te houden avondzitting. Avond-zitting van Donderdag 38 October 1875, geopend te 7 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Van Wensen, Krantz, Van der LithVan Heukelom, Du RieuScheltema, Verster, Seelig, Suringar, Juta, Har tevelt, Librecht Lezwijn, De Fremery, Goudsmit, DriessenDercksen, Bijleveld, Van Hettinga Tromp, Le Poole, Van ItersonCock, Van der Zweep en Van den Brandeler. De heer Eigeman gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. Aan de orde is de voortzetting der beraadslagingen over de geraeente- begrooting voor 1876. Hoofdstuk IV. Kosten van invordering der plaatselijke belas tingen OF MIDDELEN. No. 101. Kosten van toezicht en van invordering der plaatselijke belas tingen ƒ11580; De heer Van Iterson. Onder dit nommer komt, naar ik meen, de som voor, welke is uitgetrokken ten behoeve van de schatters voor de plaatselijke directe belasting. Naar aanleiding van dien heb ik er in de sectievergade ring reeds op gewezenen ik wensch dit thans te herhalen, dat de taxatie van het meubilair veel te wenschen overlaat en in de groote meerderheid der gevallen ver beneden de werkelijke waarde blijft. Ik meen dit daaraan te moeten toeschrijven dat de personen die dit werk verrichten uitnemend in staat zijn de huurwaarde der huizen te bepalen maar niet op de hoogte van de waarde van meubelen en dergelijke. Zouden voor dit onderdeel der schatting niet personen kunnen worden aangesteld die daarvoor meer ervaring hebben P De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben reeds geantwoord dat het hun wenschelijk voorkomt dat'de schatting der huurwaarde ten aanzien der plaatselijke directe belasting en die van de waarde van het meubilair door dezelfde personen geschiede. Eene splitsing zou nog al bezwaar heb ben. Als b. v. van de acht schatters twee voor het meubilair wierden aan gewezendan zou de tijd om met de beschrijving gereed te komen te kort zijn. Voor deze belasting geschiedt de taxatie van het meubilair als het ware grosso modoen zoo ik meen naar 5 klassen. Ik wil aannemen dat die taxatie niet volkomen juist is. Maar als eeue volledige taxatie moest plaats hebben, dan zou dit te veel tijd vorderen. De heer Van Iterson. Het ware toch, dunkt mij, beter veel tijd aan te wenden en de taxatie goed te doen dan het omgekeerde. Nu geschiedt do taxatie zeer oppervlakkig. De taxateurs nemen soms slechts enkele kamers in oogenschouw. Ik geloof ook dat de verdeeling in vijf klassen veel te gering is om eene goede taxatie te kunnen verkrijgen. Ik kan evenwel nu geen voorstel doen om tot eene beslissing te komen, en bepaal mij dus tot aanbeveling der zaak in de aandacht van Burgemeester en Wethouders. Met genoegen bemerk ik dat de wethouder voor financiën het met mij eens is dat de taxatie te wenschen overlaat. De heer De Iremery. Mag ik den geachten spreker opmerken dat, als de beschrijving in de eerste dagen van Januari aanvangt, men nog alle moeite heeft met Juni met het kohier gereed te komen? Wanneer men afzonderlijke schatters voor het meubilair moest aanstellenzou dit in de eerste plaats de kosten zeer vermeerderendoch bovendien zou er nog meerder tijd voor gevorderd worden, tot groot ongerief voorde belastingschuldigen, die dan in minder termijnen meer zouden moeten aanzuiveren. Ik ken tot dusverre geen betere wijze dan globale schatting in verhouding van de meerdere of mindere waarde van het meubilair in vier klassenzooals tot heden plaats had. Eene taxatie zooals in boedels plaats heeft, eene geheel juiste wuardeering, kan hier bij geen mogelijkheid plaats hebben. Het kan niets anders zijn dan eene globale taxatie, evenals bij de rijks personeele belasting plaats heeft. De tweede grondslag is eigenlijk een factor der huurwaarde. De heer Van Iterson. Dat hangt, dunkt mij, geheel af van het aantal personen dat met de taxatie belast wordt. Indien de tweede grondslag eigenlijk geen grondslag, maar een factor van de huurwaarde is, dat men dan liever de belasting alleen naar dien maatstaf bepalein dit geval zou er nog minder tijd noodig zijn. Wil men echter taxatie behouden en daarbij van een in klassen verdeelde tabel gebruik maken waar ik op zichzelf niets tegen heb dan verlang ik meerdere nauwkeurigheid, opdat nietzooals thans de werkelijke waarde twee-, drie- of nog meermalen van de getaxeerde verschilt. De heer Verster. Met het voorstel om de belooning van den ambte naar speciaal belast met het toezicht op de honden met 5 pCt. te verhoogen kan ik mij niet vereenigen. De bemoeiingen van den ambtenaar zullen door het groot aantal honden dat in den laatsten tijd werd afgemaakt, eer der verminderen dan vermeerderenen daarom bestaan er m. i. geene rede nen, die voor verhooging pleiten. Evenzeer zal ik mijne stem niet kunnen geven aan de verhooging voor de brugophalers voorgesteld. De gebrekkige wijze, waarop door die personen op verschillende plaatsen binnen deze ge meente aan hunne verplichting wordt voldaanwettigtvolgens mijne mee ning die verhooging niet. De heer De Iremery. Ik moet daarop antwoorden dat het zeer moeie lijk is voor zulk eene geringe toelage geschikte personen te vinden die in de buurt wonen. Soms is dit zelfs niet mogelijk en dan moet men tevreden zijn met de hulp van anderen, die op eenigen afstand wonenen 51

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 9