De heer Bijleveld. Naar aanleiding van den loop der diseussien zou j ik wel in overweging willen geven de beslissing over de brug öan te houden tot dat beslist zal zijn over het al of niet afbreken der Morschpoort. Mij dunkt, die beide zaken staan ookwat het financieels betreftin onder ling, verband en m, n kan de beslissing over de poort van invloed zijn op die omtrent de brug. De Voorzitter: Het staat in elk geval vast, dat de brug veranderd moet worden. Ik althans zou niet gaarne de verantwoordelijkheid dragen voor de gevaren van den bestaanden toestand. Maar dit is geheel afgeschei den van de quaestie omtrent het afbreken van de poort. Het is mogelijk, dat daardoor eenige wijziging in den vorm zou komenmaar in de kosten zal het geen verschil maken. De heer Bijleveld. Ik zou dienaangaande wel eenige inlichting van de Commissie van Fabricage wenschen te ontvangen. Maar gesteld er ware hier alleen quaestie van vorm of richting der brug, afgescheiden van finan- cieele berekeningendan nog ware het raadzaam te wachten totdat over n°. 95 beslist zal zijn. De Voorzitter. Dit is werkelijk van later zorg. Als de Morschpoort wordt afgebrokenzal de brug waarschijnlijk een anderen vorm krijgen, en het zal dan de vraag zijn of de kosten minder zullen zijn. Dit staat eohter vast, dat de brug vernieuwd moet worden. Wordt er nu straks besloten tot het afbreken der poort, dan ook zal vorm en riehting in teekening worden gebracht en als naar gewoonte aan den Raad medegedeeld worden. De heer Biïleyeld. Ik kan daarover niet heslissen. Oppervlakkig zou ik zeggen dat een veranderde vorm of richting van de brug wel van invloed op de kosten zou moeten zijn. Maar ik herhaalik weet dit niet en heb daarom inlichting van de Commissie van Fabricage gevraagd. Ik zou echter willen vragen of het dan zóóveel bezwaar in heeft om de verdere behande ling van art. 85 uit te stellen tot na die van art, 95. De Voorzitter* Ik zie daar het nut niet van in en wensch nog op te merken, dat als er besloten wordt tot het afbreken der poort, er dan ƒ750 vrij vallen, voor reparatie dier poort uitgetrokken. De heer Seelig. Ik geloof, dat het nu het geschikte tijdstip is om uit te maken of de som voor de vaste brug, ad 5800, al of niet zal toege staan worden. Dat cijfer berust op een globaal project. Het is mogelijk, dat eene eenigszins kortere brug, dan bij dat project bedoeldkan gelegd worden indien de poort zal zijn opgeruimd en dan zullen de kosten iets meerder zijn. Intusschen spreekt het vanzelf dat er niet meer besteed zal worden dan noodig is en dat het werk publiek zal worden aanbesteed. Ik moet nog een enkel woord zeggen in antwoord aan den heer Dercksen omdat ik het lid der Commissie van Fabricage bendat het voorrecht had met hem in de sectie te zitten. Hij vermeent op zijne vraag, in de sectie tot mij gericht, alleen vernomen te hebben, dat men jaarlijks iets doen moest aan de bruggen, en dat nu dit jaar deze brug aan de beurt lag, maar dat de noodzakelijkheid der vernieuwing niet was aangetoond. Deze opvatting moet stellig op eene misvatting berusten. Als ik mij wèl herinner, heb ik alleen gezegd dat wanneer eene brug in gevaarvollen toestand geraakt, het dan moeielijk is met stellige zekerheid op te geven of zij het nog één of twee jaar zal kunnen volhoudendat dit ook hier het geval en derhalve eene quaestie van verantwoordelijkheid is, die de Commissie van Fabricage niet op zich durft nemen te heslissen. Ito Looi- Heboksik. Het is mogelijk dat mijn geheugen mij hierin on trouw is geworden. Maa^ dit meen ik mij toch wel te herinneren dat er quaestie geweest is van de verandering der bruggen over meer jaren te ver dedenen daaruit heb ik opgemaakt dat, nu er dit jaar weinig anders was, men de brug aan de Morschpoort heeft uitgekozen. Intusschenik heb reeds gezegd dat, als de toestand periculeus is, voorziening moet plaats hebben. De heer Van der Lith. Ik wensch alleen het volgende op te merken. Wanneer wij dezen post aannemen dan is het uitgemaakt dat er eene va9te brug zal worden gebouwd. Nu wilde de heer Bijleveld die beslissing ver dagen totdat over het behoud der Morschpoort zal zijn beslist. Dat denk beeld lacht ook mij toeen ik vraagwelk bezwaar bestaat er om no. 85 tot die beslissing aan te houdenP De vrees, dat daardoor de vernieuwing der brug belet zal worden, deel ik niet; niemand zal naar mijne overtuiging, na de uitspraak van de Commissie van Fabricage, zijne stem daartegen uitbrengen, maar over de wijze, waarop de vernieuwing zal worden uitge- gevoerdis verschil van gevoelenen bij mij hangt dit nauw met het al- of niet bestaan der Morschpoort samen. De Voorzitter. Ik begrijp niet, hoe er aanleiding kan bestaan tot het verbinden der quaestie van eene beweegbare brug met het afbreken der poort. De heer Bijleveld. Dat verband kan zeer goed bestaan en kan invloed op de stemming uitoefenen. Deze of gene vorm van de brug kanzooals ik straks reeds opmerkte, wenschelijk voorkomen, al naar gela«g de poort blijft bestaan of wordt gesloopt. De Voorzitter. Maar Burgemeester en Wethouders verlangen dat in ieder geval de brug hersteld wordt. De heer Bijleveld. Dat is de quaestie niet; tegen herstel van de brug, waar die noodig isheb ik allerminst bezwaaren ik geloof nietdat iemand zich daartegen zal verzetten* omdat niemand de verantwoordelijkheid voor mogelijk gevaar zou willen dragen. Mijn voorstel is de beslissing over dit punt aan te houden tot na de beslissing over het lot van de poort. Daar mede wordt niets gepraejudicieerd. De heer Goudsmit. Ik geloof dat alles afhangt van de vraag, in welk stadium de quaestie van de Morschpoort zich bevindt. Daarom ben ik zoo vrij te vragen is die zaak der afbreking in het stadium van voorbereiding, of is het eene zaak die nog in de lncht hangt? Is dit laatste het geval, dan moet de brug hersteld wordenwant ik ben het geheel eens met den heer Seeligdat men met geen zekerheid voorspellen kanhoe lang eene bouw vallige brug in dien toestand blijven kan, zonder gevaar voor het publiek te veroorzaken. Is daarentegen de quaestie van de Morschpoort in staat van wijzen, dan geef ik in overweging in no. 85 van geen vaste brug te spreken en alleen te zeggen vernieuwen van de brug over den Singel aan de Morschpoort ƒ5800. De Voorzitter. Op de eerste vraag moet ik antwoordendat het voor stel gedaan is door de Commissie van Financiën om de poort te amoveeren waarover bij deze begrooting zal moeten worden beslist. Wat betreft het voorstel om het woord «vaste" uit de omschrijving van het artikel weg te laten, daatmede kan ik mij zeer goed vereenigen. De heer Seelig. Nog enkele opmerkingen. 1°. Zal het eene vaste eene ophaal- of draaibrug zijn? M. i. verdient eene vaste brug verre de voorkeur, indien geene overwegende motieven voor eene andere inrich ting pleitenen die heb ik niet hooren aanvoeren. Trekken er zoo veel schuiten door naar de spoorweghaven? Neen. Ware dat wèl het geval, of indien de Ilollandsche Spoorwegmaatschappij in haar belang eene bij drage had willen gevendan hadden wij ook eene draaibrug voorgesteld. 2°. De verdaging der stemming, waartoe zou zij dienen? Waarschijnlijk zal over het afbreken der Morschpoort binnen 24 uren beslist zijn. Maar binnen dat tijdstip kan geen wèl afgerond voorstel ingediend worden, ge baseerd op den door de opruiming te ontstanen toestand. De heer Van der Lith. Het korte uitstel zal dat voordeel hebben, dat wij dan beter weten wat wij doen. Als de beslissing over het al of niet amoveeren van de Morschpoort voorgaat, dan hebben wij een leidraad om te beslissen, welk soort van brug er zal zijn. Blijft de Morschpoort, dan bedekt zij de brug voor het gezicht en kan men met een eenvoudig werk volstaan. Daar is dus wel degelijk verband. De Voorzitter. Het komt toch waarlijk op hetzelfde neer. Als wij straks beslissen, dat de poort zal vallenen daarna dat de brug zal veranderd wor den dan wordt aan Burgemeester en Wethouders opgedragen nadere voor stellen te doen en teekeningen over te leggen. De heer Du Rieu. Ik merk op dat de quaestie over het herstellen van de poort behoort bij art. 95. Wij zijn nu reeds aan n°. 86. Wanneer de herstelling van de poort niet wordt goedgekeurddan is daardoor het lot van de poort beslist en zal zij vallen. De Voorzitter. Ik wensch te kennen te geven, dat ik mij met het amendement van den heer Goudsmit vereenig en het overneem. De heer Cock. Ik acht het noodig te verklaren dat ik tegen het amen dement zal stemmen, omdat ik liever geen brug heb dan eene v&ste brug. Het amendement Goudsmit wordt aangenomen met algemeene stemmen tegen een, die van den heer Cock, zoodat het woord vaste vervalt. De Voorzitter. Voor de Kwaakbrug over de Langegracht moet, gelijk reeds in ons antwoord is medegedeeld, nog ƒ400 meer worden uitgetrokken tot algeheele vernieuwing, zoodat de post nu wordt voorgesteld op ƒ1200. No. 85 wordt aldus gewijzigd goedgekeurd. No. 86. Onderhoud van pompen en riolen ƒ9220. De Voorzitter. De Commissie van Financiën geeft in haar rapport den wenk om een algem'een plan te ontwerpenvolgens hetwelk de riolen in de geheele gemeente zullen worden hersteld. Ik kan mededeelendat ik van de Commissie van Fabrioage eene opgaaf heb ontvangen van hetgeen aan de orde zal komen. Zie hier de opgaaf: «Vervolgen van omstreeks de halve lengte der Gorte- en Haverstraten met een gedeelte der Kraaierstraatde Rijnstraat en de Pak huisstraat de St. Aagtenstraat; de Kruisstraat, met de Sinidssteeg tot aan het Galgewater; de Hoogewoerd van de Kraaierstraat tot het eind; de Pieterskerk-Koorateegde Schoolsteeg uit het midden tot aan de Breê- straat." Ik merk nog op dat dit wordt opgegeven als noodzakelijk. Intusschen gebeurt het wel dat er nog iets voorkomtdat nog meer dringend nood zakelijk is; zoodanige werken moeten voorgaan. De post wordt goedgekeurd. No. 8990 worden goedgekeurd als volgt: Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken 7320; Onderhoud van klokken, horloges, speelwerken en dergelijke ƒ700; Kosten van aanleg en onderhoud der algemeene begraafplaats ƒ50; Onderhoud van vaartui gen ƒ600. No. 91. Onderhoud van de schietbaan. Memorie. De heer Scheltema. In het verslag van den toestand der gemeente las ik met verwondering het volgende«van de schietbaan geen gebruik gemaakt wordende, werd aan het «onderhoud niets ten koste gelegd." In de memorie van toelichting zeggen Burgemeester en Wethouders ongeveer hetzelfde. Juist het tegenovergestelde is echter het geval. De schietbaan is hoog noodigzoowel voor het garnizoen als voor de schutterijmaar zij wordt niet gebruikt, omdat zij niet onderhouden wordt en daardoor niet bruikbaar is. Ik heb intusschen met genoegen geziendat de post pro memorie is uitgetrokken en zal dus eerlang de vrijheid nemen të verzoeken dat zij in orde worde gebracht. De Voorzitter. De schietbaan wordt niet gebruiktalleen omdat de richting door het Ministerie van Oorlog als gevaarlijk is aangemerkt', maarniet omdat zij niet in orde is of onbruikbaar is geworden. Het is eene geschie denis van jaren herwaarts. De baan is gelegd in overleg met den toenma- ligen Minister van Oorlog en volgens, teekeningen door het ministerie ver strekt. Door de autoriteiten, van wege den Minister van Oorlog gezonden, is de baan opgenomengoedgekeurd niet alleenmaar als een model-schiet baan geprezen. Maar nauwelijks was zij in gebruik of men bevond dat er eenige kogels buiten de baan waren terecht gekomen. Hiervan werd door den Burgemeester van Leiderdorp proces-verbaal opgemaakt en het sluiten van de baan volgde alras. Een onderzoek werd ingesteldde genie wilde wijziging aanbrengendit geschiedde. Er waren echter wederom kogels buiten de baan gekomener werd andermaal wijziging aangebrachttotdat uwe vergadering besloot verder geene uitgaven meer toe te staan. Ver scheidene voorstellen werden nog gedaan om voor rekening van Oorlog wij zigingen aan te brengen, maar alle zijn verworpen en niet minder dan vier opvolgende Ministers van Oorlog hebben eenstemmig te kennen gege ven,- dat de richting niet goed was. Ik deel die meening evenwel niet, evenmin' als ik geloofde aan al die overdreven vérhalen. Als toch de richting, zooals die nu is, gevaarlijk is, dan kan zij, naar welk ander punt ook gericht, mede gevaarlijk zijn, omdat toch in elke richting van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 6